ECLI:NL:RBOVE:2025:604

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 februari 2025
Publicatiedatum
4 februari 2025
Zaaknummer
08.079936.24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het bezit en verspreiden van kinderporno met een gewoonte maken van

Op 4 februari 2025 heeft de Rechtbank Overijssel in Zwolle uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het bezit en de verspreiding van kinderporno. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het verwerven, in bezit hebben en verspreiden van kinderporno in de periode van 1 april 2009 tot en met 12 juni 2023. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 360 dagen, waarvan 359 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het maken van een gewoonte van het bezit van kinderporno, waarbij hij in totaal 1080 afbeeldingen in zijn bezit had. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen sprake was van verjaring van de ten laste gelegde feiten, omdat de wetgeving op het moment van de feiten niet voorzag in verjaring voor dergelijke misdrijven. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij sinds oktober 2022 onder behandeling is bij een forensische polikliniek en dat hij zich bewust is van zijn afwijkende seksuele voorkeur. De rechtbank heeft rekening gehouden met de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd en de persoon van de verdachte, en heeft besloten om een grotendeels voorwaardelijke straf op te leggen, met bijzondere voorwaarden zoals toezicht door de reclassering en ambulante behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.079936.24 (P)
Datum vonnis: 4 februari 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1978 in [geboorteplaats],
wonende aan de [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 21 januari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. J. de Haan, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode van 1 april 2009 tot en met 12 juni 2023 kinderporno heeft verworven, in bezit heeft gehad en heeft verspreid en daarvan een gewoonte heeft gemaakt.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij
op een of meer tijdstippen
in of omstreeks de periode van 1 april 2009 tot en met 12 juni 2023
te Deventer, althans in Nederland,
meermalen, althans eenmaal
afbeeldingen, te weten te weten foto’s en/of video’s en/of films
en/of gegevensdragers bevattende afbeeldingen - te weten twee USB-sticks (ibn-nummer [nummer 1] en [nummer 2]) en/of twee desktops (ibn-nummer [nummer 3]) en/of een externe harde schijf (ibn-nummer [nummer 4]), bevattende afbeeldingen
van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken,
heeft
verspreid en/of
aangeboden en/of
verworven,
in bezit gehad en/of
zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft
welke seksuele gedragingen – zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met de/een penis oraal penetreren van het lichaam van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(afbeeldingsnummer in overzicht geselecteerde afbeeldingen en toonmap: 1)
en/of
het met een vinger/hand betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of
het als persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt met een vinger/hand betasten en/of aanraken van het eigen geslachtsdeel
(afbeeldingsnummer(s) in overzicht geselecteerde afbeeldingen en toonmap: 2 en 3)
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij
de uitsnede van de foto’s/films nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van die persoon in beeld gebracht worden,
(waarbij) die afbeelding(en) (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking had(den) en/of strekte(n) tot seksuele prikkeling
(afbeeldingsnummer(s) in overzicht geselecteerde afbeeldingen en toonmap: 4, 5 en 6)
terwijl hij, verdachte, van het plegen van dit misdrijf aldus een gewoonte heeft gemaakt;

3.De ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie

3.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat een deel van de ten laste gelegde periode, namelijk de periode vóór 12 juni 2011, verjaard is. Het Openbaar Ministerie dient om die reden voor dat deel van de ten laste gelegde periode niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vervolging.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie ten aanzien van de gehele ten laste gelegde periode ontvankelijk is in de vervolging.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Het ten laste gelegde is tot 1 juli 2024 strafbaar gesteld in artikel 240b, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr). De ten laste gelegde periode start op 1 april 2009.
Bij wetswijziging van 1 april 2013 en 1 juli 2024 is artikel 70 Sr gewijzigd.
Artikel 70, tweede lid, aanhef en onder 2, Sr bepaalde sinds de wetswijziging van 1 april 2013 (geldend tot 1 juli 2024) dat het recht tot strafvervolging voor een feit als bedoeld in artikel 240b, tweede lid, Sr niet vervalt door verjaring. Deze bepaling is met ingang van
1 april 2013 direct van toepassing geworden, zij het dat een op dat moment reeds voltooide verjaring geëerbiedigd dient te worden. [1] Dit betekent in deze zaak dat geen sprake is van verjaring, tenzij de rechtbank vaststelt dat vóór 1 april 2013 al sprake was van verjaring van de ten laste gelegde handelingen. Dit vaststellen dient te gebeuren aan de hand van artikel 70 Sr, zoals dat gold van 1 februari 2008 tot 1 april 2013. Dat artikel bepaalde dat het recht tot strafvervolging voor feiten als bedoeld in artikel 240b, tweede lid, Sr, verviel na verloop van twaalf jaren (gelet op de strafbedreiging van maximaal zes respectievelijk acht jaren gevangenisstraf). Nu op 1 april 2013 nog geen twaalf jaren waren verstreken vanaf 1 april 2009, was dus ten tijde van de wetswijziging op 1 april 2013 nog geen sprake van verjaring.
De wetswijziging van 1 juli 2024 waarbij artikel 70 Sr opnieuw is gewijzigd maakt dit niet anders, nu de nieuwe strafbaarstelling van het bezit van kinderporno, te weten artikel 252 Sr, nog steeds een misdrijf betreft dat niet verjaart (artikel 70, tweede lid, aanhef en onder 2, Sr).
De rechtbank stelt vast dat het aan verdachte ten laste gelegde misdrijf niet is verjaard en dat de officier van justitie met betrekking tot de gehele ten laste gelegde periode ontvankelijk is in de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen, met uitzondering van het verspreiden/verwerven van kinderporno in de ten laste gelegde periode vóór 1 januari 2010, nu deze handelingen pas vanaf 1 januari 2010 strafbaar zijn gesteld. Gelet op de hoeveelheid afbeeldingen, de periode waarin en de frequentie waarmee verdachte kinderporno heeft verworven, verspreid en in zijn bezit heeft gehad, kan ook worden bewezen dat hij daarvan een gewoonte heeft gemaakt.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte kinderporno heeft verworven, verspreid en in zijn bezit heeft gehad in de periode van 12 juni 2011 tot en met 18 oktober 2022. De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte op 18 oktober 2022 uit eigen beweging met therapie is gestart en dat hij daaraan voorafgaand alle kinderpornografische afbeeldingen van zijn gegevensdragers heeft verwijderd. Het opzet van verdachte op het bezitten en verspreiden van kinderporno in de periode ná 18 oktober 2022 kan om die reden niet worden bewezen. De raadsman heeft ten aanzien van de ten laste gelegde periode verder opgemerkt dat het verspreiden/verwerven van kinderporno pas vanaf 1 januari 2010 strafbaar is gesteld.
De raadsman heeft ten slotte vrijspraak bepleit van het onderdeel ‘een gewoonte maken van’, nu op basis van het dossier onvoldoende is gebleken dat sprake is geweest van een zodanige frequentie en intensiteit van het gebruik van kinderpornografische afbeeldingen dat daarvan kan worden gesproken. Dit onderdeel kan volgens de raadsman niet alleen op basis van de eigen verklaring van verdachte worden bewezen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu, behoudens de hierna te bespreken verweren inzake de periode en het ‘een gewoonte maken van’, verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. [2]
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van
21 januari 2025;
  • het proces-verbaal van binnentreden in woning verdachte van verbalisant [verbalisant 3] van 15 juni 2024, pagina’s 39 tot en met 41;
  • het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van
25 januari 2024, pagina’s 48 tot en met 51;
- het proces-verbaal Beschrijving kinderpornografisch materiaal van verbalisant
[verbalisant 2] van 21 maart 2024, met bijlagen I en II, pagina’s 53 tot en met 66.
4.3.2
Ten aanzien van de periode
Uit het dossier blijkt dat op 12 juni 2023 bij verdachte gegevensdragers met kinderpornografische afbeeldingen zijn aangetroffen. Een aantal van deze gegevensdragers heeft een laatste benaderdatum in de periode van april 2009 tot en met april 2023. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat kan worden vastgesteld dat verdachte ook in de periode ná 18 oktober 2022 in het bezit is geweest van kinderporno en dat hij ten aanzien daarvan, gelet op de hiervoor genoemde laatste benaderdatum, handelingen heeft verricht. De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van de gehele ten laste gelegde periode.
Ten aanzien van de onderdelen ‘het verwerven’, ‘het aanbieden’ en het ‘zich daartoe de toegang verschaffen door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst’ geldt dat deze handelingen pas met ingang van 1 januari 2010 strafbaar zijn gesteld, zodat de rechtbank verdachte voor die onderdelen in de periode van
1 april 2009 tot 1 januari 2010 zal vrijspreken.
4.3.3
Ten aanzien van ‘een gewoonte’
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat de intensiteit waarmee hij gedurende de ten laste gelegde periode bezig was met kinderporno verschilde; soms dagelijks en dan weer een paar maanden niet, maar in elk geval in elk jaar van de ten laste gelegde periode. Op basis van het dossier en de eigen verklaring van verdachte kan worden vastgesteld dat verdachte gedurende een periode van ruim veertien jaren op verschillende momenten telkens een grote hoeveelheid afbeeldingen in zijn bezit heeft gehad en deze afbeeldingen ook heeft verspreid. In totaal gaat het om het bezit van 1080 kinderpornografische afbeeldingen die op verschillende gegevensdragers zijn aangetroffen. De rechtbank acht daarmee wettig en overtuigend bewezen dat verdachte van de aan hem verweten gedragingen een gewoonte heeft gemaakt.
4.3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de genoemde bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt en het hiervoor overwogene wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 april 2009 tot en met 12 juni 2023 te Deventer, meermalen afbeeldingen, te weten foto’s en video’s en gegevensdragers - te weten twee USB-sticks (ibn-nummer [nummer 1] en [nummer 2]) en twee desktops (ibn-nummer [nummer 3]) en een externe harde schijf (ibn-nummer [nummer 4]) - bevattende afbeeldingen van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken, heeft
verspreid en/of aangeboden en/of verworven, in bezit gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft, welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met een penis oraal penetreren van het lichaam van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en
het met een vinger/hand betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of het als persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt met een vinger/hand betasten en/of aanraken van het eigen geslachtsdeel
en
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij de uitsnede van de foto’s nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van die persoon in beeld gebracht worden,
(waarbij) die afbeelding(en) (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking had(den) en/of strekte(n) tot seksuele prikkeling
terwijl hij, verdachte, van het plegen van dit misdrijf aldus een gewoonte heeft gemaakt.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 240b Sr (oud). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
het misdrijf:
een afbeelding/gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, verspreiden/aanbieden/verwerven/in bezit hebben/zich door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang daartoe verschaffen, terwijl van het plegen van dit misdrijf een gewoonte wordt gemaakt.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, mede gelet op het bepaalde in artikel 22b Sr, gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Aan het voorwaardelijke strafdeel dienen de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te worden verbonden, zoals die zijn opgenomen in het reclasseringsadvies van Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering (hierna: het reclasseringsadvies) van 14 oktober 2024.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat kan worden volstaan met het opleggen van een taakstraf van 240 uren met daarnaast een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden met een proeftijd van drie jaren en daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. De raadsman heeft verzocht rekening te houden met het feit dat verdachte reeds in oktober 2022 uit eigen beweging is gestart met behandeling bij Transfore. Verdachte heeft volledig meegewerkt aan het strafrechtelijk onderzoek en heeft direct opening van zaken gegeven.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en de ernst van het feit
Verdachte heeft een gewoonte gemaakt van het verspreiden, verwerven en in bezit hebben van een grote hoeveelheid kinderporno. De aangetroffen beelden bestonden hoofdzakelijk uit poserende minderjarige jongens. Verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan een ernstig strafbaar feit. In veel gevallen lopen kinderen die zijn betrokken bij de productie van kinderporno en het daarmee gepaard gaande seksuele misbruik, ernstige psychische en soms ook lichamelijke schade op. Verdachte heeft met zijn handelen bijgedragen aan de instandhouding van de vraag naar en de productie van kinderporno en niet stilgestaan bij de gevolgen daarvan voor de slachtoffers. Hij heeft uitsluitend oog gehad voor de bevrediging van zijn eigen behoeftes.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 5 december 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het over verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies van 14 oktober 2024. De reclassering beschrijft dat verdachte een seksuele voorkeur heeft voor jongens in de leeftijd van 7 tot 14 jaar en dat verdachte zich bewust is van deze afwijkende seksuele voorkeur. Verdachte staat sinds oktober 2022 op eigen initiatief onder behandeling bij de forensische polikliniek Transfore en toont zich welwillend in de behandeling om tot gedragsverandering te komen en recidive in de toekomst te voorkomen. Deze behandeling en de stabiliteit die verdachte op alle praktische leefgebieden heeft, worden door de reclassering gezien als beschermende en recidive verlagende factoren. De omstandigheid dat nagenoeg niemand in de omgeving van verdachte, naast zijn ouders, op de hoogte is van zijn seksuele voorkeur wordt daarentegen gezien als risicofactor en recidive verhogend. Het recidiverisico wordt door de reclassering ingeschat als laag tot gemiddeld. Mede gelet daarop ziet de reclassering meerwaarde in een reclasseringstraject. De reclassering adviseert om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, (voortzetting van de) ambulante behandeling bij Transfore en het vermijden van kinderporno, waarbij het toezicht daarop kan bestaan uit controle van gegevensdragers. De reclassering verwacht dat het opleggen van een (onvoorwaardelijke) gevangenisstraf de kans op recidive zal verhogen.
De straf of maatregel
Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf heeft de rechtbank acht geslagen op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor een gewoonte maken van het bezitten dan wel verspreiden en aanbieden van kinderporno wordt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één respectievelijk twee jaar als oriëntatiepunt gegeven. De rechtbank stelt vast dat het taakstrafverbod (artikel 22b Sr) van toepassing is. Gelet op het voorgaande, alsook de aard en ernst van het gepleegde feit, is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel passend en geboden is.
De rechtbank zal in belangrijke mate in strafmatigende zin rekening houden met de omstandigheid dat verdachte op eigen initiatief en voordat hij als verdachte werd aangemerkt, met een behandeltraject is gestart en dat hij zich hiervoor al ruim twee jaren inzet. Daarnaast is sprake van stabiliteit op alle leefgebieden. Deze omstandigheden zijn belangrijke risicobeperkende factoren. De rechtbank hecht bovendien waarde aan het inzicht van verdachte in zijn handelen, zijn proceshouding en het feit dat hij verantwoordelijkheid neemt. De rechtbank acht het vanuit het oogpunt van het voorkomen van recidive dan ook van belang dat de behandeling van verdachte en zijn stabiele leefsituatie niet worden doorkruist door een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een grotendeels voorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. De rechtbank zal daarom aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 360 dagen waarvan 359 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren opleggen. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk deel de bijzondere voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de reclassering. Naar het oordeel van de rechtbank is daarnaast een taakstraf van 240 uren passend en geboden.
7.4
De in beslag genomen voorwerpen
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat alle op de beslaglijst vermelde voorwerpen moeten worden onttrokken aan het verkeer, met uitzondering van de laptop met voorwerpnummer [nummer 5] en de HDD-schijf met voorwerpnummer [nummer 6].
De raadsman heeft zich gerefereerd ten aanzien van de in beslag genomen gegevensdragers.
De rechtbank is van oordeel dat de op de als bijlage aangehechte beslaglijst vermelde goederen (met uitzondering van de laptop met voorwerpnummer [nummer 5] en de HDD-schijf met voorwerpnummer [nummer 6]) vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer aangezien met betrekking tot deze voorwerpen het feit is begaan en zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.
De rechtbank zal geen beslissing nemen ten aanzien van de laptop met voorwerpnummer [nummer 5] en de HDD-schijf met voorwerpnummer [nummer 6], nu verdachte afstand heeft gedaan van de laptop en de HDD-schijf er (blijkens de kennisgeving van inbeslagneming) bij nader inzien niet blijkt te zijn.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b en 36c Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf: een afbeelding/gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, verspreiden/aanbieden/verwerven/in bezit hebben/zich door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang daartoe verschaffen, terwijl van het plegen van dit misdrijf een gewoonte wordt gemaakt;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
360 (driehonderdzestig) dagen;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
359 (driehonderdnegenenvijftig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
De rechter kan de tenuitvoerlegging ook gelasten indien verdachte gedurende de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende bijzondere voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
  • zich gedurende de proeftijd meldt bij de reclassering, op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang de reclassering dat nodig acht;
  • zich gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering noodzakelijk acht, ambulant laat behandelen bij de forensische polikliniek Transfore te Deventer. De behandeling is reeds gestart op 18 oktober 2022. Verdachte zal zich houden aan de regels en aanwijzingen die door de zorgverlener zullen worden gegeven;
  • vermijdt dat hij in aanraking komt met kinderpornografisch materiaal en vermijdt dat er kinderpornografisch materiaal op zijn digitale gegevensdragers komt. Verdachte onthoudt zich op elke wijze dan ook van:
o het seksueel getint communiceren met minderjarigen;
o het bezoeken van een digitale omgeving waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen;
o het bezoeken van een digitale omgeving waarin over seksuele handelingen met minderjarigen wordt gecommuniceerd.
Verdachte is tijdens de gesprekken met de reclassering open over hoe hij denkt het voornoemde gedrag te voorkomen;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden. Het toezicht op de laatst vermelde voorwaarde kan onder andere bestaan uit controles van geautomatiseerde werken en digitale gegevensdragers; de verdachte werkt daaraan mee tijdens een huisbezoek; deze controles mogen gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren maximaal 3 (drie) keer per jaar worden uitgevoerd en mogen - voor zover het gedrag bedoeld onder het tweede en derde gedachtestreepje van de gestelde voorwaarde betreft - slechts op zodanige wijze worden uitgevoerd dat niet door een persoon kennis wordt genomen van de inhoud van afbeeldingen (geautomatiseerde controle is derhalve wel toegestaan). Ten behoeve van deze controle mag een deskundige (niet zijnde een opsporingsambtenaar) de reclassering (technische) ondersteuning bieden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
de in beslag genomen voorwerpen
- verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen voorwerpen, te weten de volgende op de beslaglijst genoemde voorwerpen:
  • een USB-stick met nummer [nummer 7];
  • een USB-stick met nummer [nummer 8];
  • een desktop met nummer [nummer 9], inclusief een SSD-kaart met nummer [nummer 10] en een HDD-schijf met nummer [nummer 11];
  • een desktop met nummer [nummer 12], inclusief een HDD-schijf met nummer [nummer 13];
  • een externe harde schijf met nummer [nummer 14].
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Peper, voorzitter, mr. N.J.C. Monincx en
mr. M.W. Eshuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J. Seuters en mr. L. Kannegieter, griffiers, en is in het openbaar uitgesproken op 4 februari 2025.

Voetnoten

1.HR 29 januari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK1998; HR 17 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:2013.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie- eenheid Oost-Nederland, Team Bestrijding Kinderpornografie en Kindersekstoerisme, met nummer ONRBD23012. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.