7.5Het oordeel van de rechtbank
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De rechtbank stelt op basis van de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting vast dat voldoende verband bestaat tussen het bewezen verklaarde handelen van verdachte en de door de benadeelde partij gestelde schade om te kunnen aannemen dat aan de benadeelde door dit handelen rechtstreekse schade is toegebracht.
De rechtbank overweegt over de gevorderde schadeposten als volgt.
Op basis van artikel 6:106, lid 1, aanhef en onder b, BW kan een benadeelde partij in beperkte gevallen aanspraak maken op vergoeding van andere schade dan vermogensschade, zoals in het geval dat de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast. Gelet op wat de rechtbank eerder in dit vonnis in de bewezenverklaring en de strafmotivering heeft vastgesteld over de aard van het handelen van verdachte waarvan de benadeelde het slachtoffer is geworden, in het bijzonder over de zeer vergaande seksuele handelingen die verdachte met het slachtoffer heeft verricht, de omstandigheden waaronder deze zijn verricht en de frequentie daarvan, is de rechtbank van oordeel dat de aard en de ernst van de normschending in dit geval meebrengen dat de door benadeelde partij ondervonden nadelige gevolgen zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
De rechtbank schat, rekening houdend met de beschreven impact van de feiten en de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen worden toegekend, de schade van de benadeelde partij op een bedrag van € 10.000,-- en zal het gevorderde dus geheel toewijzen.
Met betrekking tot de gevorderde materiële schade heeft de benadeelde gesteld dat sprake is van verplaatste schade.
Artikel 6:107 lid 1 onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW) luidt als volgt:
“Indien iemand ten gevolge van een gebeurtenis waarvoor een ander aansprakelijk is, lichamelijk of geestelijk letsel oploopt, is die ander behalve tot vergoeding van de schade van de gekwetste zelf, ook verplicht tot vergoeding van:
a. de kosten die een derde anders dan krachtens een verzekering ten behoeve van de gekwetste heeft gemaakt en die deze laatste, zo hij ze zelf zou hebben gemaakt, van die ander had kunnen vorderen”.
Gezien dit artikel en gezien het feit dat hiervoor is vastgesteld dat de benadeelde immateriële schade heeft geleden die door verdachte vergoed moet worden, kan ook een vergoeding worden gevorderd voor verplaatste schade. Zoals hierboven is overwogen, ligt gezien de aard en de ernst van de feiten en de gevolgen daarvan geestelijk letsel bij [slachtoffer 2] voor de hand. Daarbij is van belang dat de Hoge Raad in een arrest van 5 december 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BE9998) heeft bepaald dat het feit dat artikel 6:107 BW aan derden een eigen recht op schadevergoeding toekent, niet afdoet aan de bevoegdheid van het slachtoffer om ook zelf vergoeding van deze schade te vorderen. Dat betekent dat de benadeelde partij de kosten die haar moeder ten behoeve van haar heeft moeten maken als gevolg van het handelen van verdachte, van verdachte kan vorderen. Dit kan echter alleen voor zover zij deze kosten zelf had kunnen vorderen als zij deze gemaakt zou hebben. De gevraagde vergoeding voor de kosten voor het wijzigen van het telefoonnummer van de benadeelde partij is voldoende onderbouwd en niet betwist. Deze vordering zal door de rechtbank worden toegewezen.
Ten aanzien van de gevorderde abonnementskosten blijkt uit de overgelegde stukken dat niet alleen sprake is van abonnementskosten, maar ook van een afbetaling van de daarbij behorende telefoon. Deze kosten kunnen niet worden aangemerkt als rechtstreekse schade dat een gevolg is van het handelen van verdachte.
De gevorderde reis- en verletkosten in verband met bezoeken aan het politiebureau en de advocaat, vormen geen schade die rechtstreeks is geleden door het strafbare feit. Voor zover bedoeld is het bedrag van deze reiskosten niet als vergoeding van schade maar als proceskosten te vorderen, overweegt de rechtbank dat uit artikel 238 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering volgt dat (alleen) een in persoon procederende partij reis- en aanverwante kosten als proceskosten vergoed kan krijgen. In deze procedure heeft de benadeelde partij geprocedeerd met bijstand van een gemachtigde en dus niet in persoon. Bijzondere omstandigheden op grond waarvan in dit geval een uitzondering zou moeten worden gemaakt, zijn gesteld noch gebleken.
De benadeelde partij zal in de vordering met betrekking tot de abonnementskosten en de reis- en verletkosten niet-ontvankelijk worden verklaard.
De toe te wijzen vordering
De rechtbank zal, op basis van het voorgaande, de door de benadeelde partij gevorderde schadevergoeding toewijzen tot een bedrag van € 10.009,99, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf 5 december 2024. De benadeelde partij wordt in de vordering voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 85 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij vordert vergoeding van immateriële en materiële schade. Zij stelt dat zij zelf schade heeft geleden die zowel het gevolg is van het handelen van verdachte dat bewezen is verklaard onder feit 1 (dus het handelen jegens haar dochter [slachtoffer 2]) als van het handelen dat bewezen is verklaard onder feit 2 (het handelen tegenover haarzelf). Namens de benadeelde partij is gesteld dat de gevolgen van beide feiten voor de benadeelde zo voor de hand liggen dat een aantasting in haar persoon op andere wijze als bedoeld in artikel 6:106 lid 1, onder b, BW kan worden aangenomen.
Met betrekking tot het handelen van verdachte dat is bewezen onder feit 1, is de rechtbank van oordeel dat verdachte de benadeelde partij, als moeder van het slachtoffer, geen rechtstreekse schade heeft toegebracht. De door de raadsvrouw aangehaalde voorbeelden van uitspraken waarbij een benadeelde als ouder wél directe schade leed als gevolg van een zedenmisdrijf waarvan een kind slachtoffer was, zijn situaties waarbij sprake was van een vertrouwensrelatie tussen de ouders en de dader. In die gevallen werd mede op grond van een ernstige schending van dat vertrouwen een normschending ten opzichte van de ouders aangenomen. Nu de benadeelde partij en verdachte elkaar niet kenden, is daarvan in dit geval geen sprake. De rechtbank ziet ook geen andere redenen om aan te nemen dat in deze zaak sprake is van rechtstreekse schade die door de benadeelde partij is geleden als gevolg van
feit 1.
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade als gevolg van feit 2, is de rechtbank van oordeel dat de nadelige gevolgen van dit feit niet zozeer voor de hand liggen dat geen nadere onderbouwing nodig is voor het vaststellen van een aantasting in de persoon. Nu deze onderbouwing ontbreekt, kan een aantasting in de persoon niet worden vastgesteld en kan geen immateriële schadevergoeding worden toegewezen. De gestelde materiële schade bestaat uit (medische) kosten die ook een gevolg zijn van de gestelde aantasting in de persoon. Ook deze vordering kan zonder nadere onderbouwing niet worden toegewezen.
Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om de schadeposten alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de benadeelde partij in de gehele vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.