Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het onderzoek op de terechtzitting
2.De tenlastelegging
3.De bewijsmotivering
26Trevino’. Dit onderzoek is op 14 februari 2024 gestart naar aanleiding van een aan het onderzoeksteam verstrekt proces-verbaal van het Team Criminele Inlichtingen (TCI), waarin onder meer stond dat een schuur aan de [adres] – zijnde het woonadres van verdachte – wordt gebruikt als productielocatie voor synthetische drugs. Door onder andere de inzet van een politiecamera werd vanaf 14 maart 2024 zicht verkregen op de bewuste schuur. Op 22 maart 2024 werd door de politie een nader onderzoek in deze schuur ingesteld. Aldaar werd een in werking zijnde productieruimte voor het vervaardigen van MDMA aangetroffen waarbij sprake was van het op grootschalige en professionele wijze produceren van MDMA. In de schuur werden de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op heterdaad aangehouden. [1]
De criminele organisatie en haar deelnemers
Het oogmerk van de organisatie
wijze produceren van MDMA.
De rol van verdachte
Conclusie
Conclusie
Vaststelling middel lijst I Opiumwet
Voorbereidings- en bevorderingshandelingen MDMA-productie
Conclusie
- aceton (UN 1090);
- caustic soda (UN 1823);
- methylamine in methanol (UN 1235);
- platina-oxide (UN 1479);
- waterstofgas (UN 1049);
- zoutzuur (UN 1789).
Conclusie
4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, derde lid, vierde lid, vijfde lid, artikel 10a, eerste lid, van de Opiumwet;
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde/vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen/stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.
5.De strafbaarheid van verdachte
6.De op te leggen straf of maatregel
7.De toegepaste wettelijke voorschriften
8.De beslissing
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, derde lid, vierde lid, vijfde lid, artikel 10a, eerste lid, van de Opiumwet;
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde/vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen/stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.
gevangenisstrafvoor de duur van
720 (zevenhonderdtwintig) dagen;
663 (zeshonderddrieënzestig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte zich voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarenschuldig maakt aan een strafbaar feit;
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
480 (vierhonderdtachtig) uren;
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) dagen;