ECLI:NL:RBOVE:2025:585

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 februari 2025
Publicatiedatum
3 februari 2025
Zaaknummer
AK_24_2151
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verlening omgevingsvergunning voor de bouw van een vrijstaande woning

In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, wordt het beroep van eiseres tegen de verleende omgevingsvergunning voor het bouwen van een vrijstaande woning beoordeeld. De omgevingsvergunning werd verleend door het college van burgemeester en wethouders van Deventer op 6 september 2023. Eiseres, die naast het betrokken perceel woont, heeft bezwaar gemaakt tegen deze vergunning, maar het college verklaarde haar bezwaar ongegrond op 1 februari 2024. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, maar dit verzoek werd afgewezen op 25 juli 2024.

De rechtbank heeft de zaak op 16 januari 2025 behandeld. Eiseres stelt dat haar belangen onvoldoende zijn betrokken bij de besluitvorming en dat het bouwplan niet voldoet aan de redelijke eisen van welstand. Het college daarentegen stelt dat het bouwplan voldoet aan het bestemmingsplan, het Bouwbesluit en de bouwverordening. De rechtbank oordeelt dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan voldoet aan de redelijke eisen van welstand en dat er geen ruimte is voor een nadere belangenafweging.

De rechtbank wijst erop dat de omgevingsvergunning is verleend voor twee activiteiten: het bouwen van een bouwwerk en het aanleggen van een uitweg. Eiseres richt haar beroep alleen tegen de activiteit van het bouwen. De rechtbank concludeert dat het college de vergunning terecht heeft verleend en verklaart het beroep van eiseres ongegrond. Dit betekent dat de omgevingsvergunning in stand blijft en eiseres het griffierecht niet terugkrijgt.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/2151

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats 1], eiseres,

en

het college van burgemeester en wethouders van Deventer, het college,

(gemachtigde: ing. M.G.M. Wolbrink- Meijerink).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [derde belanghebbende] uit [woonplaats 2] (vergunninghouder).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de aan vergunning-houder verleende omgevingsvergunning voor het bouwen van een vrijstaande woning en
de aanleg van een uitweg.
Het college heeft deze omgevingsvergunning bij besluit van 6 september 2023 aan vergunninghouder verleend.
Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Met het bestreden besluit van 1 februari 2024 heeft het college het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld en heeft hangende dit beroep om het treffen van een voorlopige voorziening gevraagd. Bij uitspaak van 25 juli 2024 [1] heeft de voorzieningen-rechter dit verzoek afgewezen.
De rechtbank heeft het beroep op 16 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres samen met [naam], de gemachtigde van het college en de vergunninghouder.

Beoordeling door de rechtbank

De rechtbank beoordeelt het bestreden besluit. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Aanleiding
3. Bij besluit van 26 januari 2022 heeft de gemeenteraad van Deventer het bestemmingsplan “Chw bestemmingsplan [adres] ong. (naast [nummer])” vastgesteld. Dit plan voorziet in het vestigen van de woonfunctie voor ten hoogste twee wooneenheden op het onbebouwde perceel aan de [adres] naast nummer [nummer] (hierna: het betrokken perceel). Op dit plangebied was voorheen een volkstuin gesitueerd. Bij uitspraak van 11 oktober 2023 [2] heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) het beroep van eiseres tegen het bestemmingsplan “Chw bestemmingsplan [adres] ong. (naast [nummer])” ongegrond verklaard. Hiermee is het bestemmingsplan onherroepelijk geworden.
4. Eiseres woont naast het betrokken perceel.
5. Vergunninghouder heeft op 26 mei 2023 een aanvraag voor een omgevings-vergunning voor het bouwen van een bouwwerk en het aanleggen van een nieuwe uitweg op het betrokken perceel ingediend.
6. Hierop heeft de besluitvorming plaatsgevonden, zoals beschreven onder ‘Inleiding’.
Standpunten van partijen
7. Eiseres heeft zich – samengevat weergegeven en voor zover relevant voor deze procedure – op het standpunt gesteld dat het college haar belangen onvoldoende heeft betrokken bij de besluitvorming. Naar de mening van eiseres had haar aanvullende reactie van 11 januari 2024 door de bezwaarschriftencommissie betrokken moeten worden in het uitgebrachte advies, is niet onderbouwd dat het bouwplan voldoet aan de redelijke eisen van welstand en is sprake van strijd met het bestemmingsplan. Volgens eiseres bevindt de voorgevel zich niet in de voorgevel-bouwgrens en valt de rechterkant van de woning buiten het bouwvlak.
8. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat het bouwplan voldoet aan het bestemmingsplan, het Bouwbesluit, de bouwverordening en de redelijke eisen van welstand. Volgens het college is er in dat geval geen ruimte voor een nadere belangenafweging. Het college heeft erop gewezen dat de Afdeling heeft geoordeeld dat de gemeenteraad bij de vaststelling van het specifiek voor het betrokken perceel opgestelde bestemmingsplan in voldoende mate oog heeft gehad voor de belangen van eiseres. Volgens het college is in het bestreden besluit beslist over de aanvullende gronden van 11 januari 2024 (ontvangen op 14 januari 2024). Het college heeft alsnog een onderbouwd welstandadvies laten opmaken. Hieruit volgt dat het bouwplan aan de redelijke eisen van welstand voldoet. Het college heeft voorts een proces-verbaal van aanwijs overgelegd, waaruit volgt dat de voorgevel van de woning in de rooilijn wordt gebouwd.
Overwegingen
9. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo). De omgevingsvergunning is op 26 mei 2023 aangevraagd. Dat betekent dat de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
10. Voor zover eiseres in haar beroepschrift gronden naar voren heeft gebracht die betrekking hebben op de procedure rondom het bestemmingsplan, laat de rechtbank die hier buiten bespreking. In de uitspraak van 11 oktober 2023 heeft de Afdeling het bestemmingsplan en de totstandkoming daarvan beoordeeld en het hiertegen door eiseres gerichte beroep ongegrond verklaard. Daarmee is het bestemmingsplan onherroepelijk geworden.
11. De omgevingsvergunning is verleend voor twee activiteiten, namelijk ‘het bouwen van een bouwwerk’ en ‘het maken, hebben of veranderen van een uitweg’. Ter zitting heeft eiseres bevestigd dat haar beroep zich alleen richt tegen de omgevingsvergunning voor zover die betrekking heeft op de activiteit ‘het bouwen van een bouwwerk’.
12. In artikel 2.10 van de Wabo is het toetsingskader voor het bouwen van een bouwwerk opgenomen. Daarin is bepaald dat voor zover de aanvraag betrekking heeft op de activiteit bouwen, de omgevingsvergunning wordt geweigerd, indien:
a. naar het oordeel van het bevoegd gezag niet aannemelijk is gemaakt dat het bouwen voldoet aan de eisen uit het Bouwbesluit;
b. naar het oordeel van het bevoegd gezag niet aannemelijk is gemaakt dat het bouwen voldoet aan het bepaalde in de bouwverordening;
c. de aanvraag in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan;
d. de aanvraag in strijd is met de redelijke eisen van welstand.
13. Het gaat hier om een zogenoemd limitatief-imperatief toetsingskader. Dit betekent dat de omgevingsvergunning – in beginsel – moet worden geweigerd als de bouwactiviteit in strijd is met één of meer van deze weigeringsgronden. Als de bouwactiviteit niet in strijd is met één van deze weigeringsgronden dan moet de omgevingsvergunning worden verleend. De rechtbank volgt het college daarom in het standpunt dat er geen ruimte is voor een nadere belangenafweging waarin de belangen van eiseres als buurvrouw hadden moeten worden betrokken.
14. Het college heeft in beroep een onderbouwd ambtelijk welstandsadvies van 18 april 2024 overgelegd, nadat op 27 juni 2023 een akkoord was gegeven zonder nadere toelichting. In het advies van 18 april 2024 is vermeld dat het plan zich bevindt in het welstandsgebied wederopbouw. Er is getoetst aan ‘plaatsing’, ‘vorm’, ‘detaillering’, ‘materiaalgebruik’ en ‘kleurgebruik’. Geconcludeerd is dat het plan aan redelijke eisen van welstand voldoet.
14. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college, onder verwijzing naar het op 27 juni 2023 ambtelijk gegeven akkoord en het aanvullend opgestelde advies van 18 april 2024, zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan aan de redelijke eisen van welstand voldoet.
16. Met betrekking tot het betoog van eiseres dat er sprake is van strijd met het bestemmingsplan overweegt de rechtbank als volgt. Ter zitting van de rechtbank heeft het college toegelicht dat uit het proces-verbaal van aanwijs volgt dat de voorgevel hier in de voorgevelrooilijn ligt en dat sprake is van een bijgebouw in een toegestane zone buiten het bouwvlak. Eiseres heeft deze toelichting niet betwist. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat sprake is van strijd met het bestemmingsplan. Met betrekking tot de opmerkingen in het beroepschrift van eiseres over de warmtepomp en de airco merkt de rechtbank op dat het hier om aspecten van uitvoering gaat en dat het college met betrekking tot het geluidsniveau van de warmtepomp voorschriften aan de omgevingsvergunning heeft verbonden.
17. De rechtbank volgt eiseres niet in het betoog dat haar aanvullende reactie van 11 januari 2024 ten onrechte niet is betrokken bij het advies van de bezwaarschriften-commissie. Eiseres heeft deze aanvullende reactie pas na afloop van de hoorzitting gegeven. Gelet op dit moment van indienen door eiseres en gezien de omstandigheid dat het college deze aanvullende reactie heeft betrokken bij het nemen van de beslissing op bezwaar, is er geen grond voor het oordeel dat het college hiermee onjuist of onzorgvuldig zou hebben gehandeld.

Conclusie en gevolgen

18. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en dat de aan vergunninghouder verleende omgevingsvergunning in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Oosterveld, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Richart, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
De rechter is verhinderd om deze uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit betreft de procedure met zaaknummer ZWO 24/2915.