ECLI:NL:RBOVE:2025:580

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 februari 2025
Publicatiedatum
3 februari 2025
Zaaknummer
AK_24_2072
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing naturalisatieverzoek wegens niet voldoen aan verblijfsvereisten

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Overijssel het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar verzoek om naturalisatie. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 20 oktober 2023 afgewezen, omdat eiseres niet voldeed aan de voorwaarde van vijf jaar onafgebroken verblijf in Nederland. Eiseres had haar hoofdverblijf verplaatst naar België in afwachting van de beslissing op haar verzoek, wat volgens de rechtbank betekent dat zij niet de intentie had om haar verblijf in Nederland voort te zetten. De rechtbank heeft het beroep op 19 december 2024 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde niet verschenen. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de aanvraag niet disproportioneel was, gezien de wettelijke vereisten en de intentie van eiseres. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de verzoeken om terugbetaling van griffierecht en proceskosten af.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/2072

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. Y. Izgi),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. D.L. de Boer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar verzoek om naturalisatie.
1.1
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 20 oktober 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 18 januari 2024 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij die afwijzing gebleven.
1.2
Verweerder heeft op 2 september 2024 op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3
De rechtbank heeft het beroep op 19 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van verweerder. Eiseres en haar gemachtigde zijn met kennisgeving niet verschenen.

Overwegingen

2. De rechtbank beoordeelt of verweerder het verzoek tot naturalisatie op goede gronden heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
Overwegingen
3.1
Eiseres heeft op 29 maart 2023 een verzoek om naturalisatie ingediend.
3.2
Verweerder heeft die aanvraag afgewezen, omdat niet was voldaan aan één van de daarvoor geldende voorwaarden, te weten de voorwaarde dat zij – kort gezegd – tenminste sedert vijf jaren onmiddellijk voorafgaande aan het verzoek in Nederland haar hoofdverblijf heeft. Weliswaar had eiseres voordat zij op 29 maart 2023 het betreffende verzoek deed vijf jaar onafgebroken haar hoofdverblijf in Nederland, maar zij heeft zich voor de beslissing op haar verzoek (te weten 13 september 2023) uitgeschreven bij de gemeente [gemeente] en is toen vertrokken naar België waardoor dat hoofdverblijf na indiening van het verzoek niet – zoals volgens verweerder ingevolge de bewuste voorwaarde wel wordt geëist – onafgebroken heeft voortgeduurd.
3.3
Bij besluit van 18 januari 2024 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. In het besluit gaat verweerder in op dat wat eiseres in bezwaar heeft aangevoerd.
3.4
Eiseres heeft beroep ingesteld. Weliswaar betwist zij niet dat door haar uitschrijving en vertrek naar België haar hoofdverblijf in Nederland niet ‘onafgebroken’ heeft voortgeduurd, maar dit zou slechts een kleine fout zijn waarvan de gevolgen onevenredig zijn, nu zij weer jaren moet wachten alvorens zij een nieuw naturalisatieverzoek kan indienen. Zij was simpelweg niet op de hoogte van dit aspect van artikel 8, eerste lid, onder c van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) en heeft haar ‘fout’ direct hersteld toen zij hiervan wel op de hoogte raakte door zich meteen weer in te schrijven in [woonplaats]. [1]
Oordeel rechtbank
3.5
Ingevolge artikel 8, eerste lid, onder c RWN is het inderdaad zo dat eiseres alleen in aanmerking zou komen voor het Nederlanderschap wanneer zij – voor zover in deze zaak relevant – tenminste sedert vijf jaren onmiddellijk voorafgaande aan het verzoek in Nederland haar hoofdverblijf heeft.
Dat dit vereiste zo moet worden uitgelegd dat het eveneens geldt voor de periode vanaf het moment van indiening van het verzoek tot en met de beslissing op het verzoek, volgt uit de (op de wetshistorie [2] ) gebaseerde ‘Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap 2003’, waarin verweerder toelicht hoe hij (onder meer) art. 8 RWN uitlegt en toepast, alsmede uit de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. [3] De ratio van deze regel is ervoor te zorgen dat iemand voldoende ingeburgerd is in Nederland en tevens de intentie heeft om het hoofdverblijf in Nederland voort te zetten.
3.6
Artikel 10 RWN [4] biedt wel de mogelijkheid van naturalisatie wanneer aan (bijvoorbeeld) deze strikte regel van artikel 8, eerste lid, onder c RWN niet is voldaan. Uitgangspunt is dan dat er sprake is van een zeer ‘bijzonder geval’. In uitzonderlijke gevallen kunnen er namelijk belangen zijn die prevaleren boven het handhaven van de wettelijke voorwaarden voor naturalisatie. Het moet dan mogelijk zijn om van die voorwaarden af te wijken. Verweerder heeft bij de toepassing van artikel 10 RWN beoordelingsvrijheid en pleegt daarvan slechts terughoudend gebruik te maken in geval van zeer bijzondere omstandigheden. Het gaat dan om gevallen waarin redenen van staatsbelang of andere gewichtige Nederlandse (of Nederlands-Antilliaanse of Arubaanse) belangen zich voordoen. Ook in gevallen van ernstig ambtelijk verzuim of om humanitaire redenen kan worden afgeweken van (onder meer) deze voorwaarde voor naturalisatie. [5]
3.7
Nog los van het feit dat eiseres zich niet (rechtstreeks) op artikel 10 RWN heeft beroepen, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank in hetgeen eiseres heeft aangevoerd geen grond hoeven vinden om af te wijken van het vereiste in artikel 8, eerste lid, aanhef en onder c RWN. Van de hierboven onder 3.6 vermelde bijzondere omstandigheden is namelijk geen sprake.
3.8
Ook anderzijds heeft verweerder volgens de rechtbank geen aanleiding hoeven vinden om met toepassing van het evenredigheidsbeginsel (bedoeld in artikel 3:4, tweede lid, of artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht) van dit vereiste af te wijken. Gelet op de onder 3.5 benoemde ratio van het voorschrift van artikel 8, eerste lid, onder c RWN, welke juist is bedoeld om in situaties als de onderhavige niet tot naturalisatie over te gaan, is het afwijzen van de aanvraag (ook bij een ‘klein verblijfsgat’) niet disproportioneel. Uit het feit dat eiseres haar hoofdverblijf in afwachting van de beslissing op haar naturalisatieverzoek heeft verplaatst naar België, blijkt dat zij niet de intentie heeft of had om het hoofdverblijf in Nederland voort te zetten. Daarom heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank – ondanks de (eventuele) nadelige gevolgen daarvan voor eiseres – op goede gronden het verzoek tot naturalisatie afgewezen door niet af te wijken van het in artikel 8, eerste lid, onder c besloten liggen vereiste dat (ook) van een ‘verblijfsgat’ tussen verzoek en beslissing op verzoek geen sprake mag zijn.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. ter Haar, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Diele, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op 11 december 2023 heeft eiseres zich weer ingeschreven in de gemeente [gemeente].
3.O.m. Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 9 oktober 2007, ECLI:NL:RVS:2007:BB8275.
4.
5.Zie de toelichting op artikel 10 RWN in de Handleiding alsook (o.a.) Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 9 december 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BK5852.