ECLI:NL:RBOVE:2025:5633

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 september 2025
Publicatiedatum
18 september 2025
Zaaknummer
C/08/333755 / HA ZA 25-174
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de rechtbank in incident tussen Sportcity c.s. en partij A

In deze zaak vordert Sportcity c.s. dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart om van de vorderingen van partij A kennis te nemen en dat het verlofverzoek van partij A wordt afgewezen. De rechtbank oordeelt echter dat zij bevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen van partij A. De rechtbank stelt vast dat de stellingen van Sportcity c.s. in het incident moeten worden beoordeeld in de hoofdzaak. De incidentele vorderingen van Sportcity c.s. worden afgewezen. De procedure is gestart met een dagvaarding op 20 mei 2025, gevolgd door een incidentele conclusie van onbevoegdheid door Sportcity c.s. en een conclusie van antwoord in het incident. De feiten van belang zijn dat partij A op 24 januari 2023 geblesseerd raakte tijdens het gebruik van een fitnesstoestel bij Sportcity te Deventer. Partij A heeft een deelgeschilprocedure aanhangig gemaakt, die door de rechtbank is afgewezen. De rechtbank concludeert dat zij bevoegd is om de vorderingen van partij A te behandelen, en dat de incidentele vorderingen van Sportcity c.s. niet voor afdoening in incident in aanmerking komen. De rechtbank wijst de kosten van het incident toe aan Sportcity c.s. en bepaalt dat er een mondelinge behandeling zal plaatsvinden om verdere inlichtingen te vragen en de stellingen van partijen nader te onderbouwen.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: C/08/333755 / HA ZA 25-174
Vonnis in incident van 17 september 2025
in de zaak van
[partij A],
wonende te [woonplaats],
eisende partij in de hoofdzaak, gedaagde partij in het incident,
hierna te noemen: [partij A],
advocaat: mr. M. Bennami,
toevoegingsnummer: [nummer],
tegen

1.FIT FOR FREE 47 B.V.tevens h.o.d.n. SportCity Deventer,

gevestigd te Deventer,
2.
LIBERTY MUTUAL INSURANCE EUROPE SE,
statutair gevestigd te Luxemburg, kantoorhoudende te Den Haag,
gedaagde partijen in de hoofdzaak, eisende partijen in het incident,
hierna samen te noemen: Sportcity c.s. (in vrouwelijk enkelvoud)
en afzonderlijk: Sportcity en Liberty,
advocaat: mr. J.A. Kopp.

1.Samenvatting

Sportcity c.s. vordert in dit incident dat de rechtbank zich onbevoegd zal verklaren om van de vorderingen van [partij A] kennis te nemen. Ook vordert Sportcity c.s. dat de rechtbank het verlofverzoek van [partij A] zal afwijzen. De rechtbank is van oordeel dat zij bevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen van [partij A] en dat de stellingen die Sportcity c.s. aan haar incidentele vorderingen ten grondslag heeft gelegd in de hoofdzaak moeten worden beoordeeld. Daarom worden de incidentele vorderingen van Sportcity c.s. afgewezen. Dit oordeel zal hierna worden toegelicht.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 20 mei 2025 met producties 1 tot en met 22,
- de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid, tevens strekkende tot niet-ontvankelijkheid met producties 1 tot en met 3,
- de conclusie van antwoord in incident.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
3. De feiten die voor het incident van belang zijn
3.1.
Op 24 januari 2023 is [partij A] geblesseerd geraakt aan zijn hamstrings tijdens het gebruik van een fitnesstoestel, de ‘
seated leg curl
,bij Sportcity te Deventer.
3.2.
[partij A] heeft een deelgeschilprocedure bij deze rechtbank aanhangig gemaakt om de aansprakelijkheid van Sportcity c.s. vast te laten stellen.
3.3.
Bij beschikking van 9 juli 2024 heeft de rechtbank (hierna: de deelgeschilrechter) het verzoek van [partij A] afgewezen. De deelgeschilrechter heeft overwogen dat niet is gebleken dat de ‘
seated leg curl’ gebrekkig was en ook niet dat Sportcity c.s. onzorgvuldig heeft gehandeld jegens [partij A].

4.Het geschil

In de hoofdzaak
4.1.
[partij A] vordert dat de rechtbank, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair: terug zal komen op de beslissing van de deelgeschilrechter van 9 juli 2024 en bijgevolg voor recht zal verklaren dat Sportcity c.s. volledig aansprakelijk is jegens [partij A] en daarom gehouden is zijn schade als gevolg van het incident met
de seated leg curlte vergoeden waaronder een veroordeling in de betaling van de kosten van het deelgeschil welke zijn begroot op € 7.933,00;
Subsidiair: verlof zal verlenen voor het tussentijds hoger beroep;
Sportcity c.s. zal veroordelen in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten.
4.2.
[partij A] legt aan zijn vorderingen primair ten grondslag dat de beslissing van de deelgeschilrechter van 9 juli 2024 berust op een onjuiste feitelijke grondslag. Na de beschikking zijn er nieuwe feiten bekend geworden. Daarom moet volgens [partij A] de rechtbank terugkomen op de beslissing van de deelgeschilrechter. Voor het geval de rechtbank van oordeel is dat zij gebonden is aan de beslissing van de deelgeschilrechter, dan verzoekt [partij A] subsidiair om verlof te verlenen om tussentijds hoger beroep in te stellen.
4.3.
Sportcity c.s. heeft nog geen conclusie van antwoord ingediend.
In het incident
4.4.
Sportcity c.s. verzoekt de rechtbank:
te beslissen over de bevoegdheid om van de vorderingen van [partij A] alsnog kennis te nemen;
het verlofverzoek van [partij A] af te wijzen;
[partij A] te veroordelen in de proceskosten.
4.5.
Sportcity c.s. legt aan haar vorderingen ten grondslag dat de deelgeschilrechter al kennis heeft genomen van het geschil tussen partijen en een bindende eindbeslissing heeft gegeven. Daarnaast had [partij A] volgens Sportcity c.s. binnen drie maanden na de beschikking van de deelgeschilrechter een rechtsmiddel moeten instellen. Om deze redenen moet volgens Sportcity c.s. de rechtbank voor alle weren beslissen of zij bevoegd is om van de vorderingen van [partij A] kennis te nemen en het verlofverzoek van [partij A] afwijzen.
4.6.
[partij A] voert verweer. Volgens [partij A] betreffen de door Sportcity c.s. aangevoerde gronden geen bevoegdheidsverweer, maar een inhoudelijk verweer op de gegrondheid van de vorderingen in de dagvaarding.
4.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

In het incident
5.1.
In dit incident moet worden beoordeeld of de rechtbank bevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen van [partij A] in de hoofdzaak. Ook moet de rechtbank beoordelen of het verlofverzoek van [partij A] moet worden afgewezen.
5.2.
De rechtbank stelt voorop dat een incident een processuele verwikkeling is die rechterlijke bemoeienis vereist, anders dan de beslechting van een materieel geschilpunt. Een aantal incidenten is in de wet geregeld (zoals vrijwaring, voeging of tussenkomst). Er is echter geen sprake van een gesloten stelsel van incidentele vorderingen. Dat betekent dat ook andere vorderingen bij incident kunnen worden ingesteld, zoals hier het geval is. In dit geval werpt Sportcity c.s. een exceptie van onbevoegdheid op en verzoekt Sportcity c.s. het verlof tot tussentijds appel af te wijzen. Daarvoor geldt de maatstaf van artikel 209 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv). In dit artikel is bepaald dat op een incidentele vordering eerst en vooraf wordt beslist indien de zaak dat meebrengt.
5.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat het te hanteren toetsingskader voor de beoordeling van de vorderingen van [partij A] artikel 1019cc Rv is. Anders dan Sportcity c.s. kennelijk meent, volgt uit lid 1 van voorgenoemd artikel dat [partij A] na een beslissing van de deelgeschilrechter een bodemprocedure bij de rechtbank kan starten. Op grond van artikel 1019x lid 2 Rv is vervolgens de rechtbank die de deelgeschilprocedure heeft behandeld, te weten de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, de bevoegde rechtbank in de opvolgende bodemprocedure. Dat maakt dat deze rechtbank bevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen van [partij A].
5.4.
De overige stellingen die Sportcity c.s. in het incident aan haar vorderingen ten grondslag heeft gelegd hebben, naar het oordeel van de rechtbank, betrekking op het materiële geschil van partijen. In de hoofdzaak moet worden beslist op de vorderingen van [partij A]. Bij de beoordeling daarvan zal het verweer van Sportcity c.s. aan de orde komen in hoeverre de rechtbank gebonden is aan de beslissing van de deelgeschilrechter en zal de subsidiaire vordering van [partij A] tot het verlenen van verlof voor tussentijds appel worden beoordeeld. Het verweer van Sportcity c.s. tegen die subsidiaire vordering zal in die bodemprocedure worden beoordeeld. Dat maakt dat de rechtbank van oordeel is dat de vorderingen die nu in het incident aan de rechtbank zijn voorgelegd zich niet lenen voor een afdoening in incident. De incidentele vorderingen van Sportcity c.s. worden dan ook afgewezen.
5.5.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal Sportcity c.s. worden veroordeeld in de kosten van dit incident. Deze kosten worden aan de kant van [partij A] begroot op € 614,00 (1 punt x € 614,00).
In de hoofdzaak
5.6.
Het incident dient volgens [partij A] te worden beschouwd als een conclusie van antwoord in de hoofdzaak, waardoor Sportcity c.s. ook geen inhoudelijke weren mag opstellen. De rechtbank oordeelt als volgt. Sportcity c.s. heeft een ‘incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid tevens strekkende tot niet-ontvankelijkheid’ opgeworpen op de datum waarop de conclusie van antwoord had moeten worden genomen.
De aan de vordering ten grondslag gelegde stellingen van Sportcity c.s. betreffen principale verweren die bij conclusie van antwoord moeten worden aangevoerd. Dat betekent dat op grond van artikel 128 lid 3 Rv de rechtbank het door Sportcity c.s. opgeworpen incident als een conclusie van antwoord zal aanmerken. Hieruit volgt, anders dan volgens [partij A] het geval is, niet dat Sportcity c.s. geen aanvullend verweer meer mag voeren. Indien er in een conclusie van antwoord ten minste enig principaal verweer is gevoerd, is Sportcity c.s. bevoegd om in diezelfde instantie binnen de grenzen van de goede procesorde bij later processtuk of ter zitting het principaal verweer aan te vullen [1] . Sportcity c.s. zal dan ook, zoals door haar is verzocht, in de gelegenheid worden gesteld om voorafgaand aan de te bepalen mondelinge behandeling op de roldatum van 22 oktober 2025 een aanvullende conclusie van antwoord in te dienen.
5.7.
De rechtbank zal een mondelinge behandeling bevelen om inlichtingen over de zaak te vragen, partijen gelegenheid te geven hun stellingen nader te onderbouwen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden.
5.8.
De rechtbank wijst erop dat zij uit een niet verschijnen van een partij op de mondelinge behandeling de gevolgtrekkingen - ook in het nadeel van die partij - kan maken die zij geraden zal achten.
5.9.
De rechtbank wijst erop dat eventuele stukken uiterlijk tien dagen voor de dag van de mondelinge behandeling aan de rechtbank en de wederpartij moeten zijn toegestuurd.
5.10.
Op de mondelinge behandeling wordt aan de advocaten van partijen de gelegenheid geboden de juridische standpunten van partijen nader toe te lichten. Daarbij mag gebruik worden gemaakt van beknopte spreekaantekeningen. Uitgebreide mondelinge en schriftelijke uiteenzettingen zijn niet toegestaan.
5.11.
Op de mondelinge behandeling zal, eventueel aan de hand van een voorlopig oordeel over de zaak, worden beslist hoe de procedure verder zal gaan. Daarbij kan ook de mogelijkheid van een schikking aan de orde komen. Partijen moeten er op voorbereid zijn dat de rechtbank tijdens of na de mondelinge behandeling direct mondeling uitspraak kan doen.
5.12.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

6.De beslissing

De rechtbank
In het incident
6.1.
wijst het gevorderde af,
6.2.
veroordeelt Sportcity c.s. in de kosten in het incident, aan de zijde van [partij A] tot op heden begroot op € 614,00,
6.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
In de hoofdzaak
6.4.
bepaalt dat Sportcity c.s. op de rol van
woensdag 29 oktober 2025een aanvullende conclusie van antwoord kan indienen,
6.5.
beveelt een mondelinge behandeling en verschijning van partijen, bijgestaan door hun advocaten, voor het geven van inlichtingen, het nader onderbouwen van hun stellingen en het beproeven van een minnelijke regeling, door mr. D.N.R. Wegerif, in het gerechtsgebouw te Zwolle, Schuurmanstraat 2, op een door de rechtbank vast te stellen datum en tijd,
6.6.
bepaalt dat [partij A] dan in persoon aanwezig moet zijn en dat Sportcity c.s. dan vertegenwoordigd moeten zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en hetzij rechtens hetzij op grond van een bijzondere schriftelijke volmacht bevoegd is haar te vertegenwoordigen,
6.7.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 24 september 2025voor een schriftelijke opgave van de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden
november 2025tot en met
maart 2026, waarna dag en uur van de mondelinge behandeling zullen worden bepaald,
6.8.
bepaalt dat bij gebreke van de gevraagde opgave(n) de rechtbank het tijdstip van de mondelinge behandeling zelfstandig zal bepalen,
6.9.
bepaalt dat na de vaststelling van het tijdstip van de mondelinge behandeling dit in beginsel niet zal worden gewijzigd,
6.10.
wijst partijen er op, dat voor de mondelinge behandeling
90 minutenzal worden uitgetrokken,
6.11.
wijst partijen er op dat zij eventuele stukken uiterlijk tien dagen voor de dag van de mondelinge behandeling aan de rechtbank en de wederpartij moeten zijn toegestuurd,
6.12.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.F. van Aalst en in het openbaar uitgesproken op
17 september 2025 (cjs).

Voetnoten

1.Volgens o.a. Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, ECLI:NL:GHSHE:2020:1377, r.o. 3.10 en 3.15.