Uitspraak
1.De procedure
- de conclusie van antwoord met bijlagen,
- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald
2.De zaak in het kort
De gevorderde termijnen huur inclusief worden wel toegewezen. In reconventie wordt de schadevergoeding afgewezen, omdat PR Holding onvoldoende onderbouwt dat zij deze schade heeft geleden.
3.De feiten
4.Het geschil
1. de huurovereenkomst te ontbinden;
2. PR Holding te veroordelen de huurovereenkomst per omgaande te ontruimen;
3. PR Holding te veroordelen om € 4.420,67 aan [eiser] te betalen, te vermeerderen
met wettelijke handelsrente na 11 maart 2025;
4. PR Holding te veroordelen € 350,- per maand huur aan [eiser] te betalen als er
maanden verlopen vanaf 1 april 2025 tot aan de dag van ontruiming;
5. PR Holding te veroordelen in de proces- en nakosten, te vermeerderen met wettelijke
rente.
5.5. De beoordeling
€ 370,- per maand gedurende vijftien maanden niet heeft voldaan. Er is dus sprake van een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst. De vraag is dan of gezien de bijzondere aard van de tekortkoming een ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd is.
€ 3.700,- aan huur inclusief elektra in de periode van juni 2024 tot april 2025. De rente over die hoofdsom is verschuldigd vanaf de dag volgend op de overeengekomen uiterste dag van betaling [4] . De wettelijke handelsrente wordt daarom over de in de periode van juni 2024 tot april 2025 verschuldigde huurtermijnen toegewezen, telkens vanaf de vervaldata van die huurtermijnen tot de dag van voldoening.
- kosten van ongeveer € 944,- doordat voor het verplaatsen personeel van Rotterdam naar [plaats] is gereisd;
- kosten doordat personeel als gevolg van de verplaatsing bij festivals verder moet reizen. Het gaat daarbij om vier tot zes uur manuren van € 40,- per productie, uitgaande van vijf producties per week binnen het festivalseizoen en twee/drie producties per week buiten het festivalseizoen.
6.De beslissing
- een bedrag van € 3.700,- aan achterstallige huur inclusief elektra over de periode
van juni 2024 tot april 2025, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over de
verschuldigde huurtermijnen, telkens te rekenen vanaf de vervaldata van die
huurtermijnen tot de dag van voldoening,
1 april 2025 tot oktober 2025,
6.2. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,