ECLI:NL:RBOVE:2025:498

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 januari 2025
Publicatiedatum
29 januari 2025
Zaaknummer
ak_24_2053
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging Educatieve Maatregel Alcohol en Verkeer (EMA) en de beoordeling van de rechtmatigheid van de maatregel

In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de algemeen directeur van het CBR behandeld. Eiser is verplicht om deel te nemen aan een Educatieve Maatregel Alcohol en Verkeer (EMA) na te zijn aangehouden voor rijden onder invloed van alcohol. De rechtbank heeft op 11 december 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren. Eiser betwistte dat hij de bestuurder van de auto was en voerde aan dat zijn partner de auto bestuurde. De rechtbank oordeelt dat, hoewel de verbalisanten eiser niet daadwerkelijk hebben zien rijden, er voldoende aanwijzingen zijn dat hij onder invloed van alcohol de auto heeft bestuurd. De rechtbank stelt vast dat eiser op 10 december 2022 te veel had gedronken en dat de omstandigheden ter plaatse, samen met de verklaring van eiser zelf, voldoende grond vormen voor de oplegging van de EMA. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat de maatregel op goede gronden is opgelegd. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/2053

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

en

de algemeen directeur van het CBR, verweerder

(gemachtigde: mevr. P.A. Leerentveld).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank beroep van eiser tegen het besluit van verweerder om eiser te verplichten zijn medewerking te verlenen aan een Educatieve Maatregel Alcohol en Verkeer (EMA).
1.1.
Met het bestreden besluit van 21 februari 2024 op het bezwaar van eiser is verweerder bij dat besluit gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 11 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of verweerder op goede gronden een EMA heeft opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
Aanleiding voor het opleggen van de EMA
Op 16 januari 2023 heeft verweerder ex artikel 130, eerste lid, Wegenverkeerswet 1994 (WVW) de mededeling van de politie ontvangen dat ten aanzien van eiser het vermoeden bestaat dat hij, als houder van een geldig rijbewijs, niet langer voldoet aan de eisen van geschiktheid. Uit de bij deze mededeling gevoegde processen-verbaal blijkt onder meer dat de politie op 10 december 2022 omstreeks 17.50 uur een melding over autopech kreeg en dat eiser om 18.09 uur werd aangehouden. In de mededeling staat hierover (onder meer) het volgende vermeld:
"Wij verbalisanten kwamen ter plaatse op de snelweg Al op verzoek van de meldkamer. Daar zou het voertuig voorzien van het kenteken [kenteken] met een pechgeval op de vluchtstrook staan. Wij hoorden de medewerker, tevens melder (...) verklaren dat de man alleen was en dat hij de sleutels van deze man had gekregen. Tevens hoorden wij de melder verklaren dat de man mogelijk onder invloed van alcohol was en dat er een enorme alcohollucht uit de auto kwam. Ik [verbalisant] was vervolgens kort in het voertuig geweest en rook in het voertuig een sterke alcohollucht. Verdachte stond op ongeveer 10 meter afstand van de auto. Daarop had ik, [verbalisant] de man verzocht naar mij toe te komen. Ik [verbalisant] vroeg of de man gereden had. Wij hoorden de man verklaren dat zijn vrouw had gereden en dat ze al weg was. Wij zagen dat de man bloeddoorlopen ogen had en onvast ter been was. Wij hebben de man medegedeeld dat wij niet geloofden dat zijn vriendin had gereden en dat wij een blaastest bij hem zouden afnemen. De auto stond aan de kant van de snelweg waar geen andere toegangswegen aanwezig waren of waar je te voet de omgeving kon verlaten. Gezien de verdachte weigerde medewerking te verlenen, zijn wij overgegaan tot de aanhouding (...). Verdachte [eiser] wil het verhoor niet ondertekenen omdat hij het niet eens is met het woord "samenleving" in het verhoor. [eiser] wil dit zelfstandig met de pen wijzigen op papier. Collega [verbalisant] geeft aan dat de inhoud niet aangepast kan worden maar dat er een aanvulling gedaan kan worden met de opmerkingen van [eiser]. [eiser] wil hoe dan ook de aangifte met pen wijzigen. [eiser] geeft aan niet te ondertekenen tot hij zijn wijziging kan doorzetten. Uiteindelijk heeft [eiser] het verhoor niet getekend. (...)"
Ook is een proces-verbaal van verhoor bij de stukken gevoegd. Dit verhoor vond plaats op 10 december 2022 van 20.02 tot 20.27 uur. Hierin staat onder meer het volgende vermeld:
"De verdachte verklaarde
PI: heb je een voertuig bestuurd terwijl je alcohol, drugs en/of medicijnen had gebruikt?
V: Ja, onderbewust.
PI: Wat voor voertuig heb je bestuurd?
V: Auto.
PI: Waar kwam je vandaan voordat je werd staandegehouden te [plaats]?
V: Huis vriendin.
(...)
PI: Hoeveel alcohol heb je de afgelopen 24 uur gebruikt?
V: 1 Fles wijn van 0,7 liter.
(...)
PI: Vond je dat je in staat was een voertuig te besturen?
V: Nee.”
Op grond van deze feiten en omstandigheden heeft verweerder bij besluit van 23 januari 2023 eiser verplicht om zijn medewerking te verlenen aan een EMA. Het besluit is genomen op grond van de dwingendrechtelijke bepalingen van artikel 11, eerste lid, sub a van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011. Meer specifiek is de maatregel aan eiser opgelegd omdat ten aanzien van hem als bestuurder van een motorrijtuig een ademalcoholgehalte- of bloedalcoholgehalte is geconstateerd dat gelijk is aan of hoger is dan 435 pg/l, respectievelijk l,0%o, maar lager is dan 785 pg/l, respectievelijk l,8%o. In dergelijke gevallen is verweerder verplicht om te besluiten dat eiser medewerking dient te verlenen aan een EMA.
Standpunt van eiser
3. Eiser kan zich niet met de EMA verenigen en voert aan dat hij niet de bestuurder van de auto is geweest en dat er dan ook geen sprake is geweest van rijden onder invloed. Zijn partner zou de auto hebben bestuurd. Zij reed de snelweg op, toen de auto van eiser het begaf. Omdat de partner van eiser boos werd op eiser omdat hij er niet voor had zorggedragen dat de auto in een goede staat verkeerde, is zij toen terug gelopen naar huis en heeft eiser vervolgens de berger gebeld. Hoewel de ter plaatse gekomen politie zag dat eiser achter de vangrail stond en daarbij verklaarde dat hij niet had gereden, is hij toch aangehouden. Ter staving van zijn verhaal heeft eiser een door zijn partner opgemaakte en ondertekende verklaring van 18 januari 2024 ingebracht waarin zij de lezing van eiser bevestigt. Zij is teruggelopen naar huis door het weiland en via het aangrenzende industrieterrein.
Oordeel van de rechtbank
4. In de WVW is bepaald in welke gevallen het CBR besluit tot het opleggen van educatieve maatregelen. Besluiten van het CBR hebben betrekking op een bestuursrechtelijke maatregel die losstaat van een eventuele strafrechtelijke procedure en zijn erop gericht de verkeersveiligheid te bevorderen.
5. Indien uit het proces-verbaal een vermoeden van ongeschiktheid tot het besturen van een motorrijtuig als bedoeld in artikel 130, eerste lid, WVW, kan worden afgeleid, vormt dit voldoende grondslag om een bestuursrechtelijke maatregel op te leggen. Voor het opleggen van een dergelijke maatregel hoeft, anders dan in het strafrecht, niet wettig en overtuigend te worden bewezen dat eiser de bestuurder van de auto was. Voor het opleggen van het onderzoek is voldoende dat op basis van de geconstateerde feiten met voldoende mate van zekerheid komt vast te staan dat eiser onder invloed van alcohol als bestuurder van een motorvoertuig is opgetreden. [1]
6. Verweerder mag daarbij in beginsel uitgaan van de juistheid van een op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal. Dat geldt evenzeer voor de rechter, tenzij tegenbewijs noopt tot afwijking van dit uitgangspunt. [2]
7. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat eiser op 10 december 2022 te veel had gedronken. Het gaat in deze zaak aldus om de vraag of er voldoende grondslag was om de EMA op te leggen.
8. De betreffende verbalisanten hebben eiser niet daadwerkelijk de auto zien besturen. Nou is dat – gelet op hetgeen hiervoor onder 5. is vermeld – ook niet vereist. Voldoende is dat met voldoende mate van zekerheid is komen vast te staan dat eiser onder invloed van alcohol de auto heeft bestuurd. De onder 2. weergegeven inhoud van de daar vermelde processen-verbaal maakt naar het oordeel van de rechtbank dat in beginsel zonder meer met een voldoende mate van zekerheid is komen vast te staan dat eiser onder invloed de auto heeft bestuurd.
9. Daarmee resteert de vraag of zijn alternatieve verklaring, welke verklaring dus wordt ondersteund door de voornoemde verklaring van zijn partner, maakt dat alsnog door de rechtbank zou moeten worden vastgesteld dat die mate van zekerheid niet langer voldoende is om de maatregel te hebben kunnen opleggen.
10. Dat is naar het oordeel van de rechtbank niet het geval. In dat verband is voor de rechtbank in de eerste plaats van belang de situatie ter plaatse. De auto stond aan de kant van de snelweg en er waren geen andere toegangswegen aanwezig waar men te voet de omgeving kon verlaten. Daarbij komt dat eiser in zijn verhoor door de politie nog diezelfde avond heeft erkend onder invloed de auto te hebben bestuurd. De ruim een jaar later opgemaakte verklaring van de partner van eiser noopt de rechtbank in het licht van deze feiten en omstandigheden niet tot afwijking van haar aanvankelijke oordeel dat met voldoende mate van zekerheid is komen vast te staan dat eiser degene was die onder invloed de auto heeft bestuurd. Dat betekent dat ook voor verweerder vast is kunnen komen te staan dat eiser de bestuurder is geweest.
Andere beroepsgronden (dan de hierboven besproken grond) zijn tegen het bestreden besluit niet aangevoerd.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder op goede gronden aan eiser de EMA-cursus heeft opgelegd. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. ter Haar, rechter, in aanwezigheid van B.A.G. Bulte, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Raad van State 26 juli 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1991
2.Raad van State 14 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:479.