In deze zaak heeft eiser, een verhuurder, een kort geding aangespannen tegen gedaagde 1, die een woning huurt. Gedaagde 1 heeft een huurachterstand van meer dan zes maanden laten ontstaan en heeft een deel van de woning onderverhuurd aan gedaagden 1. Eiser vordert ontruiming van de woning en betaling van de huurachterstand. De voorzieningenrechter oordeelt dat gedaagde 1 zodanig tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst dat het aannemelijk is dat de bodemrechter de huurovereenkomst zal ontbinden. Gedaagden 1, die slechts een deel van de woning huren, genieten geen huurbescherming. De vorderingen van eiser worden toegewezen, wat leidt tot ontruiming van de woning en betaling van de huurachterstand. De proceskosten worden ook aan gedaagden 2 opgelegd, die in het ongelijk zijn gesteld. De kantonrechter heeft de veroordeling hoofdelijk uitgesproken, wat betekent dat iedere veroordeelde het volledige bedrag kan worden aangesproken. Het vonnis is uitgesproken op 22 juli 2025.