ECLI:NL:RBOVE:2025:4942

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 juli 2025
Publicatiedatum
25 juli 2025
Zaaknummer
11748576 \ CV EXPL 25-1880
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een woning en betaling van huurachterstand in kort geding

In deze zaak heeft eiser, een verhuurder, een kort geding aangespannen tegen gedaagde 1, die een woning huurt. Gedaagde 1 heeft een huurachterstand van meer dan zes maanden laten ontstaan en heeft een deel van de woning onderverhuurd aan gedaagden 1. Eiser vordert ontruiming van de woning en betaling van de huurachterstand. De voorzieningenrechter oordeelt dat gedaagde 1 zodanig tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst dat het aannemelijk is dat de bodemrechter de huurovereenkomst zal ontbinden. Gedaagden 1, die slechts een deel van de woning huren, genieten geen huurbescherming. De vorderingen van eiser worden toegewezen, wat leidt tot ontruiming van de woning en betaling van de huurachterstand. De proceskosten worden ook aan gedaagden 2 opgelegd, die in het ongelijk zijn gesteld. De kantonrechter heeft de veroordeling hoofdelijk uitgesproken, wat betekent dat iedere veroordeelde het volledige bedrag kan worden aangesproken. Het vonnis is uitgesproken op 22 juli 2025.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 11748576 \ CV EXPL 25-1880
Vonnis in kort geding van 22 juli 2025
in de zaak van
[eiser] B.V.,
te [woonplaats 1],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. M. Meijer,
tegen

1.[gedaagde 1],

te [woonplaats 2],
niet verschenen,
2.
[gedaagde 2],
te [woonplaats 3],
procederende in persoon,
3.
[gedaagde 3],
te [woonplaats 4],
procederende in persoon,
4.
ZIJ DIE VERBLIJVEN IN HET PERCEEL/ONROERENDE ZAAK (OF GEDEELTE DAARVAN) GELEGEN TE [adres], ZIJNDE DEZEN ANDEREN DAN GEBRUIKERS KRACHTENS EEN PERSOONLIJK OF ZAKELIJK RECHT VAN VOORMELDE ONROEREND GOED EN EEN IEDER DIE ZICH IN HET PAND BEVINDT VAN WIE DENAAM EN WOONPLAATS NIET KUNNEN WORDEN ACHTERHAALD,
te [woonplaats 5],
niet verschenen,
gedaagde partijen,
Hieronder zal gedaagde sub 1 worden aangeduid als [gedaagde 1]. Gedaagde sub 2 en gedaagde sub 3 zullen gezamenlijk worden aangeduid als [gedaagden 1] Gedaagden gezamenlijk zullen worden aangeduid als [gedaagden 2]

1.De procedure

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 20 juni 2025 een vordering tegen [gedaagden 2] ingesteld. [gedaagde 1] en gedaagde sub 4 zijn niet verschenen en tegen hen is verstek verleend. [gedaagden 1] zijn verschenen op de mondelinge behandeling van 8 juli 2025. Van deze mondelinge behandeling heeft de griffier aantekeningen gemaakt.

2.De zaak in het kort

De kern van de zaak
2.1.
[eiser] verhuurt een woning aan [gedaagde 1]. [gedaagde 1] heeft een deel van de woning onderverhuurd aan [gedaagden 1] [gedaagde 1] heeft een huurachterstand laten ontstaan van meer dan zes maanden. [eiser] stelt dat [gedaagde 1] is tekortgeschoten in de nakoming van de huurovereenkomst en vordert ontruiming van de woning en betaling van de huurachterstand.
De beslissing van de voorzieningenrechter
2.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat [gedaagde 1] door het niet betalen van de huur zodanig is tekort geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst dat voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter de huurovereenkomst zal ontbinden. Omdat [gedaagden 1] slechts een deel van de woning huren, genieten zij geen huurbescherming. Daarom worden de vorderingen van [eiser] toegewezen.

3.De feiten

3.1.
Sinds 1 januari 2020 huurt [gedaagde 1] een woning aan het adres [adres] (hierna te noemen: de woning) van [eiser]. Op de huurovereenkomst zijn algemene voorwaarden van toepassing.
3.2.
De huurprijs bedraagt € 821,22 per maand. [gedaagde 1] heeft een huurachterstand laten ontstaan van meer dan zes maanden.
3.3.
[gedaagde 1] heeft een deel van de woning onderverhuurd aan [gedaagden 1] [eiser] heeft overlastmeldingen over [gedaagden 1] ontvangen.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert samengevat – ontruiming van de woning. Daarnaast vordert [eiser] betaling van de huurachterstand van € 4.751,33, berekend tot en met juni 2025, alsmede betaling van de toekomstige huurtermijnen tot aan de ontruiming.
4.2.
[eiser] legt aan haar vordering het volgende ten grondslag. [gedaagde 1] is toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen van de huurovereenkomst. [gedaagde 1] heeft een betalingsachterstand laten ontstaan van zes maanden. Daarnaast heeft [gedaagde 1] een gedeelte van de woning zonder toestemming van [eiser] onderverhuurd aan [gedaagden 1] en bovendien veroorzaken [gedaagden 1] overlast.
4.3.
[gedaagden 1] voeren verweer. [gedaagden 1] voeren aan dat zij een deel van de woning de woning huren van [gedaagde 1] en dat zij in de veronderstelling waren dat [gedaagde 1] eigenaar van de woning was. [gedaagden 1] vinden dat zij niet zomaar op straat kunnen worden gezet.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De voorzieningenrechter heeft aan de hand van de betekende dagvaarding en de
overgelegde publicatie in het Het Parool geconstateerd dat gedaagden behoorlijk zijn opgeroepen voor de behandeling van dit kort geding. Nu de bij de wet voorgeschreven formaliteiten en termijnen in acht zijn genomen, wordt tegen de niet verschenen gedaagden verstek verleend. [gedaagden 1] zijn wel verschenen. Dat brengt mee dat op grond van artikel 140 lid 3 Rv één vonnis wordt gewezen dat voor alle partijen als een vonnis op tegenspraak wordt beschouwd.
Huurachterstand
5.2.
[eiser] heeft haar vordering tot betaling van de huurachterstand alleen ingesteld tegen [gedaagde 1]. [gedaagde 1] is niet verschenen. De vordering tot betaling van de huurachterstand komt de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen.
Ontruiming
5.3.
In een kort geding kan een vordering tot ontruiming alleen worden toegewezen als het voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter de vordering ook zal toewijzen en als van de eisende partij niet kan worden verlangd dat zij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht.
5.4.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat [gedaagde 1] door het laten ontstaan van een huurachterstand van zes maanden dusdanig is tekortgeschoten in de nakoming van de huurovereenkomst dat de bodemrechter de huurovereenkomst zal ontbinden. Dat betekent dat, naar het oordeel van de voorzieningenrechter, daarop vooruitlopend de ontruiming in ten aanzien van [gedaagde 1] gerechtvaardigd is.
5.5.
De daaropvolgende vraag die de voorzieningenrechter dient te beantwoorden is of [gedaagden 1] als onderhuurders van [gedaagde 1] huurbescherming genieten. De voorzieningenrechter beantwoord deze vraag ontkennend. Op grond van artikel 7:269 lid 1 BW genieten enkel onderhuurders van zelfstandige woonruimte huurbescherming. Uit de e-mail van dhr. [naam] (verder te noemen: [naam]), contactpersoon van [gedaagden 1], blijkt dat [gedaagden 1] de helft van de woning huren van [gedaagde 1]. Op de mondelinge behandeling hebben [gedaagden 1] een huurovereenkomst overgelegd waaruit niet duidelijk blijkt wat [gedaagden 1] precies van [gedaagde 1] huren. Omdat [gedaagden 1] de Nederlandse taal niet machtig zijn heeft de voorzieningenrechter [gedaagden 1] ter zitting verzocht om [naam] te bellen zodat hij als (niet-beëdigde) tolk kon optreden. Op de vraag van de voorzieningenrechter welk deel van de woning [gedaagden 1] precies huren bevestigde [naam], na dit te hebben vertaald voor [gedaagden 1], het antwoord van [gedaagden 1] dat zij slechts een deel van de woning van [gedaagde 1] huren.
5.6.
Omdat [gedaagden 1] slechts een deel van de woning van [gedaagde 1] huren, is er geen sprake van een zelfstandige woonruimte in de zin van artikel 7:234 BW. Daarom vallen [gedaagden 1] buiten de bescherming van artikel 7:269 lid 1 BW. Dat betekent dat de huurovereenkomst tussen [eiser] en [gedaagde 1] niet van rechtswege door [gedaagden 1] wordt voortgezet. Toewijzing van de ontruiming van [gedaagde 1] leidt daarom ook tot toewijzing van de ontruiming van [gedaagden 1] De vordering van [eiser] tot ontruiming van de woning zal daarom worden toegewezen.
Proceskosten
5.7.
[gedaagden 2] zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
147,41
- griffierecht
514,00
- salaris gemachtigde
814,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.610,41
5.8.
De kantonrechter zal de veroordeling op grond van vaste jurisprudentie (deels) hoofdelijk uitgespreken. [1] Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagden 2] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de woning aan [adres] te Zwartsluis te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken van [eiser] zijn, en de sleutels af te geven aan [eiser],
6.2.
veroordeelt [gedaagde 1] om te betalen aan [eiser]:
a. a) € 4.751,33 aan achterstallige huur tot en met 30 juni 2025,
b) € 821,22 per maand vanaf 1 juli 2025 tot en met het eind van de maand waarin de daadwerkelijke ontruiming heeft plaatsgevonden,
6.3.
veroordeelt [gedaagden 2] hoofdelijk in de proceskosten van € 1.610,41, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagden 2] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.F. van Aalst en in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2025.
EA

Voetnoten

1.HR 23 december 2022, ECLI:NL:HR:2022:1942.