ECLI:NL:RBOVE:2025:479

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 januari 2025
Publicatiedatum
29 januari 2025
Zaaknummer
ak_24_4303
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening inzake woningsluiting op basis van de Opiumwet

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld, ingediend door verzoekster tegen een besluit van de burgemeester van Almelo. De burgemeester had op 12 december 2024 besloten om de woning van verzoekster te sluiten voor een periode van zes maanden, vanwege de aanwezigheid van harddrugs in de woning. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De burgemeester heeft toegezegd de sluiting van de woning uit te stellen totdat de voorzieningenrechter had beslist.

De voorzieningenrechter heeft op 16 januari 2025 de zaak behandeld, waarbij zowel verzoekster als de gemachtigden van de burgemeester aanwezig waren. De voorzieningenrechter heeft beoordeeld of het nodig was om het besluit van de burgemeester te schorsen in afwachting van de beslissing op het bezwaar. Hierbij werd gekeken naar de rechtmatigheid van het besluit en de belangen van beide partijen. De voorzieningenrechter concludeert dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten op basis van artikel 13b van de Opiumwet, gezien de aangetroffen hoeveelheid harddrugs.

Echter, de voorzieningenrechter oordeelt dat de burgemeester onvoldoende heeft gemotiveerd dat de sluiting van de woning evenwichtig is. Er is onduidelijkheid over de verwijtbaarheid van verzoekster, aangezien zij niet als verdachte in het strafrechtelijk onderzoek is aangemerkt en de bestuurlijke rapportages weinig bewijs leveren voor feitelijke drugshandel vanuit de woning. Daarom wijst de voorzieningenrechter het verzoek toe en schorst het besluit van de burgemeester, met een vergoeding voor de proceskosten aan verzoekster.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/4303

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [woonplaats] , verzoekster,

(gemachtigde: mr. M. Raaijmakers),
en

de burgemeester van Almelo, de burgemeester

(gemachtigden: mr. L.J.M. Hulshof, mr. L.B.B. Seelen en mr. M.C.W ten Voorde).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
Woningstichting "Beter Wonen" uit Almelo.

Inleiding

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen het besluit van de burgemeester van 12 december 2024. Daarin heeft de burgemeester besloten de woning van verzoekster aan de [adres] te sluiten per 6 januari 2025 voor een periode zes maanden.
Verzoekster heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Daarnaast heeft verzoekster de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft toegezegd met de sluiting van de woning te wachten totdat de voorzieningenrechter heeft beslist op het verzoek om voorlopige voorziening.
De burgemeester heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 16 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de gemachtigde van verzoekster en de gemachtigden van de burgemeester. Namens de derde-partij is niemand verschenen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. De voorzieningenrechter bekijkt of het nodig is om het besluit van burgemeester te schorsen in afwachting van de beslissing op het bezwaar. De voorzieningenrechter geeft daarvoor een voorlopige oordeel over van de rechtmatigheid van het besluit en daarmee van de kans van slagen van het bezwaarschrift, en hij weegt de belangen van verzoeker en van de burgemeester bij een schorsing. Daarbij geldt dat hoe zekerder de voorzieningenrechter is over de rechtmatigheid van het besluit om de woning te sluiten, hoe minder ruimte er is om gewicht toe te kennen aan de belangen van verzoekster bij het schorsen daarvan. De beoordeling door de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een eventuele beroepsprocedure niet.
2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt hij verder uit hoe hij tot dit oordeel komt.
Waar gaat deze zaak over?
3. De burgemeester heeft op 11 oktober 2024, 17 oktober 2024 en 11 november 2024 (gedateerd op 17 oktober 2024) van de politie bestuurlijke rapportages ontvangen. Daarin is – kort samengevat – vermeld dat:
Naar aanleiding van een Meld Misdaad Anoniem-melding door de politie onderzoek is opgestart naar de groepering ‘ [naam] ’, die actief is in Almelo en omstreken. Deze groepering verhandelt diverse soorten harddrugs en softdrugs. Daarbij kan via Whatsapp contact worden gelegd met de groepering en wordt door hen met voertuigen de bestelde drugs op een afgesproken locatie afgeleverd.
Naar aanleiding van dit onderzoek is er op 24 september 2024 een actiedag georganiseerd door de politie, waarbij doorzoekingen hebben plaatsgevonden in verschillende panden. Daarbij is ook de woning van verzoekster aan de [adres] doorzocht. Door de politie is daar aangetroffen:
  • Een emmer met 280 gram amfetamine, een lepel en meerdere gripzakjes met inhoud, aangetroffen in de bijkeuken; en
  • Gripzakjes met restanten van witpoeder.
Ook waren er in de woning duidelijk sporen aanwezig dat er vermoedelijk meer en diverse soorten verdovende middelen in de woning aanwezig zijn geweest.
Daarnaast is naar aanleiding van de onderzoeksresultaten, naast 5 anderen, de (inmiddels) ex-partner van verzoekster aangehouden, die – zo blijkt uit de bestuurlijke rapportage van 11 november 2024 – feitelijk woonachtig was bij verzoekster aan de [adres] .
4. Gelet op de bestuurlijke rapportages heeft de burgemeester op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet gebruik gemaakt van zijn bevoegdheid handhavend op te treden en besloten de woning te sluiten. In overeenstemming met artikel 3, tweede lid, van het door de burgemeester gehanteerde Damoclesbeleid [1] heeft de burgemeester besloten de woning te sluiten voor de duur van zes maanden. Daarin is bepaald dat bij handel in harddrugs in of vanuit een woning, bij een eerste overtreding, de woning voor die periode wordt gesloten.
Spoedeisend belang
5. Er is sprake van spoedeisend belang. Het zal nog enige tijd duren voordat de burgemeester heeft beslist op het bezwaar van verzoekster, terwijl de burgemeester niet zo lang wil wachten met het sluiten van de woning. De burgemeester heeft het spoedeisend belang ook niet betwist.
Was de burgemeester bevoegd om de woning te sluiten?
6. Op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet de burgemeester een pand kan sluiten als een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Als uitgangspunt kan worden aanvaard dat bij aanwezigheid van meer dan 0,5 gram harddrugs of 5,0 gram softdrugs (het criterium van het openbaar ministerie voor eigen gebruik) de aangetroffen hoeveelheid drugs in beginsel (mede) bestemd wordt geacht voor de verkoop, aflevering of verstrekking. [2] Het ligt in dat geval op de weg van verzoeker om het tegendeel aannemelijk te maken. Indien het tegendeel niet aannemelijk wordt gemaakt, is de burgemeester ingevolge artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a van de Opiumwet bevoegd om voor de woning een last onder bestuursdwang op te leggen.
7. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter was de burgemeester bevoegd de woning te sluiten op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet. Vastgesteld kan worden dat in de woning 280 gram amfetamine is aangetroffen. Deze drugs staat op lijst I en wordt daarmee gekwalificeerd als harddrugs. De aangetroffen hoeveelheid betreft een overschrijding van de toegestane 0,5 gram. Er is daarom sprake van een handelshoeveelheid harddrugs. Dat het strafrechtelijk onderzoek nog loopt, betekent niet dat de burgemeester – zoals verzoekster heeft betoogd – van de woningsluiting had moeten afzien. De bestuursrechtelijke bevoegdheid van de burgemeester tot sluiting van een woning staat los van een eventuele strafrechtelijke procedure. [3]
Heeft de burgemeester in redelijkheid tot de sluiting mogen overgaan?
8. De last tot sluiting voor de duur van zes maanden is – gelet op de aangetroffen harddrugs en het feit dat sprake is van een eerste overtreding – in overeenstemming met het Damoclesbeleid. Op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) handelt het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Voor de beoordeling daarvan gebruikt de voorzieningenrechter het toetsingskader van de Afdeling [4] zoals besproken in haar uitspraken van 28 augustus 2019 [5] (de overzichtsuitspraak) en de uitspraak van 6 juli 2022 [6] . Die toets houdt – kort gezegd – in dat beoordeeld moet worden of sluiting van de woning in het concrete geval geschikt, noodzakelijk en evenwichtig is.
Geschiktheid
9. De voorzieningenrechter overweegt dat het middel van sluiting in het algemeen geschikt is om de betreffende woning aan het drugscircuit te onttrekken. De burgemeester heeft dit in het bestreden besluit voldoende onderbouwd.
Noodzaak
10. Hoewel uit de bestuurlijke rapportages weinig aanwijzingen naar voren komen dat er feitelijk vanuit de woning van verzoekster drugs werd verhandeld, heeft de burgemeester in het bestreden besluit naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter in dit geval de noodzaak van de sluiting van de woning voor de duur van zes maanden voldoende onderbouwd. De burgemeester heeft erop kunnen wijzen dat in de woning een handelshoeveelheid harddrugs is aangetroffen, waaruit mag worden aangenomen dat de woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel. [7] Uit de bestuurlijke rapportages blijkt dat er een verband is tussen de woning en meerdere andere panden in Almelo, en dat deze panden betrokken zijn in het strafrechtelijk onderzoek naar de groepering ‘ [naam] ’, een groepering die zich bezig zou houden met de handel in hard- en softdrugs. Bij al deze panden heeft op 24 september 2024 een doorzoeking plaatsgevonden, waarbij geld, verdovende middelen en wapens in beslag zijn genomen en zes personen – waaronder de ex-partner van verzoekster die feitelijk woonachtig zou zijn in haar woning – zijn aangehouden. De burgemeester heeft op basis van deze informatie uit de bestuurlijke rapportages in redelijkheid mogen stellen dat hier sprake is van een crimineel netwerk, waarvan de woning van verzoekster onderdeel uitmaakt. Erop gelet dat het karakter van de maatregel ook inhoudt dat de openbare orde wordt hersteld, is de voorzieningenrechter voorlopig van oordeel dat gezien al deze omstandigheden de burgemeester in dit geval de sluiting van de woning van verzoekster noodzakelijk heeft kunnen vinden. Met een minder ingrijpend middel had niet kunnen worden volstaan om het beoogde doel te bereiken.
Evenwichtigheid
11. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester onvoldoende gemotiveerd dat de sluiting van de woning van verzoekster voor de duur van zes maanden evenwichtig is. De burgemeester heeft namelijk onvoldoende deugdelijk gemotiveerd welk verwijt verzoekster kan worden gemaakt.
11.1.
Verzoekster heeft naar voren gebracht dat zij niet op de hoogte was van de activiteiten van haar ex-partner en de aanwezigheid van de drugs in haar woning.
11.2.
In het bestreden besluit heeft de burgemeester overwogen dat verzoekster op de hoogte moest zijn van de aanwezigheid van de aangetroffen drugs in haar woning, dan wel dat had kunnen zijn. De burgemeester heeft er daarbij op gewezen dat er in de woning een grote hoeveelheid harddrugs (amfetamine) en softdrugs (hennep) is aangetroffen en dat deze op meerdere toegankelijke plekken in de woning lag, namelijk op zolder en in een kledingkast. In het verweerschrift (onder punt 5.26) brengt de burgemeester vervolgens naar voren dat de drugs op de vloer van de zolder is aangetroffen, in een kast in de woonkamer en in een open kast in de bijkeuken zijn aangetroffen.
11.3.
Los van het feit dat wat in het besluit staat en in het verweerschrift wordt vermeld niet volledig overeenkomt, zijn de genoemde vindplaatsen echter niet herleidbaar tot de informatie uit de bestuurlijke rapportages. In de bestuurlijke rapportages is namelijk enkel vermeld – voor zover relevant – dat er een emmer met 280 gram amfetamine is aangetroffen in de bijkeuken, gripzakjes met restanten wit poeder en shag en dat er in de woning sporen aanwezig waren van vermoedelijk meer en diverse soorten verdovende middelen. In de bestuurlijke rapportages wordt dus niet gesproken over de aanwezigheid van hennep in de woning of andere vindplaatsen dan de bijkeuken.
11.4.
Op de zitting is namens de burgemeester toegelicht dat hij zich bij het nemen van het bestreden besluit ook heeft gebaseerd op nadere informatie, onder meer over de vindplaatsen van de drugs en de aanwezigheid van hennep in de woning, die hij in een later stadium (mondeling) heeft verkregen van de politie. Dit is echter niet schriftelijk vastgelegd in bijvoorbeeld een aanvullende bestuurlijke rapportage en valt dan ook op geen enkele manier te toetsen.
11.5.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat daarmee onduidelijk blijft waar de drugs in de woning is aangetroffen en of verzoekster daarvan, evenals van de aanwezigheid van de hennep, op de hoogte kon zijn dan wel moest zijn. Daarbij acht de voorzieningenrechter ook van belang dat verzoekster niet is aangemerkt als verdachte in het strafrechtelijk onderzoek en dat de bestuurlijke rapportages weinig aanwijzingen geven dat er feitelijk handel heeft plaatsgevonden vanuit de woning van verzoekster. Er kan dan ook op dit moment onvoldoende worden vastgesteld welk verwijt verzoekster van de overtreding kan worden gemaakt.
11.6.
Gelet op de onduidelijkheid die bestaat over de vraag of c.q. welk verwijt verzoekster kan worden gemaakt, is de voorzieningenrechter van oordeel dat op dit moment niet kan worden uitgesloten dat er bijzondere omstandigheden zijn in de zin van artikel 4:84 van de Awb die maken dat de sluiting van de woning voor zes maanden overeenkomstig het Damoclesbeleid onevenredige gevolgen heeft. De voorzieningenrechter acht het, ook ter voorlichting van verzoekster, overigens ook niet onmogelijk dat verweerder alsnog in staat zal zijn om beter gedocumenteerd te onderbouwen dat verzoekster redelijkerwijs op de hoogte moest zijn van de aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs in haar woning en het besluit alsnog in stand kan blijven. In deze situatie ziet de voorzieningenrechter aanleiding het verzoek toe te wijzen en het besluit te schorsen. De voorzieningenrechter houdt hierbij ook in ogenschouw dat de omstandigheid dat de ex-partner op dit moment vastzit als verdachte voor de drugshandel, maakt dat de kans op herhaling klein is en dat niet is gebleken van grote onrust in de directe omgeving van het pand.

Conclusie en gevolgen

12. Gelet op wat hiervoor onder rechtsoverweging 11.6 is overwogen wijst de voorzieningenrechter het verzoek toe.
13. Omdat het verzoek wordt toegewezen, krijgt verzoekster een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. De burgemeester moet die betalen. Die kosten worden als volgt berekend. Verzoekster heeft zich laten bijstaan door een gemachtigde. Deze gemachtigde heeft twee proceshandelingen verricht: het indienen van het verzoekschrift en de behandeling op de zitting. Deze proceshandeling leveren twee punten op met een waarde van € 907,-. Toegekend wordt € 1814,-. De burgemeester moet ook het door verzoekster betaalde griffierecht van € 187,- aan haar vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • schorst het bestreden besluit tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
  • veroordeelt de burgemeester in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van €1814,-;
  • bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van €187,- aan verzoekster moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H.M. Hesseling, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.C. Smitstra, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op:
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Beleidsregel damocles gemeente Almelo 2023.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 21 februari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:715.
3.Zie ook de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912, rechtsoverweging 4.2.1.
4.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
7.Zie de overzichtsuitspraak van de Afdeling van 28 augustus 2019, r.o. 4.1.2.