3.2Het wederrechtelijk verkregen voordeel
De rechtbank acht het op basis van de inhoud van wettige bewijsmiddelen, de bewijsmiddelen zoals omschreven in voornoemd vonnis en het opgemaakte rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel van 13 juli 2022, aannemelijk dat veroordeelde een bedrag van € 416.911,13 aan wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten en ontleent aan de inhoud van deze bewijsmiddelen ook de schatting van dat voordeel.
De rechtbank stelt vast dat de periode die ten grondslag ligt aan het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel ruimer is dan de door de rechtbank bij vonnis bewezen verklaarde pleegperiode van de door veroordeelde gepleegde strafbare feiten. De rechtbank overweegt daartoe dat op grond van artikel 36e, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht naast bewezen verklaarde feiten ook andere strafbare feiten als grondslag kunnen dienen voor de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, indien het aannemelijk is dat deze op enige wijze ertoe hebben geleid dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. De rechtbank komt tot het oordeel dat van die situatie hier sprake is.
De berekening in ontnemingszaken vindt doorgaans plaats door gebruik te maken van de methode van (eenvoudige) kasopstelling of vermogensvergelijking. Om het door veroordeelde verkregen voordeel te schatten, is in deze ontnemingszaak gebruikgemaakt van de methode van extrapolatie. Bij het gebruik van die methode worden de vaststellingen over de omvang van het voordeel, dat gedurende een deelperiode wederrechtelijk is verkregen, gebruikt voor een schatting van het voordeel dat over de gehele periode is verkregen. Extrapolatie betreft een door de Hoge Raad in ontnemingsprocedures aanvaarde schattingsmethode. Het ligt op de weg van veroordeelde om voldoende gemotiveerd de resultaten te betwisten van de vaststellingen over de referentieperiode en/of de extrapolatie van die resultaten naar de gehele ontnemingsperiode.
De rechtbank zal hierna beoordelen of de extrapolatiemethode in onderhavige zaak op de juiste wijze is toegepast en, voor zover relevant, ingaan op nadere standpunten van de verdediging.
Aangetroffen administratie
Op 15 november 2021 zijn verbalisanten het bedrijfspand aan de [adres] in [plaats] binnengetreden. In dit bedrijfspand is onder meer handgeschreven administratie van de criminele organisatie, waaraan verdachte heeft deelgenomen, aangetroffen. In die administratie zijn onder meer de uitgevoerde transporten van drugs, de daaraan verbonden kosten en opbrengsten en de winstverdeling beschreven. Instructies, tijdstippen en afleverlocaties hebben leden van de criminele organisatie in WhatsApp-groepen met onder meer de namen ‘Werk’ en ‘Werk Nieuw’ met elkaar gedeeld. Veroordeelde was een van de leden van deze appgroepen en heeft net als zijn mededaders in die appgroepen gebruikgemaakt van een schuilnaam.
De rechtbank neemt als uitgangspunt de ontnemingsberekening zoals als scenario B in het opgemaakte rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel is beschreven. Hiermee wordt onder meer aan de hand van voornoemde aangetroffen administratie en chats voldoende inzichtelijk gemaakt op welke manier het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel tot stand is gekomen. Genoemd bedrag is wat betreft de winst van de criminele organisatie in de periode van 30 september 2021 tot en met 12 november 2021 (44 dagen) als volgt opgebouwd:
De totale bruto-omzet van de criminele organisatie
€ 535.615,--
De kosten van transporten
€ 144.660,--
Niet nader gespecificeerde kosten
€ 197.142,--
Het bedrag dat wegens in de winstopstelling aanwezige rekenfouten in mindering moet worden gebracht
€ 1.200,--
De winst aan de hand van de in de administratie aangetroffen winstopstelling over 37 ‘werkdagen’ (scenario B)
€ 192.613,--
Omdat is gebleken is dat de criminele organisatie rekening hield met vakanties, zijn van deze 43 dagen zeven ‘vakantiedagen’ afgetrokken. De periode van 30 september 2021 tot en met 12 november 2021 beslaat daarom 37 ‘werkdagen’.
De rechtbank neemt bij het bepalen van de startdatum van de extrapolatieperiode in het bijzonder de volgende feiten en omstandigheden, die uit de bewijsmiddelen volgen, in aanmerking.
In de administratie van de criminele organisatie is een overzicht aangetroffen met als eerste registratie een op 6 mei 2019 gedane betaling van motorrijtuigenbelasting voor een voertuig op naam van de rechtspersoon [bedrijf 1]. [naam 1] is van 24 september 2019 tot 16 december 2019 directeur en enig aandeelhouder van deze BV geweest. Uit chats, die op de telefoon van veroordeelde zijn aangetroffen, volgt dat veroordeelde in april 2020 katvangers aan het werven is. Uit de bewijsmiddelen volgt dat deze katvangers werden betaald voor het oprichten of op naam zetten van rechtspersonen en het realiseren van bankrekeningen, maar dat zij geen daadwerkelijke (handels)activiteiten voor deze rechtspersonen hebben verricht. Zo onderhield veroordeelde contact met [medeveroordeelde 2] over het op naam zetten van een rechtspersoon. Deze gesprekken starten op 17 april 2020. Op 28 mei 2020 is [bedrijf 2] BV opgericht, met als bestuurder [medeveroordeelde 2]. Eerder al, op 22 april 2020, is [bedrijf 3] BV opgericht. Uit de bewijsmiddelen volgt dat onder andere [bedrijf 3] BV door de criminele organisatie is gebruikt voor drugstransporten naar Zweden. Vanaf 26 mei 2020 is [naam 2] bestuurder van [bedrijf 3] BV. Hij verklaart tijdens zijn verhoor dat hij al eerder een bankrekening voor veroordeelde heeft opgericht. Deze bankrekening, met nummer [rekeningnummer], is geopend op 21 maart 2020. Op 29 april 2020 vond er een contante geldstorting van € 8.955,-- plaats op deze rekening. Uit de bewijsmiddelen volgt dat deze rekening door veroordeelde is gebruikt.
In aanvulling op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat op de telefoon van veroordeelde onder andere meerdere foto’s van grote (contante) geldbedragen aangetroffen. De eerste foto dateert van 16 september 2020.
Het voorgaande in aanmerking nemend, maakt het naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk dat de criminele organisatie ten tijde van de oprichting van [bedrijf 3] BV op 22 april 2020 al bestond. Verdachte heeft voor genoemde feiten en omstandigheden geen ontzenuwende verklaring gegeven, terwijl dit naar het oordeel van de rechtbank wel van hem mocht worden verlangd. De rechtbank is daarom van oordeel dat er voldoende aanwijzingen bestaan dat veroordeelde ten minste vanaf 22 april 2020 wederrechtelijk voordeel heeft genoten en ziet daarom geen aanleiding om van deze startdatum van de extrapolatieperiode af te wijken. Het verweer van de verdediging dat als startdatum van de extrapolatieperiode 11 mei 2021 moet worden genomen, is hiermee weerlegd. De extrapolatieperiode ziet op de periode van 22 april 2020 tot 30 september 2021 (526 dagen). Rekening houdend met ‘vakantiedagen’, zijn bij de winstberekening in deze periode van deze 526 dagen 63 ‘vakantiedagen’ afgetrokken. De periode van 22 april 2020 tot 30 september 2021 beslaat daarom 463 ‘werkdagen’.
Het wederrechtelijk verkregen voordeel van de criminele organisatie in de periode van 22 april 2020 tot en met 12 november 2021 is als volgt berekend.
De totale bruto-omzet van de criminele organisatie op basis van 37 ‘werkdagen’
€ 535.615,--
De totale bruto-omzet van de criminele organisatie op basis van 463 ‘werkdagen’
€ 6.702.425,54
De totale bruto-omzet van de criminele organisatie in de rapportageperiode
€ 7.238.040,54
De kosten van transporten
€ 1.954.270,95
Niet nader gespecificeerde kosten
€ 2.678.075,--
De te verdelen winst aan de hand van de in de administratie aangetroffen winstopstelling (scenario B)
€ 2.605.694,59
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat veroordeelde onder meer gebruik heeft gemaakt van de bijnaam ‘[alias]’. Uit de administratie van de criminele organisatie volgt dat ‘[alias]’ 16% van de te verdelen winst kreeg uitgekeerd. Dit betreft € 416.911,13. De verdediging heeft dit naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende betwist.
Naar het oordeel van de rechtbank is de berekening gegrond op de bewezen verklaarde feiten en de daaraan ten grondslag gelegde bewijsmiddelen. Verder is daarin op inzichtelijke en aannemelijke wijze het aandeel van veroordeelde verwerkt. Dit betekent dat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel schat en zal vaststellen op € 416.911,13.