ECLI:NL:RBOVE:2025:4378

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
26 juni 2025
Publicatiedatum
3 juli 2025
Zaaknummer
11633784 \ CV EXPL 25-1143
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot het aanbieden van een arbeidsovereenkomst door uitzendkracht op basis van cao en Uitzendrichtlijn

In deze zaak vordert eiser, die van 11 juni 2020 tot en met 16 februari 2025 op basis van een uitzendcontract bij Euroma heeft gewerkt, dat Euroma hem een arbeidsovereenkomst aanbiedt. Eiser stelt dat hij voldoet aan de voorwaarden in de cao die geldt voor uitzendkrachten en dat Euroma hem op grond van de Uitzendrichtlijn een contract moet aanbieden. Euroma betwist deze verplichting en stelt dat eiser niet voldoet aan de criteria van vakvolwassenheid en goed functioneren. De voorzieningenrechter oordeelt dat niet aannemelijk is geworden dat Euroma ten onrechte het functioneren van eiser als onvoldoende vakvolwassen heeft beoordeeld. De vorderingen van eiser worden afgewezen. De voorzieningenrechter concludeert dat Euroma niet verplicht is om eiser een arbeidsovereenkomst aan te bieden, zowel op basis van de cao als de Uitzendrichtlijn. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten van Euroma.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Voorzieningenrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 11633784 \ CV EXPL 25-1143
Vonnis in kort geding van 26 juni 2025
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. A.L. Looijenga (FNV),
tegen
KONINKLIJKE EUROMA B.V.,
gevestigd te Zwolle,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Euroma,
gemachtigde: mr. A.J.D. Bekius.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 12,
- de producties 1 tot en met 3 van Euroma,
- de mondelinge behandeling van 12 juni 2025, alwaar [eiser] in persoon is verschenen en namens Euroma is verschenen mevrouw [naam 1], bijgestaan door mr. Bekius en waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- de pleitnota van Euroma.

2.De zaak in het kort

2.1.
[eiser] heeft van 11 juni 2020 tot en met 16 februari 2025 (met een kleine onderbreking) op basis van een uitzendcontract bij Euroma gewerkt. In de cao die geldt voor het aan Euroma verbonden personeel staat dat Euroma uitzendkrachten die naar haar oordeel vakvolwassen zijn en goed functioneren binnen één jaar een arbeidsovereenkomst bij haar aanbiedt indien er ruimte is in de formatie. Volgens [eiser] voldoet hij aan deze voorwaarden en moet Euroma hem een arbeidsovereenkomst aanbieden. Ook voert [eiser] aan dat Euroma hem een arbeidsovereenkomst moet aanbieden op grond van de Uitzendrichtlijn.
2.2.
Volgens Euroma is zij niet verplicht om [eiser] een arbeidsovereenkomst aan te bieden. Hij voldoet niet aan de voorwaarden uit de cao, en ook de Uitzendrichtlijn brengt dat niet mee.
2.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat Euroma ten onrechte het functioneren van [eiser] als onvoldoende vakvolwassen heeft beoordeeld of dat Euroma misbruik heeft gemaakt van de regelgeving omtrent uitzendkrachten. De voorzieningenrechter wijst daarom de vorderingen van [eiser] af.

3.De feiten

3.1.
[eiser] is – met uitzondering van een korte onderbreking van 5 december 2021 tot en met 31 januari 2022 – vanaf 11 juni 2020 tot 16 februari 2025 op basis van een uitzendovereenkomst bij Euroma te werk gesteld als logistiek medewerker/heftruckchauffeur.
3.2.
Euroma hanteert een ondernemings-cao. In artikel 2 van de cao is het volgende bepaald:

De werkgever zal uitzendkrachten die naar zijn oordeel vakvolwassen zijn bij goed functioneren en ruimte in de formatie binnen maximaal 12 maanden een arbeidsovereenkomst aanbieden.”
3.3.
Op 9 januari 2023 heeft er een beoordelingsgesprek plaatsgevonden tussen [eiser] en dhr. [naam 2], teamleider Logistics (hierna te noemen: [naam 2]). In een daarvan opgemaakte formulier “Algemene evaluatie beoordeling Randstad Medewerkers”, dat een keuze biedt tussen een onvoldoende, matige, voldoende, goede en zeer goede beoordeling is [eiser] beoordeeld met “goed”.
3.4.
In juli 2024 heeft Euroma [eiser] mondeling laten weten dat zij [eiser] geen arbeidsovereenkomst aanbiedt en dat de uitzendovereenkomst na 16 februari 2025 niet langer zal worden verlengd, omdat de maximale termijn voor uitzendovereenkomsten voor bepaalde tijd dan zou worden overschreden.
3.5.
In de periode van 31 juli 2024 tot en met 20 september 2024 hebben de heer [naam 3] van FNV (gemachtigde van [eiser]), en mevrouw [naam 1], HR manager bij Euroma (verder te noemen: [naam 1]), gecorrespondeerd over (de redenen van) het eindigen van het dienstverband van [eiser]. In die correspondentie heeft [naam 1] aangegeven dat [eiser] niet voldoet aan het criterium ‘vakvolwassenheid’, onder andere omdat [eiser] niet voldoende proactief zou zijn.
3.6.
Bij e-mail van 18 september 2024 heeft Euroma [eiser] nogmaals laten weten dat de uitzendovereenkomst van [eiser] per 16 februari 2025 zal worden beëindigd.
3.7.
Op 18 september 2024 stuurde mevrouw [naam 4] (werkzaam bij Randstad) een e-mail aan [eiser] over het gesprek dat zij had met de teamleider Logistics, de heer [naam 5] (verder te noemen: [naam 5]):

(…). Je hebt aan [naam 5][[naam 5] – kantonrechter]
gevraagd of hij jou vak volwassen vond. Dat was een nieuwe vraag voor hem maar hij heeft inderdaad gezegd dat hij jou vak volwassen vindt. Je loopt al een tijd mee bij Euroma natuurlijk en de functie van heftruck chauffeur op de logistieke afdeling voer je prima uit. (…).
3.8.
In reactie op hierop schreef [naam 5] bij e-mail van 6 juni 2025 het volgende:

(…). Ik zat samen met Randstad ([naam 6]) en [naam 7] voor een gesprek. [naam 6] heeft aangegeven aan [naam 7] dat er geen contract in zit en wanneer zijn laatste werkdag zou zijn. Na dit alles besproken te hebben. Kwam hij met de vraag over vakbekwaamheid ik was hier natuurlijk niet op voorbereid en weet eigenlijk niet meer wat ik gezegd heb. (…).
3.9.
Op 3 oktober 2024 stuurde [eiser] de volgende e-mail naar zijn leidinggevende in 2021, de heer [naam 8] (hierna te noemen: [naam 8]):

(…). Nadat jij als unit manager al enkele jaren verhuisd bent naar een andere vestiging vanuit Zwolle ben ik werkzaam gebleven bij de logistiek Zwolle (5 ploegen dienst). Mijn vraag aan jou is het volgende: was jij de unit manager die met alle goede bedoelingen destijds (november 2021) een verzoek heeft ingediend bij personeelszaken Euroma om mij een contract aan te bieden? Ik ben destijds gebeld door mijn teamleider [naam 9] van logistiek dat Euroma zeer tevreden is en mij een contract aanbood. Mijn vraag is was jij degene die het goed bedoelde verzoek heeft ingediend door personeelszaken te verzoeken om mij destijds een contract aan te bieden? Kunt u dat nog herinneren? Zo ja hoor ik het graag van u en als dat zo is hoor ik graag uw beweegredenen die jij destijds had om dat verzoek in te dienen bij personeelszaken Euroma Zwolle. (…).
3.10.
Bij e-mail van 21 oktober 2024 reageerde [naam 8] als volgt:

Hoi [naam 7], ik herken jou nog wel! Onze betrouwbare gemotiveerde heftruckchauffeur die goed zijn best deed/doet. Ik heb inderdaad wel eens over jou gesproken dat jij goed bezig was. In die tijd was het dat we regelmatig spraken over uitzendkrachten en wie we van daaruit wilden laten instromen. Het feit dat jij toen bent aangenomen is in belangrijke mate door jou zelf gerealiseerd. Geluk is wel dat een aantal mensen dit hebben gezien en hebben ondersteund. Waarom jouw vraag?? Is er wat aan de hand dan?? (…).

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert – samengevat – dat Euroma wordt veroordeeld om hem een arbeidsovereenkomst aan te bieden. Ook vordert [eiser] wedertewerkstelling en betaling van zijn toekomstige salaris.
4.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag dat Euroma op grond van de toepasselijke cao en op grond van rechtspraak naar aanleiding van de Uitzendrichtlijn verplicht is om hem een arbeidsovereenkomst aan te bieden.
4.3.
Euroma voert verweer. Euroma concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser], dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser], met veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
4.4.
Volgens Euroma verplicht de toepasselijke cao haar niet om [eiser] een arbeidsovereenkomst aan te bieden, omdat [eiser] niet voldoet aan de voorwaarden. Hij is namelijk niet vakvolwassen. De verplichting van Euroma om [eiser] een arbeidsovereenkomst aan te bieden vloeit ook niet voort uit de Uitzendrichtlijn of jurisprudentie, omdat Euroma geen misbruik maakt van de uitzendregelgeving. [eiser] heeft daarnaast geen spoedeisend belang bij zijn vordering, omdat hij al geruime tijd weet dat hij geen arbeidsovereenkomst bij Euroma krijgt.
4.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Spoedeisend belang
5.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter zal daarom eerst beoordelen of [eiser] ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarbij geldt dat de voorzieningenrechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is.
5.2.
Van de spoedeisendheid van de vordering van [eiser] is de voorzieningenrechter voldoende gebleken. De uitzendovereenkomst tussen [eiser] en Randstad is op door Randstad beëindigd per 25 februari 2025, omdat Euroma de uitzending van [eiser] heeft beëindigd. Sindsdien is [eiser] werkloos en ontvangt hij een WW-uitkering. [eiser] is voor zijn levensonderhoud van zijn inkomen afhankelijk. Hij stelt dat hij aan de voorwaarden voldoet zoals genoemd in de toepasselijke cao en Euroma daarom verplicht is om hem een vast contract aan te bieden en zijn salaris door te betalen. De voorzieningenrechter is gelet op deze omstandigheden van oordeel dat het spoedeisend belang voortvloeit uit de aard van de vordering van [eiser]. [eiser] is daarom ontvankelijk in zijn vordering.
De zaak leent zich voor behandeling in kort geding
5.3.
Euroma heeft aangevoerd dat toewijzing van de vorderingen zou leiden tot een onomkeerbare situatie, namelijk een arbeidsovereenkomst van onbepaalde tijd tussen haar en [eiser]. Om die reden zou deze zaak zich niet lenen voor behandeling in kort geding. Euroma wordt hierin niet gevolgd. Vaste rechtspraak is immers dat eventuele onomkeerbare gevolgen niet aan een toewijzing van de gevraagde voorziening in de weg behoeven te staan. [1]
Beroep op de cao door uitzendkracht
5.4.
Euroma heeft aangevoerd dat blijkens artikel 1 van de cao de werkingssfeer van de cao zich beperkt tot werknemers. Volgens Euroma kunnen uitzendkrachten aan deze cao dus geen rechten ontlenen. De kantonrechter volgt Euroma hierin niet. Uit artikel 6:253 Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat een overeenkomst voor een derde rechten in het leven kan roepen als de overeenkomst een beding van die strekking inhoudt en de derde dit beding aanvaardt. Aan de voorwaarden van dit artikel is in dit geval voldaan. De bewoordingen van artikel 2 waarop [eiser] zich beroept hebben onmiskenbaar de strekking rechten voor uitzendkrachten in het leven te roepen aangezien de bepaling juist niet ziet op werknemers die al in dienst zijn van Euroma, maar slechts betrekking kan hebben op uitzendkrachten. Uit het beroep van [eiser] op deze bepaling volgt verder dat hij het heeft aanvaard.
Vakvolwassenheid
5.5.
De volgende vraag die door de voorzieningenrechter moet worden beantwoord, is of Euroma verplicht is om [eiser] een arbeidsovereenkomst aan te bieden. Op grond van de toepasselijke cao dient Euroma binnen een jaar een arbeidsovereenkomst aan te bieden indien de werknemer naar haar oordeel vakvolwassen is, goed functioneert en er ruimte is binnen de formatie.
5.6.
Uit vaste rechtspraak [2] volgt – voor zover hier van belang – dat aan een bepaling uit een cao een uitleg naar objectieve maatstaven moet worden gegeven, waarbij in beginsel de bewoordingen van die bepaling, gelezen in het licht van de gehele tekst van de cao, van doorslaggevende betekenis zijn, zodat het niet aankomt op de bedoelingen van de partijen die de cao tot stand hebben gebracht, voor zover deze niet uit de daarin opgenomen bepalingen kenbaar zijn, maar op de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin de cao is gesteld. Bij deze uitleg kan blijkens deze vaste rechtspraak onder meer acht worden geslagen op de elders in de cao gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden.
5.7.
Euroma heeft aangevoerd dat voor de kwalificatie dat een uitzendkracht naar het oordeel van Euroma vakvolwassen is in de zin van de cao van die uitzendkracht meer wordt verwacht dan van een reguliere uitzendkracht. Volgens haar is daarvoor vereist dat iemand proactief is, op eigen initiatief prioriteiten kan stellen en met verbeteringen komt. Dat deze uitleg onjuist is, heeft [eiser] niet betoogd. De door Euroma voorgestane uitleg komt de kantonrechter (ook) niet onjuist voor. Daarbij is van belang dat ‘vakvolwassenheid’ niet een scherpomlijnd begrip is, en in combinatie met de in de cao gebruikte bewoordingen “naar zijn oordeel” Euroma enige ruimte laat bij de vaststelling van wat daaronder moet worden verstaan.
5.8.
Volgens Euroma voldoet [eiser] niet aan deze voorwaarden. De bij Euroma gehanteerde werkwijze houdt in dat de direct-leidinggevende, de naaste hoger-leidinggevende en de HR-manager in overleg vaststellen of een uitzendkracht aan de criteria voldoet. Ten aanzien van [eiser] is daarbij geoordeeld dat hij onvoldoende proactief is, zelf onvoldoende prioriteiten stelt en onvoldoende met verbeteringen komt. [eiser] heeft niet uitgelegd om welke reden dit onjuist zou zijn. Hij heeft slechts in algemene zin betoogd dat hij goed functioneert. Ook de beoordelingen waar [eiser] zich op beroept (van [naam 2], [naam 8] en [naam 5]) bieden slechts een aanknopingspunt dat de desbetreffende personen [eiser] op enige moment in het algemeen ‘goed’ of ‘vakvolwassen’ vonden functioneren, zonder daarbij in te gaan op deze specifieke aspecten. De voorzieningenrechter is daarom voorshands van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat Euroma ten onrechte [eiser] niet vakvolwassen in de zin van artikel 2 van de cao heeft geacht.
5.9.
Dat wat [eiser] verder heeft aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel. In de eerste plaats heeft hij aangevoerd dat hem in 2021 een contract is aangeboden dat uiteindelijk vanwege de omstandigheid dat ‘Euroma de cijfers niet op orde had’ niet zou zijn doorgegaan. Daaruit zou moeten worden afgeleid dat hij in 2021 dus wel op het vereiste niveau hebben gefunctioneerd. Een en ander is door Euroma echter betwist. Volgens Euroma blijkt niet uit bij personeelsadministratie dat aan [eiser] een aanbod is gedaan en verder strookt dit ook niet met de (hiervoor vermelde) werkwijze. Dat Euroma in 2021 vond dat [eiser] vakvolwassen was, is gelet op het verweer van Euroma niet aannemelijk geworden.
5.10.
[eiser] stelt zich verder op het standpunt dat uit de e-mails van [naam 8] en [naam 4] zou blijken dat [eiser] wel vakvolwassen is. Dat kan naar het oordeel van de kantonrechter echter niet uit die e-mails worden afgeleid. Tussen partijen staat vast dat [naam 8] al enkele jaren niet meer op de locatie van Euroma in Zwolle werkt. De inhoud van die e-mail is daarom niet relevant voor het functioneringsniveau van [eiser] in 2024/2025. Daarbij komt dat uit de vraag die [eiser] aan [naam 8] stelde en het antwoord dat [naam 8] daarop gaf, kan worden afgeleid dat voor [naam 8] niet duidelijk was in welke context de vraag werd gesteld. Hij lijkt in de onjuiste veronderstelling te verkeren dat [eiser] ten tijde van de vraag al lang bij Euroma in dienst was. Dat [naam 8] bij het antwoord dat hij gaf, de mate van – kortgezegd – pro-activiteit heeft betrokken, kan uit zijn e-mail niet worden afgeleid.
5.11.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan dat evenmin worden afgeleid uit de e-mail van [naam 4] over wat [naam 5] in het gesprek heeft gezegd. Hoewel in die e-mail staat dat [naam 5] heeft gezegd dat [eiser] vakvolwassen was en hij functie “prima” uitvoerde, blijkt uit de door Euroma overgelegde e-mail van [naam 5] dat de vraag niet in het licht van de criteria van de cao en zonder verdere context aan hem is gesteld. Ook voor [naam 5] geldt dat uit zijn antwoord niet kan worden afgeleid dat hij de mate van pro-activiteit van [eiser] bij de beantwoording van de vraag voor ogen heeft gehad. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan dus ook uit de e-mails van [naam 5] en [naam 4] niet met voldoende aannemelijkheid worden afgeleid dat [eiser] aan de door de cao gestelde voorwaarden voldeed.
5.12.
De voorzieningenrechter is gelet op het bovenstaande van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat Euroma ten onrechte het functioneren van [eiser] heeft beoordeeld als onvoldoende vakvolwassen in de zin van artikel 2 van de cao. Euroma is daarom naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet verplicht om op grond van haar cao een arbeidsovereenkomst aan [eiser] aan te bieden. Daarbij kan worden daargelaten of [eiser] voldoet aan de overige voorwaarden uit de cao.
Europees recht
5.13.
[eiser] beroept zich tot slot op artikel 5 lid 5 van Richtlijn 2008/104 (hierna te noemen: de Uitzendrichtlijn), en de rechtspraak naar aanleiding daarvan, waaronder het Daimlerarrest. [3] Ook wijst hij op een conclusie van P-G mr. [naam 10]. [4] [eiser] stelt zich daarbij op het standpunt dat het aangaan van achtereenvolgende uitzendopdrachten met een totale duur van meer dan vier jaar in dit geval moet worden aangemerkt als het (op onrechtmatige wijze) omzeilen van de uitzendrichtlijn, en dat om die reden aan hem door Euroma een arbeidsovereenkomst moet worden aangeboden.
5.14.
Uit onder andere het Daimler-arrest volgt dat de voorzieningenrechter in voorkomende gevallen moet onderzoeken of, in de context van de nationale regeling en rekening houdend met de omstandigheden van het geval, de Uitzendrichtlijn wordt omzeild.
Tussen partijen is niet in geschil dat [eiser] meerdere opvolgende contracten heeft gehad en dat hij (met een korte onderbreking) ongeveer 4,5 jaar als uitzendkracht bij Euroma heeft gewerkt. Dat Euroma met deze handelswijze heeft beoogd om de uitzendrichtlijn te omzeilen, is niet aannemelijk geworden. Daarbij is van belang dat Euroma onweersproken heeft gesteld dat zij een systeem hanteert waarbij uitzendkrachten na een jaar een contract bij Euroma kunnen krijgen, mede omdat Euroma met Randstad is overeengekomen dat zij werknemers na één jaar kosteloos rechtstreeks in dienst mag nemen. Euroma heeft ook onweersproken gesteld dat zij geschikte werknemers na één jaar bij voorkeur rechtstreeks in dienst neemt, omdat een het inlenen van een uitzendkracht via Randstad duurder is dan een rechtstreeks dienstverband met de betreffende werknemer. Zij neemt uitzendkrachten alleen niet rechtstreeks in dienst als zij niet voldoen aan de criteria in de cao. Euroma heeft daarbij opgave gedaan de ‘overnames’ die zij de afgelopen jaren heeft gedaan. Het gaat daarbij om enkele tientallen per jaar. In dit geval heeft Euroma [eiser] geen arbeidsovereenkomst aangeboden onder andere omdat hij in de ogen van Euroma (nog) niet vakvolwassen was. In het licht hiervan kan niet worden aangenomen dat Euroma in het geval van [eiser] heeft beoogd de uitzendrichtlijn te omzeilen.
Conclusie
5.15.
Gelet op het bovenstaande is de kantonrechter van oordeel dat Euroma, zowel op grond van de cao als op grond van de Uitzendrichtlijn dan wel (Europese) jurisprudentie, niet verplicht is om [eiser] een arbeidsovereenkomst aan te bieden. De vorderingen van [eiser] zullen daarom worden afgewezen.
Proceskosten
5.16.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Euroma worden begroot op:
- salaris gemachtigde
814,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
949,00

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
6.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
6.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 949,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.W.G. Wijnands en in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2025.
EA

Voetnoten

1.HR 25 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:1036, NJ 2013/553
2.HR 4 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:678
3.HvJEU 17 maart 2022, C-232/20, ECLI:EU:C:2022:196
4.Parket bij de Hoge Raad, 21 maart 2025, ECLI:NL:PHR:2025:356