ECLI:NL:RBOVE:2025:4108

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 juni 2025
Publicatiedatum
24 juni 2025
Zaaknummer
ak_24_3882
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering gehandicaptenparkeerkaart en motiveringsgebrek in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, gedateerd 24 juni 2025, staat de afwijzing van een aanvraag voor een gehandicaptenparkeerkaart centraal. Eiseres, die meerdere fysieke klachten heeft, heeft op 20 februari 2024 een aanvraag ingediend voor een parkeerkaart. Het college van burgemeester en wethouders van Zwolle heeft deze aanvraag op 22 maart 2024 afgewezen, waarna eiseres bezwaar heeft gemaakt. Het college heeft het bezwaar ongegrond verklaard met een bestreden besluit op 25 september 2024. Eiseres is van mening dat de afwijzing onvoldoende is gemotiveerd, vooral omdat het adviesrapport van de arts niet duidelijk maakt welke klachten zijn betrokken in het onderzoek. De rechtbank oordeelt dat het college de afwijzing onvoldoende heeft gemotiveerd en dat het adviesrapport niet voldoet aan de vergewisplicht. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt het college op om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres. Tevens moet het college het griffierecht aan eiseres vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/3882

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

en
het college van burgemeester en wethouders van Zwolle(hierna: het college), verweerder
(gemachtigde: [gemachtigde]).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van een aanvraag van eiseres voor een gehandicaptenparkeerkaart voor een bestuurder (hierna: een parkeerkaart). Eiseres is het niet eens met de afwijzing van deze aanvraag. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. De rechtbank beoordeelt de afwijzing aan de hand van deze beroepsgronden.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het college de afwijzing van de aanvraag voor de parkeerkaart onvoldoende heeft gemotiveerd. Uit het adviesrapport van de arts blijkt onvoldoende welke klachten hij heeft betrokken in zijn onderzoek. Ook heeft de arts onvoldoende gemotiveerd waarom hij geen informatie heeft opgevraagd bij de behandelaars van eiseres
.Eiseres krijgt daarom gelijk en het beroep is gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.

Procesverloop

2. Eiseres heeft op 20 februari 2024 een aanvraag ingediend voor een parkeerkaart. Het college heeft deze aanvraag met een besluit van 22 maart 2024 afgewezen. Met een besluit van 25 september 2024 (hierna: het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
2.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 23 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

De niet betwiste feiten
3. De rechtbank stelt vast dat de volgende feiten tussen partijen niet betwist zijn.
3.1.
Eiseres heeft op 20 februari 2024 een parkeerkaart aangevraagd. In de aanvraag heeft zij aangegeven dat ze al jaren meerdere blessures heeft aan haar schouder, knieën, rug en voeten en dat ze steeds vermoeider wordt en meer pijn krijgt als ze veel loopt. Verder heeft zij aangegeven dat ze bij haar huis geen eigen parkeerplek heeft, waardoor ze haar auto soms drie straten bij haar huis vandaan moet parkeren. Eiseres stelt dat dit ertoe leidt dat zij helemaal uitgeput raakt en veel pijnstillers moet gebruiken.
3.2.
Het college heeft naar aanleiding van deze aanvraag advies gevraagd aan JPH Consult. Een arts van JPH Consult (hierna: de arts) heeft eiseres op 20 maart 2024 onderzocht. De bevindingen van dit onderzoek zijn neergelegd in een rapport van 21 maart 2024 (hierna: het adviesrapport). In dit rapport staat dat eiseres meerdere aandoeningen heeft aan het bewegingsapparaat, dat die vanuit medisch oogpunt mild te noemen zijn en dat de pijnklachten die daaruit voortvloeien eiseres belemmeren in de loopafstand. De arts heeft het lopen tijdens het spreekuur geobserveerd en hij is van mening dat het bewegingspatroon past bij dit beeld. De arts acht eiseres op grond van medische voorkennis en de bevindingen tijdens het spreekuur in staat om aanzienlijk meer dan 100 meter aaneengesloten te lopen. Daarom is in het adviesrapport geconcludeerd dat er geen medische indicatie is voor het verstrekken van een parkeerkaart aan eiseres.
3.3.
In het besluit van 22 maart 2024 heeft het college op basis van het adviesrapport de aanvraag voor een parkeerkaart afgewezen. Eiseres heeft daartegen bezwaar gemaakt.
3.4.
Naar aanleiding van het bezwaar heeft het college vragen gesteld aan de arts. De arts heeft deze vragen beantwoord in een e-mailbericht van 27 mei 2024. In dit bericht heeft hij aangegeven dat de schouderproblemen zijn besproken tijdens het contactmoment. Verder heeft de arts verklaard dat eiseres tijdens het contactmoment heeft verklaard dat zij wel een kilometer kan lopen en goed kan fietsen zonder klachten, maar dat ze daarna in de avonduren erg moe is.
3.5.
Met het bestreden besluit heeft het college het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
Toetsingskader
4. Op grond van artikel 49, eerste lid, van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer kan aan een gehandicapte, overeenkomstig de bij ministeriële regeling gestelde criteria, door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar hij als ingezetene met een adres is ingeschreven in de basisregistratie personen, een gehandicaptenparkeerkaart worden verstrekt.
4.1.
Op grond van artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a en d, van de Regeling gehandicaptenparkeerkaart (hierna: de Regeling) kunnen voor een gehandicaptenparkeerkaart in aanmerking komen bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en van brommobielen, die ten gevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking hebben van langdurige aard, waardoor zij - met de gebruikelijke loophulpmiddelen - in redelijkheid niet in staat zijn zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan een stuk te voet te overbruggen of die ten gevolge van een aandoening of gebrek aantoonbare ernstige beperkingen, andere dan loopbeperkingen hebben.
Had het college eiseres een parkeerkaart moeten verlenen?
5. Eiseres stelt zich op het standpunt dat het college ten onrechte heeft geweigerd haar een parkeerkaart te verlenen. Volgens eiseres heeft het college de afwijzing ten onrechte gebaseerd op het rapport van JPH Consult. Daartoe voert zij aan dat de arts er volledig aan voorbij is gegaan dat zij door meerdere fysieke klachten, die ten minste tweede derde deel van het jaar aanwezig zijn, vaak oververmoeid is. Eiseres stelt dat zij beperkt is in haar bewegen en dat onnodig ver lopen haar pijnklachten verergert, waardoor zij aan het eind van de middag al volledig uitgeput is. Eiseres stelt dat de arts en het college haar niet serieus hebben genomen en dat er ten onrechte geen informatie is ingewonnen bij verschillende door haar genoemde artsen en fysiotherapeuten. Eiseres is van mening dat het college ten onrechte niet is ingegaan op haar verzoek om een second opinion. Zij stelt dat het voor haar als particulier onmogelijk is gebleken een second opinion te krijgen, omdat er geen artsen of instanties zijn die bereid zijn een lichamelijk onderzoek te verrichten en daarvan een rapport te maken. Alleen de bedrijfsarts was bereid om haar te keuren en daarvan een summier rapport op te stellen. Dit rapport heeft zij overgelegd.
5.1.
Het college stelt zich op het standpunt dat de aanvraag terecht is afgewezen, omdat uit het rapport van JPH Consult blijkt dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden voor een parkeerkaart. Het college is van mening dat het advies van JPH Consult deugdelijk tot stand is gekomen en dat er zorgvuldig onderzoek is gedaan. Het college stelt dat eiseres het advies kan bestrijden door een deskundige in te schakelen en een contra-expertise in te brengen en dat het niet aan het college is om te zorgen voor een second opinion. Volgens het college is er geen informatie waaruit volgt dat eiseres geen 100 meter te voet kan overbruggen. Ook is er geen sprake van een uitzonderlijke medische situatie die dichtbij parkeren noodzakelijk maakt. Het college is van mening dat uit het verslag van het gesprek tussen eiseres en de bedrijfsarts geen bevindingen blijken die aanleiding geven om te twijfelen aan de conclusie uit het rapport van JPH Consult. Volgens het college is het vermoeid zijn na inspanningen geen aanleiding om op grond van de hardheidsclausule een parkeerkaart te verstrekken.
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat het college de afwijzing van de aanvraag voor een parkeerkaart onvoldoende heeft gemotiveerd. Zij zal dit hierna toelichten.
5.2.1.
Het college heeft de weigering om een parkeerkaart te verstrekken gebaseerd op het adviesrapport. Een bestuursorgaan mag eerst op het advies van een deskundige afgaan, nadat is nagegaan of dit advies op een zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten (hierna: de vergewisplicht). Deze vergewisplicht is neergelegd in artikel 3:9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voor de wettelijke adviseur en volgt uit artikel 3:2 van de Awb voor andere adviseurs. [1]
5.2.2.
De rechtbank is van oordeel dat het college de afwijzing van de aanvraag niet heeft mogen baseren op het adviesrapport en de toelichting van de arts in het e-mailbericht van 27 mei 2024. Naar het oordeel van de rechtbank is het adviesrapport (ook in combinatie met de toelichting in de e-mail) zo summier dat dit rapport het college onvoldoende aanknopingspunten gaf om invulling te geven aan de vergewisplicht. [2] Daartoe overweegt de rechtbank dat uit het adviesrapport en het e-mailbericht onvoldoende blijkt welke klachten de arts heeft betrokken in zijn onderzoek. In het bijzonder blijkt daaruit niet de door de arts in aanmerking genomen aard, ernst en duur van de klachten die eiseres heeft aan haar voeten. Dit is te meer van belang omdat eiseres heeft verklaard dat deze klachten in bepaalde perioden sterk opspelen en dat zij in die perioden sterk is beperkt in het lopen. Gelet op deze verklaring kan uit de door de arts genoemde opmerking van eiseres dat zij wel een kilometer kan lopen niet zonder meer worden afgeleid dat zij structureel in staat is om zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan een stuk te lopen. Daarnaast is van belang dat eiseres heeft aangegeven dat zij door de combinatie van haar klachten in de loop van de dag erg vermoeid raakt. De gemachtigde van het college heeft ter zitting verklaard dat een energiebeperking onder omstandigheden aanleiding kan geven tot het toekennen van een parkeerkaart in verband met ernstige beperkingen anders dan loopbeperkingen, zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a en d, van de Regeling. Naar het oordeel van de rechtbank is de arts hier in het adviesrapport en het e-mailbericht ten onrechte niet op ingegaan. Verder is de rechtbank van oordeel dat de arts, mede gelet op wat eiseres heeft aangevoerd over de klachten aan haar voeten en de energiebeperking als gevolg van de combinatie van haar klachten, onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij geen aanleiding heeft gezien om informatie op te vragen bij haar huisarts en/of haar andere behandelaars.
5.2.3.
De rechtbank is van oordeel dat de beperkte informatieverstrekking in het adviesrapport en het e-mailbericht niet kunnen worden gerechtvaardigd met een beroep op de door de arts genoemde richtlijn “omgaan met medische gegevens” van de Artsenfederatie KNMG. In paragraaf 7.1.4 van deze richtlijn staat dat uit de tuchtrechtspraak volgt dat de beoordelend arts in de rapportage enerzijds voldoende inzichtelijk moet maken op welke onderzoeksresultaten de conclusie of het advies is gebaseerd en dat de beoordelend arts er anderzijds goed op moet letten dat er geen medische gegevens aan de opdrachtgever worden verstrekt die voor de onderbouwing van de conclusie of het advies niet noodzakelijk zijn. Hieruit volgt dat de arts gehouden was om zo terughoudend mogelijk te zijn met het verstrekken van medische informatie over eiseres. In dit geval was echter uitgebreidere informatie over de aandoeningen van eiseres noodzakelijk voor de onderbouwing van de conclusie en het advies. Bovendien heeft eiseres in dit geval veel van de medische informatie waar het in deze zaak om gaat zelf in haar aanvraag en bezwaarschrift aan het college verstrekt.
5.2.4.
Hieruit volgt dat de beroepsgronden van eiseres slagen.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) niet deugdelijk is gemotiveerd. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit.
7. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat het college, met inachtneming van deze uitspraak, een nieuw besluit moet nemen op het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 22 maart 2024.
8. Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiseres vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 25 september 2024;
- draagt het college op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 187,- aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.P.K. van Rosmalen, rechter, in aanwezigheid van mr. F.F. van Emst, griffier. Uitgesproken in het openbaar op
de griffier is verhinderd om
rechter
deze uitspraak te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vergelijk de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (hierna: de CRvB) van 10 juli 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1388, rechtsoverweging (hierna: r.o.) 4.1.
2.Vergelijk de uitspraak van de CRvB van 10 juli 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1388, r.o. 4.2. en 4.3.