ECLI:NL:RBOVE:2025:3563

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 juni 2025
Publicatiedatum
4 juni 2025
Zaaknummer
ak_25_1410
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening n.a.v. afwijzing aanvraag om bijstand en terugvordering verstrekte voorschotten

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 3 juni 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker had een aanvraag om bijstand ingediend, die door het college van burgemeester en wethouders van Oldenzaal was afgewezen. Tevens was er een terugvordering van verstrekte voorschotten aan de verzoeker aan de orde. De voorzieningenrechter oordeelde dat er voldoende spoedeisend belang was, aangezien verzoeker sinds februari 2025 geen uitkering meer had ontvangen, met uitzondering van één voorschot dat nu werd teruggevorderd. De voorzieningenrechter heeft het verzoek toegewezen en het bestreden besluit geschorst, waardoor het college verplicht werd om vanaf 19 mei 2025 voorschotten te verstrekken aan verzoeker, tot vier weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. De voorzieningenrechter benadrukte dat verzoeker tijdens de bezwaarprocedure volledige openheid van zaken moet geven over zijn financiële situatie, inclusief zijn bankrekeningen en crypto-activiteiten. De voorzieningenrechter heeft het college ook veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, die in totaal € 1.814,- bedragen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Almelo
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 25/1410

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker], uit [woonplaats], verzoeker

gemachtigde: mr. M.P. Harten,
en

het college van burgemeester en wethouders van Oldenzaal.

Samenvatting

1. Deze uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening gaat over de afwijzing van verzoekers aanvraag om bijstand en de terugvordering van de hem verstrekte voorschotten. Verzoeker is het hier niet mee eens en vraagt daarom om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of hij een voorlopige voorziening zal treffen ook of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Deze vraag beantwoordt hij aan de hand van de argumenten die verzoeker heeft aangevoerd.
1.1.
De voorzieningenrechter wijst in deze uitspraak het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

Procesverloop

2.1.
Verzoeker ontving een bijstandsuitkering naar de kostendelersnorm. Met de hoogte van zijn uitkering was verzoeker het niet eens. Hierover loopt nog een bodemprocedure bij de rechtbank.
2.2.
Met een besluit van 27 februari 2025 heeft het college de bijstandsuitkering van verzoeker met ingang van 26 februari 2025 opgeschort in afwachting van informatie van verzoeker over zijn (nieuwe) verblijfadres. Met een besluit van 11 maart 2025 is de bijstandsuitkering van verzoeker ingetrokken vanaf 26 februari 2025, omdat niet duidelijk was waar verzoeker woonde en verbleef. Tegen dit besluit heeft verzoeker bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek was geregistreerd onder nummer 25/1117.
2.3.
Tijdens die procedure diende verzoeker op 2 april 2025 een nieuwe aanvraag voor een bijstandsuitkering in. Op zijn aanvraagformulier vermeldde verzoeker één bankrekening te hebben, met nummer [rekeningnummer 1]. In verband met die nieuwe aanvraag heeft het college verzoeker op 15 april 2025 een voorschot betaald. Omdat met het betalen van het voorschot het spoedeisend belang aan het verzoek om de voorlopige voorziening onder nummer 25/1117 was ontvallen, wees de voorzieningenrechter dat verzoek af.
2.4.
In het kader van de nieuwe aanvraag van 2 april 2025 vond er vervolgens een gesprek tussen verzoeker en (een medewerker van) het college plaats op 3 april 2025. Nadien heeft verzoeker een overzicht van zijn bankrekening ingeleverd. Uit dat overzicht bleek vervolgens dat verzoeker meerdere bankrekeningen had die bij het college nog niet bekend waren. Ook was een transactie naar een crypto-account zichtbaar, waarvan verzoeker geen melding had gemaakt. Op 15 april 2025 heeft het college opnieuw met verzoeker gesproken. Het college heeft verzoeker met een brief van 22 april 2025 gevraagd om binnen zeven dagen na dagtekening de volgende gegevens te verstrekken:
• een overzicht van zijn cryptoaccount en wallet vanaf 1 oktober 2024, zoals ook al tijdens het intakegesprek was besproken;
• een overzicht van verzoekers bankrekening [rekeningnummer 2] vanaf 18 april 2024 (met een begin- en eindsaldo en alle transacties op chronologische volgorde en geen losse screenshots).
2.5.
Vervolgens is een mailwisseling op gang gekomen. Op 2 mei 2025 heeft verzoeker aan een medewerker van het college gemaild:
Ik heb je geappt, nadat je mijn advocaat hebt gebeld. Hij appte me omdat je bewijzen van crypto.com wilt zien. Ben ermee bezig maar krijg geen SMS verificatiecode binnen, ik ben er dus mee bezig. Zodra dat gelukt is zal ik het je uiteraard doorsturen. Een Maltese bankrekening heb ik niet. Die kan ik je dus niet doorsturen.”
Op 3 mei 2025 heeft verzoeker gemaild:
“Hierbij de screenshots van crypto.com account.”
Op 6 mei 2025: “Na ons gesprek net, ik heb het nog eens nagekeken. Over de Maltese bankrekening had je gelijk, die stond er inderdaad bij op het crypto.com account. Ik heb je nu alle bewijzen gestuurd die ik kan regelen. Staat in de 3 screenshots in de bijlage, dit is een transactieoverzicht van het gehele crypto account. Ik vind het ook rot dat het zo loopt, daarvoor mijn oprechte excuus”.
Het standpunt van het college
2.6.
Met het bestreden besluit van 6 mei 2025 heeft het college de aanvraag van 2 april 2025 afgewezen en de tot op dat moment verstrekte voorschotten tot een bedrag van € 713,- van verzoeker teruggevorderd. Omdat ook nog een restant van een oude terugvordering openstond is het bedrag, dat verzoeker in totaal moet terugbetalen, vastgesteld op € 1.211,79.
2.7.
Volgens het college heeft verzoeker ondanks herhaaldelijke verzoeken geen volledig overzicht ingeleverd van zijn Maltese bankrekening en het verloop van zijn crypto-transancties. Alleen de transacties die op 12 februari 2025 hebben plaatsgevonden heeft verzoeker laten zien. De rechtmatigheid van zijn aanvraag kan daarom niet worden beoordeeld.
Het standpunt van verzoeker
2.8.
Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn aanvraag en de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening gevraagd, die daaruit bestaat de voorschotverstrekking wordt hervat.
Volgens verzoeker is het besluit genomen op basis van onvolledig onderzoek en als gevolg daarvan onzorgvuldig voorbereid. Hij kan niet in zijn levensonderhoud voorzien en dreigt dakloos te worden. Zijn huisbaas wil hem op straat zetten omdat verzoeker zijn betalingsverplichting niet kan nakomen. Verzoeker komt net uit detentie en probeert zijn leven weer op de rit te krijgen, wat niet lukt vanwege de afwijzing van zijn aanvraag en de dreigende dakloosheid. Het college maakt het verzoeker al maandenlang moeilijk met belastende besluiten, die steeds weer herroepen worden. Dit is ook zeer slecht voor verzoekers geestelijke gezondheid. Er is sprake van willekeur en détournement de pouvoir aan de zijde van het college. Verzoeker kan de gevraagde informatie niet overleggen. Hij heeft geen bankrekening in Malta en de informatie over de crypto-account heeft hij wel verstrekt, via schermprints. Die informatie moet toereikend zijn.
2.9.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 27 mei 2025 op zitting behandeld. Verzoeker en zijn gemachtigde waren aanwezig. Het college heeft laten weten verhinderd te zijn. Ook heeft het college meegedeeld dat het bezwaar van verzoeker tegen de afwijzing van zijn aanvraag op 2 juni 2025 wordt behandeld door de bezwaarcommissie.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat in de aard van de zaak voldoende spoedeisend belang is gelegen. Verzoeker heeft vanaf februari 2025 geen uitkering meer ontvangen, met uitzondering van één voorschot dat nu van hem wordt teruggevorderd. De voorzieningenrechter beoordeelt het verzoek daarom ook inhoudelijk.
3.2.
Aan de afwijzing van de aanvraag heeft het college ten grondslag gelegd dat verzoeker onvoldoende gegevens heeft overgelegd ten aanzien van 1) zijn bankrekening op Malta en 2) zijn cryptoaccount, waardoor het recht op bijstand van verzoeker niet is vast te stellen. Ook in het verweerschrift is bevestigd dat dit de informatie is die op dit moment ontbreekt.
3.3.
Voor de beoordeling of de aanvrager verkeert in bijstand behoevende omstandigheden, is diens financiële situatie een essentieel gegeven. De aanvrager is gehouden de voor een goede beoordeling van de aanvraag vereiste gegevens over te leggen. Het college is in het kader van het onderzoek naar het recht op bijstand bevoegd om gegevens te vragen die betrekking hebben op de financiële situatie, ook over de periode die onmiddellijk voorafgaat aan de datum met ingang waarvan bijstand wordt gevraagd, zoals in dit geval is gebeurd. Dit is vaste rechtspraak [1] . Als de aanvrager niet aan de inlichtingen- of medewerkingsverplichting voldoet, is dit een grond voor afwijzing van de bijstand wanneer als gevolg daarvan het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld.
3.4.
Het college heeft aan verzoeker gevraagd om onder meer bankafschriften in te leveren van de betaalrekening die hij op zijn aanvraagformulier om bijstand had vermeld. Uit de door verzoeker overgelegde bankafschriften bleek vervolgens dat er nog meer bankrekeningen waren, die verzoeker niet bij zijn aanvraag had gemeld. Ook ontkende verzoeker aanvankelijk een bankrekening op Malta te hebben, maar later bleek die toch te bestaan. Van zijn crypto-account verstrekte verzoeker vervolgens een aantal screenprints.
3.5.
Bankafschriften zijn nodig om het recht op bijstand vast te kunnen stellen. Dit geldt ook voor informatie over crypto-accounts. Het is aan verzoeker om deugdelijk en verifieerbaar bewijs van zijn inkomenspositie te leveren. De voorzieningenrechter wijst er daarbij op dat het verstrekken van screenshots onvoldoende is, omdat daarmee gemanipuleerd kan worden. Het moet voor het college duidelijk zijn dat van een bankrekening niet alleen de begin- en de eindstand zijn te zien maar ook alle tussenliggende transacties. Ook als het gaat om crypto-accounts ligt het op de weg van verzoeker om volledig inzicht te verstrekken. Voor het college moet duidelijk zijn of en zo ja in welke mate verzoeker zich met cryptohandel bezighoudt of heeft gehouden en of er relevante resultaten waren.
3.6.
Op de zitting heeft verzoeker verklaard dat de door het college genoemde Maltese bankrekening de rekening betreft die automatisch aan zijn account bij Crypto.com is gekoppeld. Het gaat niet om een reguliere bankrekening waarop de eventuele uitbetalingen vanaf dit account worden gedaan. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter vervolgens zijn telefoon met daarop de app van Crypto.com laten zien. Daarop waren volgens verzoeker alle transacties te zien, die op het account van Crypto.com voorkomen. Deze uitleg van verzoeker over de gekoppelde bankrekening komt de voorzieningenrechter niet onaannemelijk voor, evenmin als de stelling dat in het crypto-account slechts enkele transacties hebben plaatsgevonden. Of verzoeker hiermee nu alle relevante informatie heeft verstrekt kan de voorzieningenrechter niet met zekerheid zeggen. Maar hij acht de informatie van verzoeker wel zo aannemelijk, dat hij van oordeel is dat het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dit brengt de voorzieningenrechter tot de volgende afweging.
Belangenafweging
4.1.
De voorzieningenrechter volgt het college dat er enige inconsistentie zit in de verklaringen van verzoeker en begrijpt ook dat er bij het college nog vragen leven, zoals over de crypto-activiteiten van verzoeker. Het is aan verzoeker om in de nog lopende bezwaarprocedure tegenover het college volledige openheid van zaken te geven.
4.2.
Om te voorkomen dat verzoeker opnieuw in de problemen raakt ziet de voorzieningenrechter aanleiding het verzoek toe te wijzen. Verzoeker moet zich er echter wel bewust van zijn dat hij tijdens de bezwaarprocedure alle inzicht moet verschaffen in de zaken waarin het college dat nodig vindt. Het is daarbij niet aan verzoeker om de spelregels te bepalen. Als het verstrekken van de gevraagde informatie verzoeker voor problemen stelt moet hij daarover met het college in overleg gaan. Wanneer verzoeker onvoldoende inzicht verschaft loopt hij nog steeds het risico dat niet kan worden vastgesteld dat hij in bijstand behoevende omstandigheden verkeert. De hem verstrekte voorschotten moet hij in dat geval opnieuw terugbetalen.

Conclusie en gevolgen

5.1.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe, schorst het bestreden besluit en treft de voorlopige voorziening dat het college vanaf 19 mei 2025 (datum indiening verzoek) voorschotten dient te verstrekken naar de voor verzoeker geldende (kostendelers-) norm, tot vier weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
5.2.
Omdat het verzoek wordt toegewezen ziet de voorzieningenrechter aanleiding het college te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De gemachtigde heeft een verzoekschrift ingediend en aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 907,-. De vergoeding bedraagt daarom in totaal € 1.814,-. Ook krijgt verzoeker zijn griffierecht terug.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
- schorst het besluit van 6 mei 2025;
- bepaalt dat het college vanaf 19 mei 2025 aan verzoeker voorschotten dient te verstrekken naar de voor hem geldende norm, tot vier weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- veroordeelt het college in de proceskosten van € 1.814,-;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 53,- aan verzoeker moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Koster, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van
mr. F. Ernens, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 14 mei 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:938