ECLI:NL:RBOVE:2025:346

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 januari 2025
Publicatiedatum
23 januari 2025
Zaaknummer
ak_24_1673
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen weigering handhavend optreden tegen aanwezigheid van oude dieseltrein en zoutwagon op terrein oude spoorlijn

In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, wordt het beroep van omwonenden tegen de gedeeltelijke afwijzing van hun handhavingsverzoek beoordeeld. Het handhavingsverzoek, ingediend op 20 augustus 2020 en aangevuld op 14 maart 2023, betreft de aanwezigheid van een oude dieseltrein, de 'Blauwe Engel', en een zoutwagon op een perceel dat deel uitmaakt van een oude spoorlijn in het buitengebied van Hengelo. De rechtbank oordeelt dat de oude dieseltrein en de zoutwagon hun oorspronkelijke functie en bestemming hebben verloren en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die legalisatie rechtvaardigen. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van het college van burgemeester en wethouders van Hengelo, dat de afwijzing van het handhavingsverzoek ten aanzien van deze voertuigen in stand heeft gelaten. De rechtbank oordeelt dat het handhavingsverzoek ten onrechte is afgewezen en dat de aanwezigheid van de voertuigen in strijd is met het bestemmingsplan. De rechtbank geeft het college de opdracht om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eisers, met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank wijst ook op de proceskostenvergoeding aan eisers.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/1673

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

Omwonenden in de buurtschap [woonplaats] , uit [woonplaats] , eisers

(gemachtigde: mr. J.H.B. Averdijk),
en

het college van burgemeester en wethouders van Hengelo, verweerder

(gemachtigden: M.S. van Dijk en S.W.A. Prinsen).

Als derde-partij neemt aan de zaak deel: Rail Pleasure Holding B.V.

(derde-partij).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de gedeeltelijke afwijzing van hun handhavingsverzoek van 20 augustus 2020, welk verzoek eisers hebben aangevuld met een handhavingsverzoek van 14 maart 2023 (samen: het handhavingsverzoek). Het handhavingsverzoek ziet op de toestand ter hoogte van een locatie in het buitengebied van Hengelo, in het buurtschap [woonplaats] , bij een daar gelegen oude spoorlijn. De derde partij exploiteert de oude spoorlijn met de activiteit ‘spoorfietsen’.
1.1.
Verweerder heeft met twee besluiten van 19 juli 2023 het handhavingsverzoek van eisers deels toegewezen en deels afgewezen en aan de derde partij een last onder dwangsom (LOD) opgelegd (de primaire besluiten).
1.2.
Met het besluit van 20 december 2023 heeft verweerder op het bezwaar van eisers beslist (het bestreden besluit). Verweerder heeft het bezwaar van eisers deels gegrond en deels ongegrond verklaard. Het bestreden besluit bevat drie besluitonderdelen.
1.3.
Eisers hebben beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn tegen besluitonderdeel 1 van het bestreden besluit gericht. Met dit besluitonderdeel heeft verweerder besloten om de afwijzing van het handhavingsverzoek in stand te laten,
voor zover is geweigerd om handhavend op te treden tegen de aanwezigheid van materialen, een draaiplateau, een dieseltrein (de ‘Blauwe Engel’) en een oude zoutwagon.
1.4.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 12 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, vertegenwoordigd door [naam 1] , de gemachtigde van eisers, de gemachtigden van verweerder en derde-partij, vertegenwoordigd door [naam 2] .
1.6.
De zaak is gelijktijdig behandeld met de samenhangende beroepen van eisers en van de [vereniging] , gericht tegen een op 3 april 2024 aan de derde partij verleende omgevingsvergunning voor de aanleg van twee spoorperrons en een draaiplateau voor het spoorfietsen voor een periode van tien jaar (ZWO 24/3361 en ZWO 24/3368).

Totstandkoming van het besluit

2. [woonplaats] is een buurtschap ten [locatie] . In het buurtschap ligt een deel van een oude spoorlijn - ongeveer 850 meter - dat vroeger in gebruik was voor onder meer zouttransport en een klein zijspoor. Het overgebleven deel van de spoorlijn heeft in 2019 een gemeentelijke monumentenstatus gekregen. De derde partij exploiteert dit deel van de spoorlijn sinds 2016 voor de recreatieve activiteit spoorfietsen. Daarbij rijden bezoekers op een spoorfiets van Hengelo naar [woonplaats] . In en rond coronatijd heeft het spoorfietsen enige tijd stilgelegen maar de derde partij wil de activiteiten graag voorzetten. De derde partij werkt daarbij samen met vrijwilligers.
2.1.
Het gebied waarop het handhavingsverzoek betrekking heeft omvat een perceel kadastraal bekend als [kadastrale aanduidingen 1] (het perceel) en omringende percelen. De gemeente Hengelo is de eigenaar van de grond.
2.2.
Op het perceel is het bestemmingsplan ‘Buitengebied’ van de gemeente Hengelo - aangevuld met een veegplan ‘Buitengebied’- (het bestemmingsplan) [1] van toepassing. Het perceel heeft als bestemming: ‘Verkeer – Railverkeer’. De omringende percelen
zijn kadastraal bekend als [kadastrale aanduidingen 2] , [kadastrale aanduidingen 3] en [kadastrale aanduidingen 4] en hebben bestemming ‘Agrarisch’.
2.3.
Eisers hebben verweerder op 20 augustus 2020 verzocht om handhavend op te treden tegen de aanwezigheid van:
 de Blauwe Engel en
 spoorbielzen en spoorrails, betonnen keerwanden en stenen, een dixie en opslag van goederen in het (hierna: de aanwezigheid/opslag van materialen).
2.4.
De derde partij heeft het recreatieve aanbod willen uitbreiden met enkele accommodaties voor overnachting. Op 13 januari 2021 heeft de gemeenteraad van Hengelo het bestemmingsplan ‘Spoorfietsen’ vastgesteld, dat (onder meer) voorzag in de plaatsing van twee zoutboortorens en een oude zoutwagon voor kortdurend nachtverblijf. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft bij uitspraak van 1 maart 2023 dit besluit, en daarmee het bestemmingsplan ‘Spoorfietsen’, vernietigd [2] .
2.5.
Eisers hebben verweerder met het aanvullend handhavingsverzoek van 14 maart 2023 verzocht om op te treden tegen ‘alle overtredingen die op de locatie worden begaan, ook (..) na het handhavingsverzoek van 20 augustus 2020’. Volgens eisers is, voor zover relevant, de aanwezigheid van de Blauwe Engel, de oude zoutwagon en het draaiplateau op de locatie in strijd met het bestemmingsplan. Daarnaast wordt verzocht handhavend op te treden tegen de aanwezigheid van allerlei materialen.
2.6.
Verweerder heeft op 30 maart 2023 een controle uitgevoerd. Daarbij is vastgesteld dat nabij de spoorrails verschillende materialen lagen, zoals bielzen. De Blauwe Engel en een zoutwagon stonden op de rails.
Verweerder heeft de situatie op 14 juni 2023 laten inmeten door de instantie ‘Geo’. Daarbij werd vastgesteld dat het zijspoor gedeeltelijk op grond met bestemming ‘Agrarisch’ ligt. Tijdens een controle op 15 juni 2023 werd vastgesteld dat vóór de Blauwe Engel een bok was geplaatst en een deel van de rails op grond met agrarische bestemming was verwijderd. Enkele ‘materialen’ lagen op dezelfde plek als tijdens de controle op 30 maart 2023.
2.7.
Verweerder heeft met de primaire besluiten van 19 juli 2023 het handhavings-verzoek wat betreft de Blauwe Engel, de zoutwagon, en het - tijdelijk naast de rails gelegen - draaiplateau, afgewezen. Daarnaast heeft verweerder een LOD opgelegd aan de derde partij waarin deze onder meer wordt gelast om de op de locatie aanwezige materialen, voor zover aanwezig op grond met agrarische bestemming, te verwijderen. De derde partij wordt bovendien gelast om de - op dat moment op het zijspoor gestalde - Blauwe Engel en een zoutwagon terug te plaatsen op de rails in de richting van Hengelo, zodat deze voertuigen zich bevinden binnen de bestemming ’Verkeer-railverkeer'. Aan de LOD is een dwangsom verbonden van € 5.000,- per overtreding.
2.8.
Eisers hebben een bezwaarschrift ingediend. Zij zijn op 18 oktober 2023 naar aanleiding van hun bezwaren gehoord bij de Commissie voor de bezwaarschriften (de Commissie). Verweerder heeft het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard en daarbij in besluitonderdeel 1 besloten om de afwijzing van het handhavingsverzoek in stand te laten. In besluitonderdeel 2 is, voor zover relevant, besloten dat bij de derde partij een verbeurde dwangsom wordt ingevorderd in verband met het niet voldoen aan de op 8 februari 2021 opgelegde LOD om de Blauwe Engel te verwijderen en verwijderd te houden van grond met bestemming ‘Agrarisch’.
2.9.
Hierna is de besluitvorming vervolgd zoals weergegeven onder Inleiding.

Beoordeling door de rechtbank

3. De beroepsgronden van eisers zijn uitsluitend gericht tegen besluitonderdeel 1, zodat enkel dit besluitonderdeel ter beoordeling voorligt. De besluitonderdelen 2 en 3 blijven daarom hierna onbesproken.
3.1.
Eisers hebben ter zitting te kennen gegeven dat het beroep zich niet langer richt tegen de aanwezigheid van ‘materialen’, nu die inmiddels van de locatie zijn verwijderd.
In deze uitspraak blijven die ‘materialen’ daarom, met uitzondering van het draaiplateau, verder onbesproken.
Samenvatting
4. De rechtbank beoordeelt of verweerder het handhavingsverzoek van eisers ten aanzien van besluitonderdeel 1 terecht heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
4.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder het handhavingsverzoek ten aanzien van het draaiplateau terecht heeft afgewezen. Ten aanzien van de Blauwe Engel en de zoutwagon heeft verweerder het handhavingsverzoek ten onrechte afgewezen. De rechtbank verklaart het beroep van eisers daarom in zoverre gegrond.
4.2.
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Overgangsrecht
5. Op 1 januari 2024 is de Wabo ingetrokken en is de Omgevingswet in werking getreden. Omdat de aanvraag om omgevingsvergunning op 6 december 2023, dus voor 1 januari 2024 is ingediend, is in deze zaak de Wabo met de onderliggende regelingen nog van toepassing. Dit volgt uit het Overgangsrecht van artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet.
Heeft verweerder het handhavingsverzoek ten aanzien van het draaiplateau, de Blauwe Engel en een zoutwagon terecht afgewezen?
Standpunten van partijen
6. Eisers voeren aan dat verweerder het handhavingsverzoek ten aanzien van de aanwezigheid op de locatie van het draaiplateau, de Blauwe Engel en de zoutwagon ten onrechte heeft afgewezen.
6.1.
Eisers voeren daartoe allereerst aan dat de activiteit ‘spoorfietsen’ in strijd is met het bestemmingsplan en de op het perceel rustende bestemming 'Verkeer - Railverkeer'. Op grond van de planregels zijn bij deze bestemming weliswaar ‘spoorwegvoorzieningen’ toegestaan maar daaronder vallen niet de rails en het gebruik van de rails, al dan niet recreatief en/of ondergeschikt. Volgens eisers gaat het hierbij niet om een ‘geringe overtreding’. Zij wijzen hiervoor op onder meer de uitspraak van de Afdeling van 1 maart 2023 waarmee het bestemmingsplan ‘Spoorfietsen’ is vernietigd en op een uitspraak van de Afdeling van 29 januari 2014 [3] waaruit volgt dat dat het bij spoorwegvoorzieningen gaat om de voorzieningen maar niet om de rails en/of het vervoer. Nu het spoorfietsen planologisch niet is toegestaan, is ook de aanwezigheid van het draaiplateau, de Blauwe Engel en de zoutwagon in strijd met de planregels en niet toegestaan.
6.1.1.
Ten aanzien van het draaiplateau voeren eisers in het bijzonder aan dat deze doelloos naast de spoorlijn ligt.
6.1.2.
Ten aanzien van de Blauwe Engel en de zoutwagon voeren eisers aan dat het gaat om een oude trein en een wrakkige wagon, op grond met deels bestemming ‘Verkeer – Railverkeer’ en deels ‘Agrarisch’. De aanwezigheid van deze oude voertuigen daar past niet bij die bestemmingen en leidt tot vandalisme. Het is volgens eisers niet toegestaan om de voertuigen daar te stallen of parkeren. Eisers wijzen erop dat aan de derde partij al op
8 februari 2021 een LOD is opgelegd ten aanzien van de Blauwe Engel wegens overtreding van de planregels. Desondanks bevonden de Blauwe Engel en de zoutwagon zich op
14 maart 2023 op dezelfde plek als ten tijde van die LOD. Het standpunt dat het zijspoor, voor zover aanwezig op het perceel, met de daarop gestalde Blauwe Engel en de zoutwagon als een ‘spoorwegemplacement’ kan worden aangemerkt en daarmee als ‘spoorwegvoorziening’ - zoals geadviseerd door de Commissie voor de bezwaarschriften - is volgens eisers onjuist. Eisers wijzen op het verbod van strijdig gebruik, neergelegd in
de artikelen 35.1 en 35.2 van de planregels, en genoemde uitspraak van de Afdeling van
1 maart 2023. De Afdeling heeft daarin geoordeeld dat het gebruik van de oude treinstellen als een overnachtingsaccommodatie in strijd is met de bestemming en met een goede ruimtelijke ordening. Het bestreden besluit is daarom niet deugdelijk gemotiveerd.
7. Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij het handhavingsverzoek ten aanzien van het draaiplateau, de Blauwe Engel, en de zoutwagon terecht heeft afgewezen.
7.1.
Volgens verweerder is de activiteit ‘spoorfietsen’ op het perceel toegestaan en
past deze goed bij de bestemming 'Verkeer - railverkeer'. Verder moet het begrip ‘spoorwegvoorzieningen’ naar normaal spraakgebruik worden uitgelegd nu het bestemmingsplan hierover geen begripsbepaling kent. Rails passen daar bij uitstek bij.
Uit rechtspraak van de Afdeling blijkt dat het begrip ‘spoorwegvoorzieningen’ ruim moet worden uitgelegd.
7.1.1.
Ten aanzien van het draaiplateau wijst verweerder erop dat de aanwezigheid daarvan, ook voor zover gelegen op grond met bestemming ‘Agrarisch’, inmiddels is vergund nu hiervoor op 3 april 2024 een omgevingsvergunning is verleend.
7.1.2.
Ten aanzien van de Blauwe Engel en de zoutwagon wijst verweerder op het feit dat de derde partij op 19 juli 2023 is gelast om beide voertuigen te verplaatsen naar het perceel, met bestemming 'Verkeer - railverkeer'. Dat is volgens verweerder niet in strijd met de bestemming, nu het niet langer de bedoeling is om de voertuigen te gebruiken voor recreatieve doeleinden, zoals een nachtverblijf. Het is ook niet in strijd met die bestemming om de Blauwe Engel en de oude zoutwagon daar te stallen, omdat ‘spoorwegvoorzieningen’ zijn toegestaan. De derde partij heeft aangegeven de zoutwagon te willen opknappen.
8. De rechtbank overweegt als volgt.
Toetsingskader
9. Op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.
9.1.
Op grond van artikel 14 van planregels zijn de voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. spoorwegvoorzieningen, met daaraan ondergeschikt:
b. wegen, voet en rijwielpaden;
c. groenvoorzieningen;
d. bermen;
e. watergangen (..);
f. parkeervoorzieningen;
g. nutsvoorzieningen;
h. fietsenstallingen, abri's, telefooncellen, straatmeubilair en dergelijke.
i. wildbegeleidende en wildbeschermingsvoorzieningen;
j. geluidwerende voorzieningen;
k. voorzieningen voor afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
met de daarbij behorende
l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Het begrip 'spoorwegvoorzieningen' is in het bestemmingsplan niet nader gedefinieerd.
9.2.
Volgens artikel 35.1 van de planvoorschriften is het verboden de gronden en
bouwwerken in het bestemmingsplan te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel, strijdig met de aan de grond gegeven bestemming(en). Volgens artikel 35.2, aanhef en onder b., van die planvoorschriften wordt onder strijdig gebruik in elk geval wordt verstaan, het gebruiken, te doen of laten gebruiken van bebouwde en onbebouwde gronden ten behoeve van opslag -, stort -, lozing - of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en materialen, behoudens voor zover zulks passend is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden.
10. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien. Dit is de ‘beginselplicht tot handhaving’ [4] .
11. De rechtbank moet allereerst beoordelen of ten aanzien van het draaiplateau,
de Blauwe Engel en de zoutwagon sprake is van overtreding van één of meer wettelijke bepalingen of voorschriften. Wanneer sprake is van een overtreding moet worden beoordeeld of sprake is van bijzondere omstandigheden om af te zien van handhaving.
12. De rechtbank heeft het beroep van eisers gericht tegen het verlenen van een omgevingsvergunning aan de derde partij bij uitspraak van heden ongegrond verklaard.
De rechtbank verwijst naar de overwegingen in deze uitspraak (ZWO 24/3361).
In deze uitspraak oordeelt de rechtbank, kortgezegd, dat de activiteit ‘spoorfietsen’ past binnen de bestemming ‘Verkeer – railverkeer’ en dat het feit dat de activiteit een recreatieve oogmerk heeft, dit niet anders maakt. De aanwezigheid op het perceel van de rails en het gebruik ervan middels spoorfietsen past naar oordeel van de rechtbank bij de op het perceel rustende bestemming.
Ten aanzien van de draaiplateau.
13. De rechtbank stelt vast dat eisers niet hebben betwist dat het draaiplateau, nodig voor het keren van de spoorfietsen, al jaren op het terrein aanwezig is en onderdeel uitmaakt van de rails. Het plateau is - mogelijk voor de verplaatsing van de oude trein en/of zoutwagon - enige tijd naast het perceel en de rails gelegd maar is inmiddels weer teruggeplaatst. Het bevindt zich grotendeels op het perceel en valt voor een klein deel op grond met bestemming ‘Agrarisch’.
13.1.
De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat hij ten aanzien van het draaiplateau van de planregels heeft mogen afwijken, nu slechts een zeer gering deel ervan aan weerszijden van de rails buiten het perceel valt. Bovendien is de aanwezigheid van het draaiplateau inmiddels gelegaliseerd. Op 3 april 2024 aan daarvoor de derde partij een omgevingsvergunning verleend. Bij uitspraak van heden heeft de rechtbank de daartegen ingestelde beroepen ongegrond verklaard (ZWO 24/3361 en ZWO 24/3368).
13.2.
Het betoog van eisers slaagt niet.
Ten aanzien van de Blauwe Engel en de zoutwagon.
14. De rechtbank is ten aanzien van aanwezigheid op de locatie van de Blauwe Engel en de zoutwagon van oordeel dat sprake is van planologisch strijdig gebruik. De rechtbank neemt hierbij het volgende in aanmerking.
14.1.
Verweerder heeft met het betreden besluit ten aanzien van de Blauwe Engel - in besluitonderdeel 2 - besloten om bij de derde partij een verbeurde dwangsom in te vorderen in verband met het niet voldoen aan de op 8 februari 2021 opgelegde LOD om deze trein te verwijderen en verwijderd te houden van grond met agrarische bestemming en de trein te plaatsen op het perceel met bestemming 'Verkeer-railverkeer'. Dat zowel de Blauwe Engel als de zoutwagon zich daarmee bevinden op grond met die bestemming maakt echter niet dat niet langer sprake is van een overtreding.
14.2.
De oude dieseltrein en de zoutwagon hebben hun oorspronkelijke functie en bestemming verloren. Dat zij in de toekomst nog gebruikt zullen worden op de locatie voor spoorwegvervoer is niet aannemelijk.
14.3.
De Afdeling heeft met eerdergenoemde uitspraak van 1 maart 2023 het bestemmingsplan ‘Spoorfietsen’ vernietigd. In die uitspraak heeft de Afdeling geoordeeld dat de Blauwe Engel en de zoutwagon niet ter plaatse als een overnachtingsaccommodatie of horecavoorziening mogen worden gebruikt.
14.4.
De aanwezigheid van Blauwe Engel en de zoutwagon op het perceel, zonder vergunning, is in strijd met artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wabo. Het gaat om gebruik dat niet passend is, in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden in de zin van artikel 35.1 en 35.2 van de planregels.
14.5.
De derde partij heeft ter zitting verklaard dat de Blauwe Engel inmiddels is verkocht en binnenkort zal worden verwijderd. Ten aanzien van de zoutwagon heeft de derde partij verklaard dat het de wens en bedoeling is om deze op de locatie te behouden
als onderkomen voor pauzes voor de vrijwilligers. Ook een dergelijk gebruik is echter in strijd met de planregels.
14.6.
Van bijzondere omstandigheden of een concreet zicht op legalisatie is niet gebleken.
15. Gelet op het voorgaande slaagt de beroepsgrond. De overige beroepsgronden behoeven daarom geen bespreking meer.
16. Het beroep slaagt met betrekking tot de volgende onderdelen.
De aanwezigheid van de Blauwe Engel en de zoutwagon op het perceel is in strijd met het bestemmingplan. Door de aanwezigheid van deze voertuigen op het perceel is sprake van overtreding van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wabo. Verweerder heeft het handhavingsverzoek wat betreft deze voertuigen ten onrechte afgewezen.

Conclusie en gevolgen

17. Het beroep is gegrond. Dit betekent dat het bestreden besluit met betrekking tot besluitonderdeel 1, ten aanzien van de Blauwe Engel’ en de zoutwagon niet in stand kan blijven. De rechtbank zal daarom het bestreden besluit vernietigen, voor zover in besluitonderdeel 1 het handhavingsverzoek ten aanzien van de Blauwe Engel en de zoutwagon is afgewezen.
17.1.
De rechtbank zal met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb bepalen dat verweerder een nieuw besluit op bezwaar moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft verweerder hiervoor zes weken.
17.2.
Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eisers vergoeden en krijgen eisers een vergoeding van hun proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. De vergoeding van de proceskosten bedraagt € 1.814,- omdat de gemachtigde van eisers een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep gegrond;
 vernietigt het bestreden besluit voor zover in besluitonderdeel 1 het handhavingsverzoek van eisers ten aanzien van de Blauwe Engel en de zoutwagon is afgewezen;
 draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eisers met inachtneming van deze uitspraak;
 bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 187,- aan eisers moet vergoeden;
 veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eisers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Oosterveld, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.M. van Westerlaak, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
De rechter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vastgesteld op 21 september 2010, respectievelijk op 19 april 2016.
2.Uitspraak van de Afdeling van 1 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:837.
4.Zie bijvoorbeeld de Afdeling 25 nov. 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2798, r.o. 3.