ECLI:NL:RBOVE:2025:3407

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
27 mei 2025
Zaaknummer
08-392356-24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onvoorzichtig rijgedrag

Op 28 mei 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersongeval op 13 juli 2024 in Almelo. De verdachte, een beginnend bestuurder, reed met een snelheid van ten minste 88 km/uur door een rood verkeerslicht, wat resulteerde in een aanrijding waarbij twee slachtoffers, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4], zwaar lichamelijk letsel opliepen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden, ondanks dat hij goed bekend was met de verkeerssituatie en het verkeerslicht op rood stond. De slachtoffers hebben als gevolg van het ongeval ernstige verwondingen opgelopen, waaronder botbreuken en andere letsels, die hen nog steeds belemmeren in hun dagelijkse leven. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 160 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn eerdere verkeersdelicten. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is geregistreerd onder ECLI:NL:RBOVE:2025:3407.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-392356-24 (P)
Datum vonnis: 28 mei 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1983 in [geboorteplaats] (Suriname),
wonende aan de [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 16 mei 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. K. Meijer, advocaat in Enschede, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de namens [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] door mr. C. Harmsen voorgedragen slachtofferverklaringen.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte als bestuurder van een personenauto:
primair:een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waardoor [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] (zwaar) lichamelijk letsel hebben opgelopen;
subsidiair:gevaar op de weg heeft veroorzaakt of het verkeer heeft gehinderd;
meer subsidiair:door rood is gereden waardoor schade en letsel is ontstaan.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 13 juli 2024 te Almelo in de gemeente Almelo, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto), komende uit de richting van de Weezebeeksingel , gaande in de richting van de Wierdenstraat, daarmede rijdende over de weg de Weezebeeksingel, zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl verdachte een beginnend bestuurder was en/of
terwijl verdachte goed bekend was met de verkeerssituatie en/of
terwijl zijn zicht ter plaatse niet belemmerd, beperkt of gehinderd werd en/of,
terwijl op de kruising met de Burgemeester Zuidwijklaan en de Weezebeeksingel, Wierdensestraat en Schuilenburgsingel de aldaar geplaatste, voor hem, verdachte, van toepassing zijnde en in zijn richting gekeerde verkeerslichten reeds ongeveer 5,3 seconden rood licht uitstraalden, inhoudende: "Stop",
- aldaar heeft gereden met een snelheid van ongeveer (tenminste) 88 km/uur, althans met een hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 80 km/uur, in elk geval met een hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, en/of
- niet of in onvoldoende mate te kijken en/of te blijven kijken naar het direct voor hem gelegen weggedeelte van die weg en/of de voor hem bestemde en geldende verkeerslichten en/of het zich op de kruisende weg, de Weezebeeksingel, Wierdensestraat en Schuilenbuigsingel, bevindende verkeer en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 62 van voormeld reglement geen gevolg te geven aan het in 68 lid 1 onder c van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990 gestelde gebod of verbod, door met dat door hem bestuurde motorrijtuig (personenauto) niet ingevolge het gestelde in artikel 79 van voormeld reglement voor de aldaar zich op het wegdek van die weg (de Weezebeeksingel) voor die kruising aangebrachte stopstreep te stoppen immers is hij niet gestopt voor een voor zijn rijrichting bestemde driekleurig verkeerslicht dat (ongeveer) 5,3 seconden rood licht uitstraalde, maar is hij doorgereden en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 68 lid 1 onder c en/of lid 6 van voormeld reglement, zonder te stoppen, door rood te rijden en/of een op de kruisende weg (de Weezebeeksingel, Wierdensestraat en Schuilenbuigsingel) of op die kruising, gezien zijn, verdachtes, rijrichting dicht van rechts genaderd zijnde bestuurder van een personenauto niet voor te laten gaan en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van voormeld reglement de snelheid van dat door hem bestuurde motorrijtuig (personenauto) niet zodanig te regelen dat hij in staat was dat motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg en/of die kruising kon overzien en waarover deze vrij was/waren en/of
te botsen tegen, althans in aanrijding te komen met de voornoemde personenauto, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor (een) ander(en) ([slachtoffer 2] en [slachtoffer 4]) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 juli 2024 te Almelo in de gemeente Almelo, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto), komende uit de richting van de Weezebeeksingel , gaande in de richting van de Wierdenstraat, daarmede rijdende over de weg de Weezebeeksingel, terwijl op de kruising met de Burgemeester Zuidwijklaan en de Weezebeeksingel, Wierdensestraat en Schuilenburgsingel de aldaar geplaatste, voor hem, verdachte, van toepassing zijnde en in zijn richting gekeerde verkeerslichten reeds ongeveer 5,3 seconden rood licht uitstraalden, inhoudende: "Stop",
- aldaar heeft gereden met een snelheid van ongeveer (tenminste) 88 km/uur, althans met een hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 80 km/uur, in elk geval met een hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, en/of
- niet of in onvoldoende mate te kijken en/of te blijven kijken naar het direct voor hem gelegen weggedeelte van die weg en/of de voor hem bestemde en geldende verkeerslichten en/of het zich op de kruisende weg, de Weezebeeksingel, Wierdensestraat en Schuilenbuigsingel, bevindende verkeer en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 62 van voormeld reglement geen gevolg te geven aan het in 68 lid 1 onder c van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990 gestelde gebod of verbod, door met dat door hem bestuurde motorrijtuig (personenauto) niet ingevolge het gestelde in artikel 79 van voormeld reglement voor de aldaar zich op het wegdek van die weg (de Weezebeeksingel) voor die kruising aangebrachte stopstreep te stoppen immers is hij niet gestopt voor een voor zijn rijrichting bestemde driekleurig verkeerslicht dat (ongeveer) 5,3 seconden rood licht uitstraalde, maar is hij doorgereden en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 68 lid 1 onder c en/of lid 6 van voormeld reglement, zonder te stoppen, door rood te rijden en/of een op de kruisende weg (de Weezebeeksingel, Wierdensestraat en Schuilenbuigsingel) of op die kruising, gezien zijn, verdachtes, rijrichting dicht van rechts genaderd zijnde bestuurder van een personenauto niet voor te laten gaan en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van voormeld reglement de snelheid van dat door hem bestuurde motorrijtuig (personenauto) niet zodanig te regelen dat hij in staat was dat motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg en/of die kruising kon overzien en waarover deze vrij was/waren en/of
te botsen tegen, althans in aanrijding te komen met de voornoemde personenauto, en door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 juli 2024 te Almelo als bestuurder van een voertuig op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Weezebeeksingel, geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers niet is gestopt voor een voor zijn rijrichting bestemd driekleurig verkeerslicht dat rood licht uitstraalde, waarbij letsel aan personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, met dien verstande dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden, als gevolg waarvan bij [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2]) en [slachtoffer 4] (hierna: [slachtoffer 4]) zwaar lichamelijk letsel is ontstaan.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, met dien verstande dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden. Omdat het letsel van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] niet gekwalificeerd kan worden als zwaar lichamelijk letsel, moet verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken. Ten aanzien van de vraag of het letsel heeft geleid tot tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van normale bezigheden heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt, evenals de officier van justitie en de verdediging, tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen (integrale) vrijspraak is bepleit (behalve over de ernst van het letsel waarop de rechtbank hierna zal ingaan) - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen [1] .
  • het proces-verbaal van de terechtzitting van 16 mei 2025, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte en de toelichting van [slachtoffer 1] over het letsel van [slachtoffer 4];
  • het proces-verbaal FO verkeer van 10 oktober 2024, p. 15-53;
  • een geschrift, te weten het medisch verslag (de rechtbank begrijpt: betreffende [slachtoffer 2]) van 13 juli 2024, p. 145-148;
  • een geschrift, te weten de schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer 2];
  • een geschrift, te weten een brief van het MST betreffende [slachtoffer 4] van 18 juli 2024, p. 152-153.
De aanvullende overwegingen van de rechtbank
- de mate van schuld
De rechtbank is, evenals de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden nu hij, terwijl hij had gezien dat het verkeerslicht op rood stond, niet voor dit rode licht is gestopt en met een snelheid van tenminste 88 kilometer per uur door het rode licht is gereden terwijl ter plaatse maximaal 80 kilometer per uur was toegestaan.
- de ernst van het letsel
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of sprake is van zwaar lichamelijk letsel, dan wel zodanig lichamelijk letsel, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Blijkens artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) wordt onder zwaar lichamelijk letsel begrepen: ziekte die geen uitzicht op volkomen genezing overlaat of voortdurende ongeschiktheid tot uitoefening van ambts- of beroepsbezigheden. Ook buiten deze gevallen kan lichamelijk letsel als zwaar worden beschouwd indien dat voldoende belangrijk is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid. Bij de beantwoording van de vraag of letsel als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt, is van belang of het oordeel van de rechter iets inhoudt over de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en/of het uitzicht op (volledig) herstel. De beoordeling kan ook op een combinatie van deze gezichtspunten worden gebaseerd. Bij een veelvoud van verwondingen kan in voorkomende gevallen de beoordeling worden betrokken op de verwondingen in hun totaliteit. [2]
[slachtoffer 2] heeft als gevolg van het ongeval twee gebroken sleutelbenen, twee gebroken ribben, een gebroken schouderblad, een kleine scheur in het weefsel van de milt, gekneusde longen en een hersenschudding opgelopen. In de weken na het ongeval had [slachtoffer 2] veel pijn en kon hij niet werken of activiteiten ondernemen.
Door het ongeval is bij [slachtoffer 4] schedel- en/of hersenletsel en een hoofdwond ontstaan die gehecht moest worden. Daarnaast was sprake van een breuk in de elleboog die gegipst moest worden, een milde kneuzing van beide longen en een gebroken eerste wervel van de wervelkolom.
De rechtbank overweegt dat de impact van het ongeval groot is geweest en dat bij zowel [slachtoffer 2] als bij [slachtoffer 4] sprake was van meerdere botbreuken en ander letsel die in ernst en herstelduur verschillen. Ter terechtzitting van 16 mei 2025, tien maanden na het ongeval, is gebleken dat zowel [slachtoffer 2] als [slachtoffer 4] nog steeds de fysieke beperkingen ondervinden door de bij het ongeval opgelopen botbreuken en letsels. Uit de namens [slachtoffer 2] voorgedragen slachtofferverklaring is gebleken dat hij op dit moment nog steeds klachten heeft in zijn linkerschouder en -arm. Hij kan zijn arm niet volledig gebruiken en strekken en het is onduidelijk of hij volledig zal herstellen. Over het letsel van [slachtoffer 4] is ter zitting naar voren gebracht dat ook hij op dit moment nog niet volledig hersteld is. Een van de breuken is niet recht aangegroeid, waardoor hij blijvende (nek)klachten zal hebben. Hoewel de diverse breuken en verwondingen op zichzelf niet zonder meer kunnen worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel, is de rechtbank van oordeel dat de totaliteit – en met name de veelheid – van deze breuken en verwondingen, het tot op heden uitblijven van (volledig) herstel en de onzekerheid daarover in de toekomst, maken dat het letsel van zowel [slachtoffer 2] als [slachtoffer 4] naar gewoon spraakgebruik als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt.
Conclusie
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat het primair ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard, met dien verstande dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden ten gevolge waarvan zwaar lichamelijk letsel is ontstaan bij [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4].
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 13 juli 2024 te Almelo, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto), komende uit de richting van de Weezebeeksingel, gaande in de richting van de Wierdensestraat, daarmede rijdende over de weg de Weezebeeksingel, aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl verdachte een beginnend bestuurder was en
terwijl verdachte goed bekend was met de verkeerssituatie en
terwijl zijn zicht ter plaatse niet belemmerd, beperkt of gehinderd werd en
terwijl op de kruising met de Burgemeester Zuidwijklaan en de Weezebeeksingel, Wierdensestraat en Schuilenburgsingel de aldaar geplaatste, voor hem, verdachte, van toepassing zijnde en in zijn richting gekeerde verkeerslichten reeds ongeveer 5,3 seconden rood licht uitstraalden, inhoudende: "Stop",
- aldaar heeft gereden met een snelheid van tenminste 88 km/uur en
- niet of in onvoldoende mate te kijken en/of te blijven kijken naar het direct voor hem gelegen weggedeelte van die weg en/of het zich op de kruisende weg, de Weezebeeksingel, Wierdensestraat en Schuilenburgsingel, bevindende verkeer en
- in strijd met het gestelde in artikel 62 van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990 geen gevolg te geven aan het in 68 lid 1 onder c voornoemd reglement gestelde gebod of verbod, door met dat door hem bestuurde motorrijtuig (personenauto) niet ingevolge het gestelde in artikel 79 van voormeld reglement voor de aldaar zich op het wegdek van die weg (de Weezebeeksingel) voor die kruising aangebrachte stopstreep te stoppen immers is hij niet gestopt voor een voor zijn rijrichting bestemde driekleurig verkeerslicht dat (ongeveer) 5,3 seconden rood licht uitstraalde, maar is hij doorgereden en
- in strijd met het gestelde in artikel 68 lid 1 onder c en lid 6 van voormeld reglement, zonder te stoppen, door rood te rijden en een op de kruisende weg (de Wierdensestraat), gezien zijn, verdachtes, rijrichting dicht van rechts genaderd zijnde bestuurder van een personenauto niet voor te laten gaan en
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van voormeld reglement de snelheid van dat door hem bestuurde motorrijtuig (personenauto) niet zodanig te regelen dat hij in staat was dat motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg en die kruising kon overzien en waarover deze vrij waren en
in aanrijding te komen met de voornoemde personenauto, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 175 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
primair
het misdrijf: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, uitgaande van aanmerkelijke schuld en lichamelijk letsel met tijdelijke ziekte of verhindering tot gevolg, verzocht om aan verdachte geen onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen. Verdachte is in dat geval bereid om (in afwijking van de LOVS-oriëntatiepunten) een hogere geldboete van € 2.000,00 te betalen.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van het feit
Verdachte heeft een ernstig ongeval veroorzaakt ten gevolge waarvan [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen. Verdachte heeft zich tijdens het autorijden zeer onverantwoord gedragen door, terwijl hij op het rode verkeerslicht afreed en zich hiervan bewust was, door te rijden in de hoop dat het verkeerslicht op groen zou springen naarmate hij het verkeerslicht naderde. Met dit gedrag heeft verdachte een groot risico genomen met alle gevolgen van dien. Hij heeft met een snelheid van minimaal 88 kilometer per uur de personenauto met daarin [slachtoffer 2], [slachtoffer 4], Van Driel en Voshaar aangereden. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] ondervinden nog altijd de langdurige fysieke gevolgen van het ongeval. Ook op mentaal welzijn heeft het ongeval een grote impact gehad voor zowel de vier jonge inzittenden, als hun families.
De persoon van verdachte
Bij de strafbepaling houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft ter terechtzitting zijn verantwoordelijkheid genomen met betrekking tot zijn handelen en zich schuldbewust opgesteld. Echter, mede uit de schriftelijke slachtofferverklaringen is gebleken dat verdachte niet eerder dan vlak voorafgaand aan de zitting contact heeft opgenomen met de slachtoffers, terwijl zij dit hadden gewaardeerd. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij dit uit schaamte niet heeft gedaan en dat hij zijn rijbewijs nodig heeft in verband met het vervoer van en naar de sportactiviteiten van zijn drie zoons.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 20 maart 2025. Hieruit blijkt dat verdachte eerder en meerdere malen is veroordeeld voor verkeersfeiten. Voorafgaand aan het behalen van zijn rijbewijs is aan verdachte vijf keer een straf opgelegd ter zake het rijden zonder rijbewijs. Sinds het moment dat verdachte zijn rijbewijs heeft behaald op 23 oktober 2019, wat maakt dat hij beginnend bestuurder was op het moment van het ongeval, is verdachte veroordeeld voor het rijden onder invloed van drugs.
De op te leggen straf
De rechtbank heeft acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting en de afspraken van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel is toegebracht en waarbij sprake is van aanmerkelijke schuld is het uitgangspunt een taakstraf voor de duur van 120 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden. De rechtbank houdt in het nadeel van verdachte rekening met zijn forse (relevante) documentatie en is van oordeel dat aan verdachte een aanzienlijke taakstraf en – ondanks het belang dat verdachte heeft bij het behouden van zijn rijbewijs en zijn uitdrukkelijke verzoek geen onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen – een (deels) onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid moet worden opgelegd. De rechtbank acht dit noodzakelijk omdat eerder opgelegde geldboetes, taakstraffen en voorwaardelijke detenties er niet toe hebben geleid dat verdachte zich aan de verkeersregels houdt. De rechtbank is van oordeel dat daarnaast een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid moet worden opgelegd, die in de toekomst moet gelden als stok achter de deur.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte moet worden opgelegd een taakstraf voor de duur van 160 uren, subsidiair 80 dagen hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d van het Wetboek van Strafrecht en artikel 179 WVW 1994.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair,het misdrijf: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
160 (honderdzestig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
80 (tachtig) dagen;
-
ontzegtde verdachte de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
- bepaalt dat van deze ontzegging een gedeelte van
4 (vier) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M.F. Schreurs, voorzitter, mr. L.J.C. Hangx en
mr. T.M. Weeda, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.A.B. Kroeze, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2025.
Mr. Hangx is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2024324070. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Hoge Raad 15 oktober 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE5618.