ECLI:NL:RBOVE:2025:2977

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 mei 2025
Publicatiedatum
13 mei 2025
Zaaknummer
ak_24_3850
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van het CBR om een verklaring van geschiktheid af te geven voor het besturen van motorrijtuigen van de categorie C

Deze uitspraak betreft de weigering van het CBR om aan eiser een verklaring van geschiktheid te verstrekken voor het besturen van motorrijtuigen van de categorie C. Het CBR heeft deze weigering gebaseerd op het feit dat eiser niet voldoet aan de vereiste norm van een horizontaal gezichtsveld van minimaal 160 graden, wat essentieel is voor de rijgeschiktheid. Eiser, die van mening is dat hij veilig kan rijden, betwist deze beslissing en stelt dat de weigering onevenredig is, vooral omdat hij met zijn camper van 4.250 kg wil blijven rijden. De rechtbank oordeelt dat het CBR terecht heeft gehandeld, aangezien het gaat om een gebonden bevoegdheid en er geen ruimte is voor belangenafweging. De rechtbank bevestigt dat de regelgeving dwingend is en dat het CBR geen verklaring kan afgeven voor alleen de camper van eiser. De rechtbank wijst erop dat de adviezen van de oogartsen om eiser geschikt te verklaren niet kunnen worden gevolgd, omdat deze in strijd zijn met de dwingende eisen van de regelgeving. De rechtbank concludeert dat het beroep van eiser ongegrond is en dat de weigering van het CBR in stand blijft.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/3850

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser (hierna: [eiser]),

en

de directie van het CBR, verweerder (hierna: het CBR).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de weigering van het CBR om voor [eiser] een verklaring van geschiktheid af te geven voor het besturen van motorrijtuigen van de categorie C. Volgens het CBR moet de verklaring worden geweigerd omdat [eiser] onvoldoende ziet. Het horizontaal gezichtsveld moet minimaal 160 graden bedragen en dat haalt [eiser] niet. [eiser] is het niet eens met deze weigering. Volgens hem kan hij veilig rijden en is weigering onevenredig omdat hij dan niet meer met zijn camper op stap kan. De rechtbank oordeelt dat het CBR de verklaring terecht heeft geweigerd, omdat sprake is van een gebonden bevoegdheid en het CBR de belangen van [eiser] niet mag afwegen. Ook kan het CBR geen verklaring afgeven voor alleen de camper van [eiser].
[eiser] krijgt dus geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. [eiser] heeft bij het CBR een gezondheidsverklaring - een aanvraag van een verklaring van geschiktheid - ingediend voor het verkrijgen van een rijbewijs voor de categorieën B, BE, T, en C (waaronder ook C1). Het CBR heeft deze aanvraag, voor zover deze ziet op de categorie C, met het primaire besluit van 5 september 2024 afgewezen. Met het bestreden besluit van 18 oktober 2024 op het bezwaar van [eiser] is het CBR bij het primaire besluit gebleven.
2.1.
[eiser] heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
Het CBR heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep op 15 april 2025 op zitting behandeld. [eiser] is verschenen. Het CBR heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 1].

Totstandkoming van het besluit

3.1.
[eiser] heeft op 4 januari 2024 bij het CBR een gezondheidsverklaring (aanvraag voor een verklaring van geschiktheid) ingediend voor het verkrijgen van een rijbewijs voor de categorieën B (personenauto en bestelauto), BE (aanhangwagen achter auto), T (tractor) en C en C1 (vrachtauto of zware camper). In deze verklaring heeft [eiser] bij de vragen of er zichtbeperkingen zijn en of hij onder behandeling is bij een oogarts, de antwoorden ‘nee’ aangekruist. Omdat [eiser] 75 jaar of ouder is, heeft het CBR aan hem een keuringsverslag van een arts gevraagd. In het verslag van M. Annink-Smoors, werkzaam als huisarts in Ootmarsum, staat dat [eiser] een oogheelkundige aandoening heeft, te weten een glaucoom. Het CBR heeft [eiser] vervolgens verwezen naar een oogarts voor een nadere verklaring.
3.2.
Uit het rapport van Y. Polat (als oogarts werkzaam bij Augenklinik Ahaus, locatie Denekamp) blijkt dat [eiser] bekend is met glaucoom en uit de Estermanntest blijkt dat sprake is van gezichtsvelddefecten. Het horizontale gezichtsveld van [eiser] bedraagt minder dan 160 graden (te weten 140 graden). Deze oogarts heeft het CBR geadviseerd om [eiser] (ook) geschikt te verklaren voor een rijbewijs van groep 2 (categorie C).
3.3.
Het CBR heeft aan [eiser] meegedeeld dat hij niet rijgeschikt is voor motorrijtuigen van categorie C. [eiser] is in de gelegenheid gesteld een herkeuring aan te vragen.
3.4.
[eiser] heeft om een herkeuring verzocht. Het CBR heeft [eiser] verwezen naar een centrum waar een Goldman gezichtsveldonderzoek verricht kan worden. De herkeuring is uitgevoerd door P.J. Lansink, als oogarts werkzaam bij Medisch Spectrum Twente. De rapportage van deze oogarts bevestigt dat [eiser] bekend is met glaucoom en dat het horizontale gezichtsveld van [eiser] minder dan 160 graden bedraagt. Ook deze oogarts heeft het CBR geadviseerd om [eiser] geschikt te verklaren voor de rijbewijzen van groep 2.
3.5.
Het CBR heeft [eiser] met het besluit van 5 september 2024 geschikt verklaard voor het besturen van motorrijtuigen van de categorieën B, BE en T voor een termijn tot en met 5 september 2029, en ongeschikt verklaard voor het besturen van motorrijtuigen van de categorie C. Dit vanwege glaucoom en een gezichtsveldbeperking waarbij [eiser] de voor de rijbewijzen van groep 2 (waartoe categorie C behoort) vereiste 160 graden niet haalt.
3.6.
Met de beslissing op bezwaar van 18 oktober 2024 is dit besluit, met een uitbreiding van de motivering, in stand gebleven. In dit besluit staat dat [eiser] ook niet voldoet aan de wettelijke norm dat het horizontale gezichtsveld zich links en rechts minstens 70 graden moet uitstrekken. Bij [eiser] is het horizontale gezichtsveld links minder dan 70 graden.

Beoordeling door de rechtbank

Wettelijk kader
4. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.

Wat is het standpunt van het CBR?

5. Het CBR heeft het volgende ten grondslag gelegd aan het besluit waarin [eiser] ongeschikt is verklaard voor het besturen van motorrijtuigen van categorie C.
5.1.
In paragraaf 3.3, onder b, van de bijlage Regeling eisen geschiktheid 2000 (hierna: de Regeling) is voor de rijbewijzen van groep 2 (waartoe de categorie C behoort) bepaald dat het binoculaire horizontale gezichtsveld minimaal 160 graden moet zijn en dat het bereik zich links en rechts minstens 70 graden moet uitstrekken. Het verticale gezichtsveld moet minstens 30 graden naar boven en naar beneden zijn. Binnen een straal van 30 graden vanuit het centrum mogen zich geen gezichtsvelddefecten bevinden. Dit betreft dwingend-rechtelijke bepalingen.
5.2.
[eiser] voldoet niet aan twee normen. Ten eerste bedraagt het horizontale gezichtsveld van [eiser] minder dan 160 graden. Ten tweede bedraagt het horizontale gezichtsveld links minder dan 70 graden. Dit betekent dat [eiser] rijongeschikt is voor motorrijtuigen van categorie C. De adviezen van de twee oogartsen om [eiser] toch geschikt te verklaren voor het besturen van motorrijtuigen van categorie C, is in strijd met deze dwingende regelgeving waar uitdrukkelijk normen zijn opgenomen waaraan moet worden voldaan. Deze adviezen kunnen daarom niet worden gevolgd. Dat dit zo is volgt uit vaste rechtspraak. Ook volgt uit vaste rechtspraak dat het CBR geen ruimte heeft om van deze bepalingen af te wijken. Er kan dus geen belangenafweging (tussen het belang van [eiser] om zijn camper van 4.250 kg te kunnen blijven besturen en het belang van de verkeersveiligheid) uitgevoerd worden.
5.3.
Het Europees Parlement heeft inmiddels ingestemd met de vierde rijbewijsrichtlijn. Deze richtlijn maakt het mogelijk dat een camper tot 4.250 kg bestuurd mag worden door een houder van een rijbewijs voor categorie B, en dat hiervoor dus geen rijbewijs voor categorie C meer is vereist. Deze richtlijn moet nog verder worden uitgewerkt en daarna worden omgezet in nationale wetgeving. Dit kan nog jaren duren. Het CBR kan niet vooruitlopen op toekomstige wijzigingen in de regelgeving, zodat [eiser] niet alvast geschikt verklaard kan worden voor het besturen van (alleen) zijn camper.
Waarom is [eiser] het niet eens met het door hem bestreden besluit?
6. [eiser] stelt dat hij de verklaring van geschiktheid voor het besturen van motorrijtuigen van categorie C enkel nodig heeft om zijn camper (gewicht 4.250 kg) te kunnen blijven besturen. Hij heeft jarenlang de beschikking gehad over een vrachtwagenrijbewijs (7.500 kg) en hij heeft hiermee veel en altijd schadevrij gereden. [eiser] ziet niet in hoe hij, gelet hierop, een gevaar kan zijn voor de verkeersveiligheid door zijn camper te besturen. Hij is door twee oogartsen onderzocht en die hebben beiden geadviseerd om hem geschikt te verklaren voor het besturen van motorrijtuigen van categorie C. Het CBR doet hier evenwel niets mee. Verder vindt [eiser] dat het CBR zich erg rigide opstelt door vast te houden aan de 160 graden norm. Zijn gezichtsveld is maar iets minder, te weten 157 graden. Verder wordt in Duitsland hier niet zo moeilijk over gedaan. [eiser] verzoekt de rechtbank deze zaak van de menselijke kant te bekijken.
6.1.
Ter zitting heeft [eiser] voorgesteld om hem tijdelijk (totdat er een nieuwe rijbewijsrichtlijn is) de mogelijkheid te geven om in zijn camper van 4.250 kg te mogen rijden. Dit kan in de vorm van een tijdelijke ontheffing, aldus [eiser].
Oordeel van de rechtbank
7. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat [eiser] niet voldoet aan de 160 graden norm, neergelegd in paragraaf 3.3, onder b, van de bijlage bij de Regeling. [eiser] stelt dat de herkeurend oogarts hem mondeling heeft meegedeeld dat dit 157 graden is. De rechtbank laat in het midden hoeveel graden het horizontale gezichtsveld precies is. Dit is in ieder geval minder dan 160 graden.
7.1.
Partijen zijn verdeeld over de vraag of het CBR, enkel vanwege het niet voldoen aan de eis dat het horizontale gezichtsveld minimaal 160 graden moet bedragen, gehouden is de gevraagde verklaring van geschiktheid voor het besturen van motorrijtuigen van categorie C te weigeren. Ook zijn partijen verdeeld over de vraag hoe een en ander zich verhoudt tot het evenredigheidsbeginsel.
7.2.
Hierover overweegt de rechtbank het volgende.
7.3.
Allereerst is van belang dat de stelling van [eiser] - dat het CBR hem laat onderzoeken door twee oogartsen en vervolgens niets doet met de bevindingen van deze medische deskundigen - niet geheel juist is. Het CBR heeft [eiser] verwezen naar een oogarts en (op verzoek van [eiser]) tevens verwezen naar een oogarts voor een herkeuring. De bevindingen van deze deskundigen, te weten dat [eiser] bekend is met glaucoom en niet voldoet aan de 160 graden norm, neergelegd in paragraaf 3.3, onder b, van de bijlage bij de Regeling, heeft het CBR overgenomen en aan zijn besluitvorming ten grondslag gelegd.
7.4.
De adviezen van beide oogartsen om, ondanks dat niet wordt voldaan aan de 160 graden norm, [eiser] geschikt te verklaren voor het besturen van motorrijtuigen van categorie C, heeft het CBR niet overgenomen. De rechtbank oordeelt hierover dat het CBR dit ook niet mocht doen. Het afgeven van een verklaring van geschiktheid terwijl niet aan de 160 graden norm wordt voldaan, is in strijd met artikel 130, eerste lid, van het Reglement rijbewijzen, waarin staat dat een verklaring van geschiktheid enkel mag worden afgegeven en worden geregistreerd als wordt voldaan aan de in de Regeling opgenomen eisen. Dit volgt ook uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling). Volgens deze rechtspraak kunnen adviezen van medisch specialisten die in strijd zijn met de Regeling niet door het CBR worden gevolgd, gelet op de dwingendrechtelijke bepalingen in de regelgeving. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 27 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:600, overweging 10. Gelet op deze vaste rechtspraak oordeelt de rechtbank dat de adviezen van de twee oogartsen niet maken dat het CBR, in strijd met artikel 130, eerste lid, van het Reglement rijbewijzen, de gevraagde verklaring van geschiktheid voor het besturen van motorrijtuigen van categorie C, in het rijbewijzenregister had moeten afgeven en inschrijven.
7.5.
Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
7.6.
Vervolgens is van belang of het CBR vanwege de belangen van [eiser] een verklaring van geschiktheid had kunnen afgeven. De Regeling laat geen ruimte om per geval rekening te houden met individuele belangen. De wettelijke bepalingen zijn namelijk geformuleerd als een ‘moeten’ en niet als een kunnen-bepaling. Daarom had het CBR, ook wat betreft het door [eiser] genoemde persoonlijke belang zijn camper te kunnen blijven besturen, geen mogelijkheid om hem geschikt te verklaren. De omstandigheden dat [eiser] voorheen al jaren heeft beschikt over een rijbewijs om vrachtwagens tot 7.500 kg te mogen besturen en dat hij altijd schadevrij heeft gereden, kunnen ook niet worden meegewogen. Zie bijvoorbeeld de hiervoor aangehaalde uitspraak van de Afdeling van 27 februari 2019, overweging 10, en de uitspraak van de Afdeling van 9 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:415, overweging 6.7.
7.7.
Ook deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
7.8.
Wat betreft het verzoek van [eiser] aan de rechtbank om deze zaak van de menselijke kant te bekijken, overweegt de rechtbank het volgende. [eiser] doet een beroep op het evenredigheidsbeginsel.
7.9.
De norm van een horizontaal gezichtsveld van minimaal 160 graden staat in punt 6.4 van bijlage III bij Richtlijn 2009/112/EG van 25 augustus 2009 (hierna: de derde rijbewijsrichtlijn). Paragraaf 3.3, onder b, van de Regeling is een implementatie van punt 6.4 van bijlage III van de derde rijbewijsrichtlijn.
7.10.
De Afdeling heeft recent, in een zaak die in hoge mate vergelijkbaar is met de zaak van [eiser], aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof) prejudiciële vragen gesteld over punt 6.4 van bijlage III van de derde rijbewijsrichtlijn in relatie tot het evenredigheidsbeginsel. De Afdeling heeft het Hof, samengevat weergegeven, gevraagd of de 160 graden norm, gelet op het evenredigheidsbeginsel, zo uitgelegd mag worden dat een persoon - die niet voldoet aan de 160 graden norm maar die volgens verschillende medische deskundigen feitelijk wel geschikt is om in een vrachtwagen te rijden - aan de norm kan voldoen. Verder is gevraagd of, als dit niet kan, de rijbewijsrichtlijn ruimte biedt voor een evenredigheidsbeoordeling in het individuele geval en zo ja, onder welke omstandigheden dit dan het geval is. Met het arrest van 21 maart 2024 in zaak C-703/22, ECLI:NL:EU:C:2024:261, heeft het Hof deze vragen beantwoord. Het Hof heeft met betrekking tot het evenredigheidsbeginsel overwogen dat de Uniewetgever al een afweging heeft gemaakt tussen enerzijds de vereisten van verkeersveiligheid en anderzijds andere rechten en belangen. Daarbij is ernaar gestreefd om iedere aantasting van de rechten van personen met een visuele handicap zoveel mogelijk te beperken. Ook heeft het Hof, samengevat weergegeven, geoordeeld dat de erkenning van een beoordelingsmarge (persoon voldoet niet aan de 160 graden norm; volgens verschillende medisch deskundigen feitelijk wel geschikt) zou kunnen leiden tot verschillende benaderingen van lidstaat tot lidstaat, wat de doelstellingen van de rijbewijsrichtlijn kan ondermijnen. De Afdeling heeft in haar uitspraak van 31 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3116, overweging 9, geoordeeld dat uit de beantwoording door het Hof volgt dat voor de nationale rechter er geen ruimte is om de toepassing van de 160 graden norm te toetsen aan het evenredigheidsbeginsel.
7.11.
Dit betekent dat de rechtbank gebonden is aan de 160 graden norm, en deze norm in deze zaak niet buiten toepassing mag laten als dit onevenredig voor [eiser] uitpakt.
7.12.
De derde rijbewijsrichtlijn (met daarin opgenomen de 160 graden norm) en de uitleg die het Hof hierover heeft gegeven, geldt voor alle lidstaten van de EU, dus ook voor Duitsland. Dit betekent dat een inwoner van Duitsland die niet aan de 160 graden norm voldoet, ook niet geschikt wordt verklaard voor het besturen van vrachtwagens en campers. De rechtbank merkt hierbij op dat het dan wel bekend moet zijn dat die persoon niet aan deze norm voldoet. Als het bij de Duitse bevoegde autoriteiten niet bekend is dat een persoon, die zijn rijbewijs voor het besturen van een camper wil verlengen, niet voldoet aan de 160 graden norm, is er geen reden om dit rijbewijs niet af te geven. Ook in deze zaak heeft [eiser] jarenlang kunnen rijden met een categorie C-rijbewijs, omdat het bij het CBR niet bekend was dat hij zichtbeperkingen heeft. Wellicht enkel doordat [eiser] de leeftijd van 75 jaar heeft bereikt en dan een keuringsverslag van een arts wordt verlangd, zijn de zichtbeperkingen van [eiser] voor het CBR kenbaar geworden.
7.13.
Ook deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
7.14.
Ter afsluiting zal de rechtbank ingaan op het voorstel dat [eiser] tijdens de zitting heeft gedaan, om aan hem een beperkte verklaring af te geven, enkel voor zijn camper.
7.15.
Met het CBR meent de rechtbank dat het afgeven van een verklaring van geschiktheid voor enkel een camper niet mogelijk is. Een camper is immers een categorie C motorrijtuig en daarvoor geldt de 160 graden norm. Daarbij is er geen mogelijkheid om een rijbewijs of verklaring van geschiktheid af te geven voor een enkel voertuig uit categorie C, er kan slechts voor een gehele categorie een rijbewijs/verklaring van geschiktheid worden afgegeven. Terzijde merkt de rechtbank op dat van de door [eiser] gestelde tijdelijke overbrugging geen sprake is. Het is nog niet duidelijk hoe de vierde rijbewijsrichtlijn eruit komt te zien. Ook moet deze komende richtlijn nog worden omgezet in nationaal recht. Dit kan nog jaren duren.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de weigering van het CBR om voor [eiser] een verklaring van geschiktheid af te geven voor het besturen van motorrijtuigen van de categorie C, in stand blijft. [eiser] krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.C. Rozeboom, voorzitter, en mr. J.W.M. Bunt en
mr. F. Onrust, leden, in aanwezigheid van mr. A.E.M. Lever, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op
griffier voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wegenverkeerswet 1994
Artikel 111
1. Een rijbewijs wordt op aanvraag en tegen betaling van het daarvoor vastgestelde tarief, slechts afgegeven aan degene die:
a. (…) en
b. blijkens een overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde regels door of vanwege de overheid ingesteld onderzoek dan wel blijkens een eerder aan hem afgegeven rijbewijs of een hem door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland afgegeven rijbewijs dat voldoet aan de bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde eisen, beschikt over een voldoende mate van rijvaardigheid en geschiktheid, dan wel, indien de aanvraag betrekking heeft op afgifte van een rijbewijs dat geldig is voor het besturen van bromfietsen, over een voldoende mate van rijvaardigheid.
(…).
4. Bij ministeriële regeling worden nadere regels vastgesteld ter uitvoering van het eerste lid, onderdeel b.
Reglement rijbewijzen
Artikel 130
1. Indien de aanvrager naar het oordeel van het CBR voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen ten aanzien van de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen van de rijbewijscategorie of rijbewijscategorieën waarop de aanvraag betrekking heeft, registreert het in het rijbewijzenregister ten behoeve van de
aanvrager voor die categorie of categorieën een verklaring van geschiktheid.
Regeling eisen geschiktheid 2000
Artikel 1
1. In deze regeling wordt verstaan onder:
a. groep 1: rijbewijzen van de categorieën A1, A2, A, B, B+ E en T;
b. groep 2: rijbewijzen van de categorieën C, C1, CE, C1E, D, D1, DE en D1E.
Artikel 2
De eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen worden vastgesteld overeenkomstig de bij deze regeling behorende bijlage.
Bijlage behorende bij de Regeling eisen geschiktheid 2000
3.3.
Gezichtsvelden
a. groep 1: (…).
b. groep 2: Het binoculaire horizontale gezichtsveld moet minimaal 160 graden zijn en het bereik dient zich links en rechts minstens 70 graden uit te strekken. Het verticale gezichtsveld dient minstens 30 graden naar boven en naar beneden te zijn. Binnen een straal van 30 graden vanuit het centrum mogen zich geen gezichtsvelddefecten bevinden.