ECLI:NL:RBOVE:2025:2596

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 april 2025
Publicatiedatum
28 april 2025
Zaaknummer
24_2680
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • I.M. Brandwacht-Kampman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijkverklaring bezwaar last onder dwangsom

In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel wordt het beroep van Eventique Party B.V. tegen de niet-ontvankelijkverklaring van hun bezwaar tegen een last onder dwangsom behandeld. De last onder dwangsom werd opgelegd door het college van burgemeester en wethouders van Enschede vanwege overtredingen van geluidsvoorschriften. De rechtbank oordeelt dat de last op de juiste wijze bekend is gemaakt, ondanks de betwisting van de ontvangst door eiseres. Eiseres stelde dat zij de last niet had ontvangen, maar de rechtbank concludeert dat de last per aangetekende post en e-mail is verzonden. De rechtbank komt tot de conclusie dat de termijn voor het indienen van bezwaar is overschreden en dat deze overschrijding niet verschoonbaar is. Eiseres had eerder kennis kunnen nemen van de last onder dwangsom en had tijdig bezwaar moeten indienen. Het beroep wordt ongegrond verklaard, en het college wordt veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.814,-, evenals de vergoeding van het griffierecht van € 371,-.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/2680

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

Eventique Party B.V., uit Enschede, eiseres

(gemachtigden: mr. J.H.B. Averdijk, mr. L.S. Pross),
en

het college van burgemeester en wethouders van Enschede, het college

(gemachtigden: mr. E. Schipper, mr. A.M. Jacobs).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over het kennelijk niet-ontvankelijk verklaren van het bezwaar tegen het besluit van het college om een last onder dwangsom op te leggen. Naar aanleiding van de overtreding van geluidsvoorschriften, die in 2018 in een maatwerkvoorschrift aan eiseres zijn opgelegd, is het college overgegaan tot handhaving. Op 23 december 2022 is aan eiseres een last onder dwangsom omgelegd. De last onder dwangsom is volgens het college op 23 december 2022 zowel per gewone als aangetekende post en e-mailbericht verstuurd. Eiseres heeft op 27 december 2023 bezwaar ingediend tegen de last onder dwangsom, op 10 januari 2024 zijn de gronden van bezwaar ingediend. Het college heeft dit bezwaar op 11 april 2024 kennelijk niet-ontvankelijk verklaard omdat het niet tijdig is ingediend en de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. Eiseres is het niet eens met de kennelijk niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar. Zij voert daartoe aan dat ze de last onder dwangsom op of omstreeks 23 december 2022 niet heeft ontvangen. De last is daarom destijds niet op de juiste wijze bekendgemaakt. Pas op 27 december 2023 heeft eiseres kennis genomen van de last onder dwangsom. Het op 27 december 2023 ingediende bezwaar is dan ook ten onrechte kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de vraag over de ontvankelijkheid van het bezwaar van eiseres.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de last onder dwangsom op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt. De rechtbank is er wel van overtuigd geraakt dat de last onder dwangsom op juiste wijze is bekendgemaakt maar eiseres heeft in voldoende mate aannemelijk gemaakt dat er betwijfeld kan worden dat de per aangetekende post verzonden last onder dwangsom door haar is ontvangen. Daardoor is in beginsel een termijnoverschrijding niet aan haar toe te rekenen. De rechtbank is wel tot de overtuiging gekomen dat eiseres zeker op 10 februari 2023 redelijkerwijs kennis heeft gekregen danwel heeft kunnen krijgen van de opgelegde last onder dwangsom. Omdat zij pas op 27 december 2023 bezwaar heeft gemaakt, heeft zij dat niet zo spoedig mogelijk gedaan als redelijkerwijs van haar kon worden verlangd. Er is daarom geen sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding. Het college heeft het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk kunnen verklaren. Eiseres krijgt geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Met het bestreden besluit van 11 april 2024 heeft het college het bezwaar van eiseres tegen de last onder dwangsom (kennelijk) niet-ontvankelijk verklaard.
2.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 25 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigden van eiseres en de gemachtigden van het college.

Beoordeling door de rechtbank

Aanleiding
3. Bij eiseres, Eventique Party B.V., vinden feesten plaats. Op 26 januari 2018 is een maatwerkbesluit genomen waarin geluidsvoorschriften zijn vastgesteld voor Eventique Party B.V.. De Omgevingsdienst Twente heeft namens het college in de nacht van 5 op 6 november 2022 geluidsmetingen uitgevoerd en daaruit bleek dat de in het maatwerkbesluit gestelde geluidsvoorschriften werden overtreden. Het college heeft daarom besloten om tot handhaving over te gaan.
3.1.
Op 23 december 2022 heeft het college een last onder dwangsom opgelegd en op 14 december 2023 heeft het college besloten tot invordering van de verbeurde dwangsommen over te gaan.
3.2.
Eiseres heeft naar aanleiding van dit invorderingsbesluit op 27 december 2023 bezwaar gemaakt tegen de last onder dwangsom.
3.3.
Het college heeft dit bezwaar op 11 april 2024 (kennelijk) niet-ontvankelijk verklaard omdat het niet binnen de termijn van zes weken na bekendmaking van het besluit van 23 december 2022 is ontvangen en er geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding.
De ontvankelijkheid van het bezwaar van eiseres
4. De rechtbank beoordeelt de ontvankelijkheid van het bezwaar van eiseres tegen de last onder dwangsom van 23 december 2022.
4.1.
De last onder dwangsom is gedateerd op 23 december 2022. De last onder dwangsom is volgens het college via PostNL aangetekend verzonden en ook per gewone post verzonden naar het adres van eiseres, zoals dat ook bij de Kamer van Koophandel geregistreerd staat. Ook is de last onder dwangsom per email verstuurd naar eiseres.
4.2.
Op 27 december 2023 heeft eiseres aangegeven de last onder dwangsom niet te hebben ontvangen. Ze heeft het college op 27 december 2023 verzocht om toezending van de last onder dwangsom en maakt daarbij ook bezwaar tegen deze last.
Standpunt van eiseres
5. Eiseres voert aan dat de last onder dwangsom niet door haar is ontvangen. Volgens eiseres heeft het college onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de last onder dwangsom op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt. De last onder dwangsom is niet per gewone post en niet per aangetekende post ontvangen. Ook de per e-mail verzonden last onder dwangsom is niet ontvangen of niet opgemerkt. Eiseres heeft verklaard dat ze destijds geen brievenbus had op de bedrijfslocatie. Ook is achteraf gebleken dat de e-mail van het college structureel in de ‘ongewenste e-mail’-postbus van eiseres terechtkwam. Eiseres stelt dat uit het verzend- en ontvangstbewijs van de aangetekende post niet blijkt dat de last onder dwangsom naar het juiste huisnummer is verzonden. Op het verzend- en ontvangstbewijs van de aangetekende post staat namelijk huisnummer 0 in plaats van [nummer]. Op dat bewijs is getekend voor ontvangst door ‘[naam]’. Deze naam is niet bekend bij eiseres, bovendien is er in de decembermaand buiten de schoonmakers niemand aanwezig op de locatie. Uit diverse bronnen blijkt dat er veel klachten zijn over PostNL, onder andere over het door de postbezorgers zelf tekenen voor ontvangst. ‘[naam]’ moet volgens eiseres dan ook de postbezorger zijn geweest. Eiseres stelt dat zij op grond van jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) enkel feiten en omstandigheden moet aanvoeren op grond waarvan de ontvangst of aanbieding van het stuk in weerwil van de gegevens van PostNL redelijkerwijs kan worden betwijfeld. [1] Onder verwijzing naar verschillende uitspraken van de Afdeling en de conclusie van Advocaat-Generaal Wattel [2] , constateringen in consumentenprogramma’s als ‘Kassa’ en ‘Radar’ en van de Nationale ombudsman komt eiseres tot de conclusie dat geen sprake is van betrouwbare postbezorging door PostNL. Dat in combinatie met het onjuiste huisnummer en de ondertekening met ‘[naam]’ maakt dat de ontvangst van het besluit redelijkerwijs kan worden betwijfeld. Daardoor is het besluit van 23 december 2022 niet op de juiste wijze bekendgemaakt en kan aan eiseres niet worden toegerekend dat ze te laat bezwaar heeft ingediend tegen de last onder dwangsom.
Standpunt van het college
6. Het college stelt dat de last onder dwangsom aan eiseres is bekendgemaakt. Het college verwijst naar vaste rechtspraak van de Afdeling waaruit volgt dat als een stuk aangetekend is verzonden en de belanghebbende de ontvangst ervan ontkent, moet worden onderzocht of dat stuk door PostNL op rechtmatige wijze aan het adres van belanghebbende is aangeboden. Als de belanghebbende stelt dat hij geen afhaalbewijs heeft ontvangen, ligt het op zijn weg om feiten aannemelijk te maken op grond waarvan redelijkerwijs kan worden betwijfeld dat een afhaalbericht is achtergelaten. [3] Het college leidt hieruit af dat het aan eiseres is om aannemelijk te maken dat het per aangetekende post verstuurde besluit niet is ontvangen en daarin is eiseres volgens het college niet geslaagd. Het verzend- en ontvangstbewijs laat zien dat het poststuk is bezorgd. Het feit dat op het verzend- en ontvangstbewijs huisnummer 0 staat genoteerd en getekend is met ‘[naam]’ verklaart het college met de uitleg dat PostNL op grond van de Algemene verordening gegevensverwerking (AVG) drie maanden na bezorging niet meer over een handtekening of adresgegevens van zendingen mag beschikken. Om die reden wordt het adres en de naam van de ontvanger na drie maanden geanonimiseerd. Omdat het verzend- en ontvangstbewijs via de track&trace-code onlosmakelijk is verbonden met het verzonden besluit, is voor het college duidelijk dat het besluit naar het juiste adres en de juiste ontvanger is verzonden. De klachten over de bezorging door PostNL maken voor het college niet aannemelijk dat de aangetekende post niet op het juiste adres is aangeboden, wat wel de gebruikelijke werkwijze van PostNL is. Tot slot stelt het college dat de e-mail met de last onder dwangsom moet zijn ontvangen. Er is eerder contact met eiseres geweest via dit e-mailadres en er is geen bericht teruggekomen dat het bericht niet bezorgd kon worden.
Algemeen
7. Op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken. Op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt de beroepstermijn aan met ingang van de dag na die, waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. De bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager. Dit is geregeld in artikel 3:41, eerste lid, van de Awb.
7.1.
Als de bekendmaking van een besluit geschiedt door toezending van het besluit is als regel de dag van de terpostbezorging van het besluit bepalend voor de aanvang van de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift.
7.2.
De regel dat met de terpostbezorging van het besluit de bekendmaking heeft plaatsgevonden, geldt niet als het poststuk de belanghebbende niet heeft bereikt als gevolg van een fout van het bestuursorgaan, zoals een verkeerde adressering die aan het bestuursorgaan te wijten is. [4]
7.3.
Op grond van artikel 2:14 van de Awb kan een bestuursorgaan een bericht dat tot een of meer geadresseerden is gericht elektronisch verzenden voor zover de geadresseerde kenbaar heeft gemaakt dat hij langs deze weg voldoende bereikbaar is. Dit kenbaar maken kan zowel impliciet als expliciet geschieden. [5] Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling maakt een bestendige e-mailpraktijk tussen het bestuursorgaan en de geadresseerde dat ervan mag worden uitgegaan dat iemand langs die elektronische weg bereikbaar is, ongeacht het soort bericht. [6]
7.4.
Op grond van artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift een niet-ontvankelijkverklaring achterwege, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Er is dan sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding.
7.5.
Voor het oordeel dat de termijnoverschrijding niet aan de indiener kan worden toegerekend, kan grond bestaan als deze het gevolg is van bijzondere omstandigheden die de indiener betreffen of als deze is veroorzaakt door het handelen of nalaten van het bestuursorgaan en mogelijk ook wegens andere redenen. Kan de termijnoverschrijding niet aan de indiener worden toegerekend, dan moet worden beoordeeld of het bezwaar of beroep is ingediend zo spoedig als dit redelijkerwijs kon worden verlangd. Is dat het geval, dan is de termijnoverschrijding verschoonbaar. [7]
7.6.
In gevallen waarin een belanghebbende pas kennis neemt van een besluit als de bezwaar- of beroepstermijn is verstreken en de belanghebbende ook niet eerder kennis kon nemen van het besluit, geldt een termijn van zes weken waarbinnen de belanghebbende met het maken van bezwaar in ieder geval niet verwijtbaar te laat is. [8]
Is de last onder dwangsom op de juiste wijze bekendgemaakt?
8. De rechtbank staat voor de vraag of de last onder dwangsom op de juiste wijze bekend is gemaakt. De last onder dwangsom is volgens het college per (aangetekende) post en per e-mailbericht verzonden.
9. Vastgesteld moet worden of de verzending van de last onder dwangsom per e-mail is aan te merken als een correcte wijze van bekendmaking van het besluit. Naar het oordeel van de rechtbank kan daarvan sprake zijn als eiseres voorafgaand aan de verzending van de last onder dwangsom aan het college expliciet kenbaar had gemaakt dat de elektronische weg daarvoor beschikbaar was of impliciet als sprake was van een bestendige e-mailpraktijk.
9.1.
In dat verband stelt de rechtbank allereerst vast dat de last onder dwangsom naar het juiste e-mailadres is verzonden. Ook is de rechtbank uit het dossier gebleken dat de communicatie met Eventique Party B.V. ten aanzien van de geluidsovertredingen vanaf oktober 2022 naast per post ook per e-mail heeft plaatsgevonden. Ter zitting heeft het college verklaard dat vanaf juni 2022 alle brieven ook per e-mail zijn verstuurd. Ook waarschuwingsbrieven en brieven ten aanzien van een milieucontrole. Eiseres heeft verklaard dat ze geen enkele e-mail heeft ontvangen omdat deze kennelijk structureel in haar ‘ongewenste-e-mail’ postbus terechtkwamen. De rechtbank stelt vast dat eiseres niet expliciet kenbaar heeft gemaakt via de elektronische weg bereikbaar te zijn. Ook stelt de rechtbank vast dat enkel het college langs de elektronische weg communiceerde en dat gedurende een relatief korte periode voorafgaand aan de verzending van de last onder dwangsom van 23 december 2022. Vanwege de beperkte duur en omvang van de communicatie per e-mail in combinatie met de eenzijdige verzending vanuit het college, is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van een bestendige e-mailpraktijk. Dat betekent dat eiseres ook niet impliciet kenbaar heeft gemaakt via de elektronische weg bereikbaar te zijn. Met de verzending van de last onder dwangsom per e-mail is dan ook nog geen sprake van correcte bekendmaking van het besluit van 23 december 2022.
9.2.
De rechtbank stelt ten aanzien van de verzending per (aangetekende) post vast dat de last onder dwangsom van 23 december 2022 het juiste postadres bevat. Eiseres staat op dit postadres geregistreerd als onderneming en eerdere en latere communicatie tussen het college en eiseres heeft via dit postadres plaatsgevonden. De regel dat met de terpostbezorging van het besluit de bekendmaking heeft plaatsgevonden, geldt alleen niet als het poststuk eiseres niet zou hebben bereikt als gevolg van een fout van het college. De rechtbank is niet gebleken dat sprake is van een fout van het college. Met de terpostbezorging van de last onder dwangsom, is deze dan ook op de voorgeschreven wijze bekendgemaakt.
Is sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding?
10. De rechtbank stelt vast dat de termijn voor het indienen van bezwaar van zes weken is aangevangen met ingang van de dag na 23 december 2022 en is verstreken op 3 februari 2023. Het bezwaarschrift is ingediend op 27 december 2023. Het bezwaarschrift is dan ook ruim 10 maanden na het verstrijken van de indieningstermijn ingediend. Gelet op artikel 6:11 van de Awb is dan de vraag aan de orde of niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar achterwege moet blijven wegens verschoonbare termijnoverschrijding, omdat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Daarvan is sprake als de termijnoverschrijding niet aan eiseres kan worden toegerekend én eiseres zo spoedig mogelijk als dit redelijkerwijs kon worden verlangd alsnog bezwaar heeft ingediend.
Kan de termijnoverschrijding aan eiseres worden toegerekend?
11. Volgens vaste rechtspraak moet, als een poststuk aangetekend is verzonden en de belanghebbende de ontvangst ervan ontkent, worden onderzocht of het stuk door de postaanbieder op regelmatige wijze aan het adres van de belanghebbende is aangeboden. [9] Op grond van de uitspraak van de Afdeling van 2 oktober 2024 [10] is daarbij voldoende dat de belanghebbende feiten en omstandigheden aanvoert op grond waarvan de ontvangst of de aanbieding van het stuk, in weerwil van de gegevens van PostNL, redelijkerwijs kan worden betwijfeld. Slaagt de belanghebbende erin het vermoeden van regelmatige bezorging te ontzenuwen, dan moet worden aangenomen dat het desbetreffende stuk niet op regelmatige wijze op het adres van die partij is aangeboden.
11.1.
Eiseres ontkent de ontvangst van het aangetekende poststuk en voert als feiten en omstandigheden aan dat het adres op het verzend- en ontvangstbewijs niet het juiste huisnummer bevat en dat het bewijs niet is ondertekend door eiseres of een medewerker van haar. Daarnaast verwijst eiseres naar diverse klachten over PostNL en jurisprudentie waarin de postbezorging door PostNL aan de orde is, waaruit zou volgen dat geen sprake is van betrouwbare bezorging. Het college heeft het huisnummer 0 en de naam ‘[naam]’ op het verzend- en ontvangstbewijs verklaard met de omstandigheid dat PostNL op grond van de AVG persoonsgegevens niet langer dan drie maanden na bezorging mag bewaren. De rechtbank vindt deze uitleg van het college een mogelijke verklaring. Het college heeft deze uitleg echter niet verder onderbouwd dan enkel een e-mail met een telefoonnotitie. De uitleg van eiseres dat de postbezorger zelf heeft getekend voor ontvangst met de naam ‘[naam]’ is ook een mogelijke verklaring, echter ook hier ontbreekt een verdere onderbouwing. De rechtbank kan dan ook niet vaststellen wat het huisnummer 0 en de naam ‘[naam]’ op het verzend- en ontvangstbewijs betekent. De door eiseres aangevoerde bronnen en jurisprudentie over de onbetrouwbaarheid van de bezorging door PostNL zien niet concreet op dit geval maar zijn algemene bevindingen rondom de aangetekende postbezorging. Maar de onduidelijkheid op het verzend- en ontvangstbewijs in combinatie met de geschetste onbetrouwbaarheid van de bezorging, maken naar het oordeel van de rechtbank dat de ontvangst van het poststuk, de last onder dwangsom, redelijkerwijs kan worden betwijfeld.
11.2.
Omdat de ontvangst van de last onder dwangsom redelijkerwijs kan worden betwijfeld, kan de termijnoverschrijding niet aan eiseres worden toegerekend.
11.3.
Het college heeft zich gelet op het bovenstaande ten onrechte op het standpunt gesteld dat het onaannemelijk is dat de last onder dwangsom niet is ontvangen. Dit betekent dat de beslissing op bezwaar van 11 april 2024 gebrekkig tot stand is gekomen. De rechtbank ziet echter aanleiding om dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb te passeren, omdat aannemelijk is dat eiseres door dit gebrek niet wordt benadeeld. De redelijke twijfel aan de ontvangst van de last onder dwangsom leidt niet tot een ander oordeel over de niet-verschoonbare termijnoverschrijding zoals die in de beslissing op bezwaar is opgenomen. De rechtbank legt dat hierna uit.
Is zo spoedig als dit redelijkerwijs kon worden verlangd alsnog bezwaar ingediend?
12. Omdat de te late indiening van het bezwaarschrift niet aan eiseres kan worden toegerekend, moet worden beoordeeld of eiseres, nadat zij bekend is geraakt met de last onder dwangsom, alsnog tijdig bezwaar heeft ingediend.
12.1.
Een belanghebbende die niet bekend was met het nemen van een besluit en ook redelijkerwijs niet bekend kon zijn, is in ieder geval niet verwijtbaar te laat als hij bezwaar indient binnen zes weken nadat hij te weten is gekomen dat een besluit is genomen [11] .
12.2.
De rechtbank dient te beoordelen wanneer redelijkerwijs kon worden verlangd dat eiseres bezwaar in zou dienen. Dat is wanneer eiseres te weten is gekomen of redelijkerwijs had moeten weten dat de last onder dwangsom is opgelegd. Eiseres stelt dat dit op 27 december 2023 is geweest, toen de gemachtigde van eiseres kennis nam van het invorderingsbesluit van de ondertussen van rechtswege verbeurde dwangsommen van 14 december 2023. De rechtbank stelt evenwel vast dat eiseres op 10 februari 2023 in een brief van de Omgevingsdienst Twente, namens het college is geïnformeerd over een controle die op 28 januari 2023 heeft plaatsgevonden. In die brief wordt verwezen naar de last onder dwangsom van 23 december 2022. De ontvangst van de brief van 10 februari 2023 is door eiseres bevestigd. Het college heeft ter zitting verklaard dat tijdens het controlebezoek van 28 januari 2023 ook is gesproken over de last onder dwangsom, in welk kader de controle plaatsvond. Eiseres heeft dit niet ontkend. Vervolgens heeft het college op 6 juli 2023, 15 september 2023 en 22 november 2023 betaalverzoeken verstuurd aan eiseres waarin is verwezen naar de op 23 december 2022 opgelegde last onder dwangsom. Ook is in die betaalverzoeken gelegenheid geboden een zienswijze in te dienen. Eiseres heeft de ontvangst van deze betaalverzoeken niet bestreden. De stelling van eiseres dat ze pas na de invorderingsbeschikking op 27 december 2023 kennis heeft genomen, dan wel redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen, van de last onder dwangsom, volgt de rechtbank dan ook niet. Eiseres had in het gesprek op 28 januari 2023, maar zeker naar aanleiding van de brief van 10 februari 2023, op de hoogte moeten zijn van de opgelegde last onder dwangsom. De termijn van zes weken om een bezwaar in te dienen is dan ook in ieder geval gaan lopen vanaf 11 februari 2023. Het bezwaarschrift van 27 december 2023 is dus niet zo spoedig als dit redelijkerwijs kon worden verlangd ingediend. De stelling van eiseres dat ze niet is gewezen op de mogelijkheid bezwaar in te dienen en daarin niet goed is begeleid door haar toenmalige gemachtigde doet daar niet aan af. Dat komt voor rekening en risico van eiseres.
Conclusie
13. Het besluit, de last onder dwangsom, is op de voorgeschreven wijze bekendgemaakt. Eiseres heeft de twijfel omtrent de ontvangst van de per aangetekende post verzonden last onder dwangsom in voldoende mate aannemelijk gemaakt. Dat maakt dat de termijnoverschrijding niet is toe te rekenen aan eiseres. Eiseres heeft echter op 10 februari 2023 kennis genomen, of had redelijkerwijs kennis kunnen nemen, van het bestaan van de opgelegde last onder dwangsom. Nu zij pas op 27 december 2023 bezwaar heeft gemaakt, heeft zij dat niet zo spoedig mogelijk gedaan als redelijkerwijs van haar kon worden verlangd. Er is daarom geen sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding. Het college heeft het bezwaar (kennelijk) niet-ontvankelijk kunnen verklaren.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt.
14.1.
In het onder 11.3 geconstateerde gebrek ziet de rechtbank wel aanleiding om het college te veroordelen in de proceskosten van eiseres. De rechtbank stelt de proceskosten van eiseres die het college moet betalen vast op € 1.814,- ( 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1). Het college moet ook het griffierecht van € 371,- dat eiseres heeft betaald aan eiseres vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.814,-;
  • draagt het college op om het betaalde griffierecht van € 371,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Brandwacht-Kampman, rechter, in aanwezigheid van mr. B.A.G. Bulte, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op
griffier
De rechter is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.