Op 20 februari 2025 heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. B.T.C. Jordaans, de rechter belast met de behandeling van zijn strafzaak. Dit verzoek volgde op een eerdere afwijzing van een verzoek tot gedragsdeskundig tegenonderzoek door de rechter-commissaris en een kantonrechter. Tijdens de openbare behandeling van het wrakingsverzoek op 9 april 2025 was verzoeker aanwezig met zijn advocaat, terwijl mr. Jordaans niet verscheen. De wrakingskamer heeft de ontvankelijkheid van het verzoek beoordeeld en vastgesteld dat het verzoek niet te laat was ingediend, omdat de relevante feiten pas begin februari 2025 bekend werden. De wrakingskamer heeft vervolgens de inhoudelijke beoordeling uitgevoerd, waarbij werd gekeken naar de objectieve indruk van partijdigheid die de rechter zou kunnen wekken. De wrakingskamer concludeerde dat er geen sprake was van vooringenomenheid en verklaarde het verzoek tot wraking ongegrond. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 18 april 2025.