Uitspraak
RECHTBANK Overijssel
1.Het verzoek en de beoordeling daarvan
- de brief van [partij A] van 27 februari 2025 met bijlagen;
- de antwoordakte van 3 maart 2025 van [partij B].
Rechtbank Overijssel
In deze civiele procedure heeft de Rechtbank Overijssel op 16 april 2025 uitspraak gedaan in een incident betreffende de gestelde zekerheid door partij A. Partij A had eerder, op verzoek van de rechtbank, zekerheid moeten stellen voor een bedrag van € 20.757. Dit was opgelegd in een incidenteel vonnis van 13 november 2024. Partij A heeft de rechtbank verzocht om terug te komen op deze beslissing, omdat zij meende dat zij voldoende zekerheid had gesteld door middel van een depotstorting op een derdengeldenrekening van een derde partij, met een stichting als escrow agent. Partij B, de tegenpartij, heeft zich verzet tegen deze vorm van zekerheid en stelde dat zij niet in staat was om de benodigde gegevens te verstrekken aan de notaris, wat volgens haar een vereiste was voor de escrow overeenkomst. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de door partij A geboden zekerheid voldoet aan de eisen van artikel 6:51 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank heeft bepaald dat partij B de gestelde zekerheid binnen twee weken na bekendmaking van het vonnis moet aanvaarden. Indien partij B dit niet doet, vervalt haar bevoegdheid om zekerheidsstelling te eisen. De beslissing over de proceskosten van het incident is aangehouden tot het eindvonnis in de hoofdzaak, die in de stand wordt voortgezet zoals deze zich in het roljournaal bevindt.