ECLI:NL:RBOVE:2025:2450

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 april 2025
Publicatiedatum
17 april 2025
Zaaknummer
ak_24_3177
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • I.M. Brandwacht - Kampman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaar van eiser tegen intrekking van toestemming om als beveiliger te werken

Deze uitspraak betreft de niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaar van eiser, die bezwaar heeft aangetekend tegen het besluit van de korpschef om zijn toestemming om als beveiliger te werken in te trekken. De korpschef heeft dit besluit genomen omdat het bezwaarschrift niet binnen de gestelde termijn is ingediend. De rechtbank oordeelt dat het bezwaarschrift niet op de juiste wijze is ingediend, aangezien het per post had moeten worden verzonden in plaats van elektronisch. De korpschef heeft echter nagelaten eiser een hersteltermijn te bieden en hem niet gewezen op de fatale gevolgen van het niet tijdig indienen. Hierdoor komt de rechtbank tot de conclusie dat het bezwaar van eiser gegrond is. De rechtbank vernietigt het besluit van de korpschef en draagt deze op om binnen twaalf weken een nieuw besluit te nemen, waarbij het bezwaar inhoudelijk moet worden beoordeeld. Tevens moet de korpschef het griffierecht en proceskosten aan eiser vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/3177

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. R. Oude Breuil),
en

de korpschef van politie, de korpschef

(gemachtigden: mr. M.J.R.M. Pompen, mr. S. Schiphorst).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaar van eiser. Dit bezwaarschrift heeft eiser ingediend tegen het besluit van de korpschef waarbij de toestemming om te werken als beveiliger is ingetrokken. De korpschef heeft dit besluit genomen omdat het bezwaarschrift niet binnen de daarvoor gestelde termijn is ingediend en daarom is het bezwaar niet inhoudelijk behandeld.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het bezwaarschrift niet via de voorgeschreven weg is ingediend. Het had niet via de elektronische weg, maar per post verzonden moeten worden. De korpschef heeft bij het constateren van het niet juist indienen echter nagelaten eiser een hersteltermijn te bieden. Ook heeft de korpschef hem niet gewezen op de mogelijk fatale gevolgen als eiser niet (tijdig) aan de geboden herstelmogelijkheid voldoet. Eiser krijgt gelijk en het beroep is dus gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Totstandkoming van de besluitvorming

2. Naar aanleiding van een incident heeft de korpschef op 5 december 2023 het voornemen uitgebracht om zijn aan eiser verleende toestemming om als beveiliger te werken, in te trekken.
2.1.
Op 17 januari 2024 heeft de werkgever van eiser een schriftelijke zienswijze ingediend. Vervolgens is op 17 januari 2024 door de korpschef de toestemming aan eiser om als beveiliger te werken ingetrokken.
2.2.
Op 20 februari 2024 heeft eiser tegen dit besluit per e-mail een bezwaarschrift ingediend. De ontvangst daarvan is op 21 februari 2024 per e-mail bevestigd.
2.3.
Op 21 februari 2024 is aansluitend op de ontvangstbevestiging door de korpschef een e-mail gestuurd naar eiser waarin hij wordt gewezen op het feit dat de digitale weg niet openstaat voor het indienen van bezwaarschriften. Daarbij verwijst de korpschef naar de rechtsmiddelenclausule onder het besluit, die ook in de e-mail nog eens is opgenomen.
2.4.
Eiser stelt na de e-mail van 21 februari 2024 het bezwaarschrift ook per post toegezonden te hebben. Op 19 maart 2024 is door eiser telefonisch contact gezocht met de korpschef om te informeren naar de stand van zaken omdat de ontvangst van het per post ingediende bezwaarschrift niet is bevestigd. Naar aanleiding daarvan heeft de korpschef eiser op 21 maart 2024 geïnformeerd dat er geen bezwaarschrift per post is ontvangen.
2.5.
Op 22 maart 2024 heeft eiser het bezwaarschrift (naar zijn zeggen: opnieuw) per post verzonden en op 26 maart 2024 is de ontvangst van dat bezwaarschrift door de korpschef bevestigd.

Procesverloop

3. De korpschef heeft het bezwaar van eiser op 21 juni 2024 niet-ontvankelijk verklaard omdat het volgens hem niet binnen de termijn op de voorgeschreven wijze is ingediend. De termijn eindigde op 29 februari 2024 en het per post ingediende bezwaarschrift is daarna pas ontvangen.
3.1.
Op 31 juli 2024 heeft eiser tegen die beslissing op zijn bezwaar beroep ingesteld.
3.2.
Op 4 maart 2025 heeft de korpschef een verweerschrift ingediend.
3.3.
De rechtbank heeft het beroep op 11 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigden van de korpschef.

Wettelijk kader

4. Uit artikel 6:6, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) volgt dat een bezwaar niet-ontvankelijk kan worden verklaard als niet is voldaan aan artikel 6:5 van de Awb of enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar.
4.1.
Uit artikel 6:7 van de Awb blijkt dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken bedraagt. Artikel 6:9 van de Awb stelt dat een bezwaarschrift tijdig is ingediend als het voor het einde van die termijn is ontvangen.
4.2.
In artikel 2:15, eerste lid van de Awb is geregeld dat een bericht elektronisch naar een bestuursorgaan kan worden verzonden voor zover het bestuursorgaan kenbaar heeft gemaakt dat deze weg is geopend. Het bestuursorgaan kan nadere eisen stellen aan het gebruik van de elektronische weg.
4.3.
Op grond van artikel 6:6, aanhef en onder b, van de Awb kan een bezwaarschrift dat is geweigerd op grond van artikel 2:15 van de Awb alleen niet-ontvankelijk verklaard worden als de indiener daarvan de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een door het bestuursorgaan aan hem gestelde termijn.

Beoordeling door de rechtbank

Moet het digitaal ingediende bezwaarschrift in behandeling genomen worden?
5. Eiser stelt dat hij met het per e-mail verzonden bezwaarschrift heeft voldaan aan de eis dat schriftelijk bezwaar gemaakt moet worden. Schriftelijk is naar zijn mening ‘op schrift gesteld’ en dat ‘op schrift gestelde’ is per e-mail binnen de indieningstermijn van het bezwaarschrift, dus op tijd, verzonden en ontvangen. Het bezwaarschrift moet daarom inhoudelijk behandeld worden.
6. De korpschef stelt zich op het standpunt dat niet is voldaan aan de schriftelijkheidseis. Het bezwaarschrift had per post verzonden moeten worden, zo stond duidelijk in de rechtsmiddelenclausule onder het besluit. De korpschef heeft eiser er op gewezen dat de digitale weg niet open stond voor het indienen van het bezwaarschrift. Een per e-mail ingediend bezwaarschrift is daarom niet schriftelijk en kan dus niet gezien worden als tijdig ingediend bezwaarschrift.
7. De rechtbank is allereerst van oordeel dat gelet op het bepaalde in artikel 2:15 van de Awb relevant is op welke wijze het bezwaarschrift is ingediend, te weten per post of via de elektronische weg. De vraag of het bezwaarschrift dat door eiser op 20 februari 2024 is ingediend al dan niet is aan te merken als een schriftelijk bezwaarschrift is naar het oordeel van de rechtbank gelet op het bepaalde in artikel 2:15 van de Awb niet opportuun en de rechtbank zal om die reden dan ook niet ingaan op die vraag.
8. Uit artikel 2:15 van de Awb volgt dat een bericht naast verzending per post ook elektronisch naar een bestuursorgaan kan worden verzonden. Niet in geschil is dat eiser op 20 februari 2024 per e-mail een bezwaarschrift ingediend. Niet in geschil is ook dat dat is aan te merken als verzending via de elektronische weg. De rechtbank is dan ook van oordeel dat eiser op 20 februari 2024 het bezwaarschrift via de elektronische weg heeft ingediend.
Stond de elektronische weg open voor het indienen van het bezwaarschrift?
9. Eiser stelt dat uit de ontvangstbevestiging van het elektronisch ingediende bezwaarschrift van 21 februari 2024 volgt dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend. Het ligt naar zijn mening op de weg van de korpschef om het elektronisch ontvangen bezwaarschrift te printen. Eiser ziet verzending per post ook niet meer als van deze tijd, gezien de onnodige kosten voor de burger bij aangetekende verzending. Omdat de ontvangst van het elektronisch ingediende bezwaarschrift is bevestigd, moet dat bezwaarschrift in behandeling genomen worden.
10. De korpschef heeft eiser er in een e-mail op 21 februari 2024 op gewezen dat de elektronische weg voor het indienen van een bezwaarschrift niet open staat. In dat bericht heeft de korpschef er nogmaals op gewezen dat het daarom per post ingediend moet worden. De korpschef heeft zijn standpunt onderbouwd door de rechtsmiddelenclausule in de e-mail van 21 februari 2024 op te nemen. Het per post ingediende bezwaarschrift is pas op 25 maart 2024 ontvangen. Dat is buiten de termijn van indiening van zes weken. Het bezwaar is daarom volgens de korpschef niet-ontvankelijk en wordt dan ook niet meer inhoudelijk worden behandeld.
11. De rechtbank stelt vast dat een bezwaar op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk kan worden verklaard als niet is voldaan aan de eisen die in de wet daarvoor zijn gesteld. Het bezwaarschrift is per e-mail ingediend, terwijl de korpschef niet kenbaar heeft gemaakt dat deze elektronische weg daarvoor openstond. De rechtbank leidt dat af uit de rechtsmiddelenclausule, waarin expliciet is vermeld dat het per post moest worden ingediend.
11.1.
Er is ook uit niets gebleken dat de korpschef de elektronische weg wel had opengesteld voor het indienen van bezwaarschriften. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat dat wel het geval is. Omdat de elektronische weg dus niet openstond voor het indienen van een bezwaarschrift, heeft de korpschef het elektronisch ingediende bezwaarschrift kunnen weigeren en heeft hij er terecht op gewezen dat het bezwaarschrift per post moest worden ingediend.
11.2.
Dat de korpschef eiser via de elektronische weg erop heeft gewezen dat het bezwaarschrift niet via die weg kon worden ingediend maar per post moest worden ingediend leidt niet tot een ander oordeel. Eiser kan zich er niet op beroepen dat daardoor het gerechtvaardigde vertrouwen is gewekt dat indiening via de elektronische weg wel mogelijk was. Dit omdat die mededeling van de korpschef pas is gedaan nadat eiser het bezwaarschrift via die wijze had ingediend.
Heeft de korpschef het bezwaar niet-ontvankelijk kunnen verklaren?
12. De rechtbank is gebleken dat in artikel 6:6, aanhef en onder b, van de Awb voor een geval als dit is bepaald dat een elektronisch ingediend bezwaarschrift alleen niet-ontvankelijk is, als de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een door het bestuursorgaan te stellen termijn. Uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) volgt dat deze herstelmogelijkheid moet zijn geboden, als uit het elektronische bericht valt af te leiden dat daarmee beoogd is bezwaar te maken. [1] De korpschef heeft eiser er op 21 februari 2024 op gewezen dat het bezwaarschrift digitaal is ontvangen, maar dat deze digitale weg niet openstaat voor het indienen van een bezwaarschrift. De korpschef heeft dan ook uit het e-mailbericht terecht afgeleid dat eiser heeft beoogd bezwaar te maken. De rechtbank is van oordeel dat de korpschef op grond van artikel 6:6, aanhef en onder b, van de Awb in dat geval de gelegenheid moet bieden het verzuim te herstellen.
12.1.
Ter zitting is gebleken dat de korpschef met zijn bericht van 21 februari 2024, dat kan worden gelezen als de weigering van het via de elektronische weg ingediende bezwaarschrift, ook heeft beoogd eiser een herstelmogelijkheid te bieden door hem erop te wijzen dat het bezwaarschrift per post moest worden ingediend. De rechtbank stelt vast dat de korpschef daarbij heeft nagelaten aan eiser een termijn te geven waarbinnen het verzuim moest worden hersteld. Omdat de korpschef daarmee niet heeft voldaan aan (een onderdeel van) het bepaalde in artikel 6:6, aanhef en onder b, van de Awb kon hij om die reden het op 22 maart 2024 door eiser gedateerde per post ingediende bezwaar niet niet-ontvankelijk verklaren.
12.2.
Daarnaast is de rechtbank gebleken dat de korpschef in het “herstel-verzuim”-bericht van 21 februari 2024 ook niet heeft gewezen op de mogelijk fatale gevolgen van het niet tijdig herstellen van het gebrek. Uit jurisprudentie volgt dat alleen tot niet-ontvankelijkverklaring kan worden overgegaan als de indiener op de hoogte is gesteld van de gevolgen van het niet (tijdig) herstellen van het gebrek. [2]
12.3.
De rechtbank is verder nog van oordeel dat onder de hiervoor geschetste omstandigheden het door eiser op 22 maart 2024 gedateerde per post ingediende bezwaarschrift niet onredelijk laat is ingediend.
12.4.
De rechtbank is daarom van oordeel dat de korpschef het per post ingediende bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Overige beroepsgronden
13. Omdat de korpschef het per post ingediende bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard, is het beroep gegrond. De overige beroepsgronden behoeven daarom geen bespreking.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit van 21 juni 2024. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten, zelf een beslissing te nemen of aan de korpschef op te dragen om het gebrek te herstellen (een zogenoemde bestuurlijke lus). Dit omdat door de vernietiging van het bestreden besluit de korpschef het bezwaar van eiser alsnog inhoudelijk zal moeten beoordelen.
14.1.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat de korpschef een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft de korpschef hiervoor twaalf weken.
14.2.
Omdat het beroep gegrond is moet de korpschef het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van zijn proceskosten. De korpschef moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.814,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 21 juni 2024;
- draagt de korpschef op binnen twaalf weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat de korpschef het griffierecht van € 187,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt de korpschef tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Brandwacht - Kampman, rechter, in aanwezigheid van A. Egberink-Jonker, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.Centrale Raad van Beroep, 13 mei 2003, LJN:AF8487