ECLI:NL:RBOVE:2025:243

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 januari 2025
Publicatiedatum
17 januari 2025
Zaaknummer
AK_24_2186_3276
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit tot overplaatsing en oplegging disciplinaire straf politieambtenaar

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit tot overplaatsing en het besluit tot de oplegging van een disciplinaire straf. Eiseres, werkzaam bij de politie sinds 1985, werd op 20 juni 2023 overgeplaatst naar het basisteam Midden-Twente. De korpschef verklaarde het bezwaar tegen de overplaatsing ongegrond en legde op 8 februari 2024 een disciplinaire straf van inhouding van 24 verlofuren op. De rechtbank oordeelt dat de overplaatsing ongegrond is, maar dat de disciplinaire straf gegrond is. De rechtbank concludeert dat de korpschef in redelijkheid tot de overplaatsing heeft kunnen besluiten, gezien de vertrouwensbreuk tussen eiseres en haar collega's. Echter, de rechtbank vernietigt de disciplinaire straf van 24 verlofuren en legt zelf een straf van 16 verlofuren op, omdat niet alle verweten gedragingen als plichtsverzuim kunnen worden aangemerkt. De rechtbank oordeelt dat de korpschef onvoldoende zorgvuldig heeft gehandeld bij de oplegging van de disciplinaire straf, wat leidt tot de vernietiging van het bestreden besluit II. De uitspraak benadrukt het belang van wederzijds vertrouwen binnen de politieorganisatie en de noodzaak van zorgvuldige besluitvorming in disciplinaire procedures.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummers: ZWO 24/2186 en ZWO 24/3276

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres,

en

de korpschef van politie, de korpschef,

(gemachtigden: mr. K.A.W. Snuverink, mr. N.G.M. Roothans en [gemachtigde]).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit tot overplaatsing en het beroep van eiseres tegen het besluit tot de oplegging van een disciplinaire straf.
Bij besluit van 20 juni 2023 (hierna: primair besluit I) heeft de korpschef eiseres met ingang van 11 mei 2023 overgeplaatst naar het basisteam Midden-Twente op grond van artikel 64 van het Besluit algemene rechtspositie politie (hierna: Barp).
Met het bestreden besluit van 8 februari 2024 (hierna: bestreden besluit I) heeft de korpschef het bezwaar tegen de overplaatsing ongegrond verklaard.
Bij besluit van 8 februari 2024 (hierna: primair besluit II) heeft de korpschef de disciplinaire straf van inhouding van 24 verlofuren aan eiseres opgelegd op grond van artikel 76 van het Barp.
Met het bestreden besluit van 25 juli 2024 (hierna: bestreden besluit II) heeft de korpschef het bezwaar tegen deze disciplinaire straf ongegrond verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen bestreden besluit I en bestreden besluit II.
De rechtbank heeft deze beroepen op 6 december 2024 gezamenlijk op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, bijgestaan door haar belangenbehartiger [naam 1], en de gemachtigden van de korpschef.

Beoordeling door de rechtbank

De rechtbank beoordeelt de bestreden besluiten. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
Het beroep tegen de overplaatsing (zaaknummer 24/2186) is ongegrond. Het beroep tegen de oplegging van de disciplinaire straf is gegrond (zaaknummer 24/3276). Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wat is voorafgegaan aan de besluitvorming?
3. Eiseres is vanaf 1985 werkzaam bij de politie, voorafgaand aan de overplaatsing in de functie van senior Gebiedsgebonden Politie/ Jeugd in het basisteam Twente-Noord van de eenheid Oost-Nederland.
3.1.
Op 10 maart 2023 heeft eiseres van een vrouwelijke collega van het basisteam ([naam 2]) gehoord dat zij wordt lastig gevallen door een mannelijke collega van het basisteam ([naam 3]). Op 11 maart 2023 heeft een gesprek plaatsgevonden waarbij naast eiseres en [naam 2] ook [naam 4] en [naam 5] aanwezig waren (hierna: het vier-gesprek). Onderwerp van dit gesprek was het gedrag van [naam 3] richting [naam 2]. Volgens verklaringen van [naam 4] en [naam 5] is tijdens dit vier-gesprek afgesproken om niet met anderen over dit onderwerp te praten en het aan [naam 2] over te laten om te bepalen of zij actie wil ondernemen. Eiseres heeft vervolgens contact gezocht met [naam 3]. Op 12 maart 2023 ontvingen de teamchefs een melding van ongewenst gedrag dan wel aanranding.
3.2.
De hiervoor beschreven gebeurtenissen hebben er onder andere toe geleid dat op 5 april 2023 een disciplinaire procedure is gestart met de aankondiging van een lijnonderzoek naar mogelijk plichtsverzuim van eiseres.
3.3.
De bevindingen van het lijnonderzoek zijn neergelegd in een rapport van 5 juni 2023. Het lijnonderzoek is uitgevoerd door twee andere teamchefs, omdat er meerdere medewerkers uit het team Twente-Noord betrokken waren bij het incident. Daarnaast was er sprake van een grote impact op het basisteam door het incident. De onderzoeksbevindingen van het lijnonderzoek zijn ter beschikking gesteld aan het sectorhoofd [gemachtigde].
3.4.
De uitkomsten van het lijnonderzoek hebben geleid tot de besluitvorming, die is beschreven onder ‘Inleiding’.
24/3276 Disciplinaire straf
4. Artikel 76 van het Barp luidt:
1. De ambtenaar die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt, kan disciplinair worden gestraft.
2 Plichtsverzuim omvat zowel het overtreden van een voorschrift als het doen of nalaten van iets dat een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.
Artikel 77 van het Barp luidt:
1. Aan de ambtenaar, met uitzondering van de vrijwillige ambtenaar, kunnen de volgende straffen worden opgelegd:
(…)
c. vermindering van het recht op een jaarlijkse vakantie met ten hoogste een vierde gedeelte van het aantal uren, bedoeld in artikel 17, waarop in het desbetreffende kalenderjaar aanspraak bestaat;
(…).
5. Volgens de korpschef is bij eiseres sprake van drie vormen van plichtsverzuim wat leidt tot een straf van inhouding van 24 verlofuren. Het gaat om het in een delicate aangelegenheid ernstig beschamen van het vertrouwen van drie collega’s en met name het vertrouwen van een jonge collega in een kwetsbare positie. Volgens de korpschef is verder sprake van het trachten een mogelijk strafbaar feit onder het kleed te vegen dan wel bij de leidinggevenden weg te houden en het niet, dan wel niet volledig, naar waarheid verklaren.
6. Volgens eiseres is haar onrecht aangedaan door de stappen die de organisatie in het begin heeft gezet. Eiseres heeft een telefoontje van [naam 5], ongeveer twee uur na het vier-gesprek, opgevat als een noodkreet vanuit [naam 2] en heeft [naam 3] ‘s avonds bij haar thuis aan willen spreken dat hij moest stoppen met appen. Naar de mening van eiseres wordt haar ten onrechte verweten dat zij [naam 3] op de hoogte heeft gebracht omdat hij al op de hoogte was gebracht. Naar de mening van eiseres kan het beschadigd vertrouwen hier geen plichtsverzuim opleveren. Volgens eiseres leidt het gevoerde stopgesprek er niet toe dat de zaak daarna niet aanhangig kon worden gemaakt bij de leiding en het is haar onduidelijk welk strafbaar feit zij bij de leidinggevenden zou hebben weggehouden. Ook is eiseres van mening dat haar ten onrechte wordt verweten dat zij niet, dan wel niet volledig, naar waarheid heeft verklaard. Zij is het niet met alle gemaakte verslagen eens en dat haar verklaring niet overeenkomt met de verklaringen van anderen wil niet zeggen dat eiseres niet de waarheid verklaart. Eiseres voelt zich ernstig aangetast in haar integriteit en te schande gemaakt met psychische gevolgen. De leiding heeft onvoldoende rekening gehouden met de omstandigheid dat er meer percepties kunnen bestaan bij een vier-gesprek en het inzetten van een hulpactie. Volgens eiseres is sprake van het met goede intentie negeren van de afspraak dat de bal bij [naam 2] blijft liggen. Het optreden van de leiding daarop was buitenproportioneel en het uitgevoerde onderzoek is niet zorgvuldig en vooringenomen geweest.
7. Voor de constatering van plichtsverzuim dat tot het opleggen van een disciplinaire maatregel aanleiding geeft is volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep noodzakelijk dat op basis van beschikbare, deugdelijk vastgestelde gegevens de overtuiging is verkregen dat de betrokken ambtenaar de hem verweten gedragingen heeft begaan [1] .
8. De rechtbank overweegt ten aanzien van het uitgevoerde onderzoek dat er geen aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat dit onzorgvuldig of vooringenomen is geweest. Ten behoeve van de objectiviteit is het lijnonderzoek uitgevoerd door teamchefs van buiten het basisteam en in het rapport zijn de verschillende versies van bepaalde verslagen aanwezig. Dat de door eiseres genoemde collega’s niet in het onderzoek zijn betrokken, maakt het onderzoek niet onzorgvuldig. Deze collega’s waren niet aanwezig bij het vier-gesprek en hadden reeds om die reden niet kunnen bijdragen aan het verrichte onderzoek. De korpschef heeft het rapport van het lijnonderzoek dan ook bij de besluitvorming kunnen betrekken.
9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres zich schuldig gemaakt aan plichtsverzuim, zodat de korpschef bevoegd was hiervoor een disciplinaire straf op te leggen. Hierbij is het volgende van belang.
10. Op basis van het rapport van het lijnonderzoek en de daarin opgenomen verklaringen kan worden geconcludeerd dat eiseres in een delicate aangelegenheid het vertrouwen van drie collega’s ernstig heeft beschaamd. Hoewel eiseres tijdens de gesprekken van 28 maart 2023 en 6 april 2023 heeft aangegeven dat er geen afspraak was gemaakt om de informatie uit het vier-gesprek niet te delen, volgt zowel uit de verklaringen van [naam 4] en [naam 5] als uit de door eiseres ingediende zienswijze dat deze afspraak wel was gemaakt. Door [naam 3] vervolgens langs te laten komen om een zogenoemd stopgesprek te voeren heeft eiseres de afspraak, dat [naam 2] zou bepalen hoe zij met de situatie wenst om te gaan, geschonden. In hoeverre [naam 3] langs andere weg al iets over zijn gedrag richting [naam 2] had gehoord, doet aan het schenden van de gemaakte afspraak door eiseres niet af. Dat sprake is van het door eiseres schenden van een gemaakte afspraak, volgt ook uit het telefoongesprek tussen eiseres en [naam 2] op de zondag waarbij eiseres haar excuses heeft aangeboden voor het niet houden aan de gemaakte afspraak. Door zich niet te houden aan de afspraak heeft eiseres het vertrouwen van drie collega’s beschaamd.
10.1.
Omdat het tijdens het vier-gesprek over (vermeend) grensoverschrijdend gedrag van [naam 3] richting [naam 2] ging, is hierbij bovendien sprake van het beschamen van het vertrouwen van drie collega’s in een delicate aangelegenheid. Het gaat hierbij om een precair onderwerp als grensoverschrijdend gedrag en er is een persoon betrokken die zich in een kwetsbare positie bevond ([naam 2]). Eiseres heeft weliswaar gesteld dat zij meende dat het tijdens het vier-gesprek alleen over het versturen van appjes door [naam 3] aan [naam 2] ging, maar dat acht de rechtbank niet aannemelijk. Het rapport van het lijnrapport bevat op dit punt zeer duidelijke verklaringen van [naam 4] en [naam 5] over de inhoud van het vier-gesprek. Zij hebben beide verklaard dat tijdens het vier-gesprek expliciet is gesproken over aanranding. De rechtbank volgt deze verklaringen en kent aan de verklaring van eiseres op dit punt minder gewicht toe. Hierbij is van belang dat uit het procesdossier en ook uit de verklaringen ter zitting is gebleken dat eiseres soms wisselend verklaart. Dat eiseres wellicht met een goede intentie contact heeft gezocht met [naam 3] om een stopgesprek te voeren, doet er niet aan af dat zij de gemaakte afspraak in een delicate kwestie heeft geschonden. Er is daarmee sprake van het in een delicate aangelegenheid ernstig beschamen van het vertrouwen van drie collega’s, waaronder een collega in een zeer kwetsbare positie.
10.2.
Zoals al uit het voorgaande volgt, heeft eiseres wisselend verklaard over het bestaan van de afspraak om niet met anderen over de inhoud van het vier-gesprek te praten. De korpschef heeft daarom naar het oordeel van de rechtbank ook aan eiseres kunnen tegenwerpen dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan het niet, dan wel niet volledig, naar waarheid verklaren.
10.3.
Dat eiseres heeft getracht een mogelijk strafbaar feit ‘onder het kleed te vegen’ dan wel dit bij de leidinggevenden weg te houden volgt de rechtbank niet. Zoals ook door de korpschef is erkend in het bestreden besluit, had eiseres niet de intentie om een mogelijk strafbaar feit onder het kleed te vegen. Naar het oordeel van de rechtbank is voor het tegenwerpen van iets ‘onder het kleed te vegen’ de aanwezigheid van de intentie noodzakelijk. Nu niet in geschil is dat eiseres niet de intentie had om iets ‘onder het kleed te vegen’, is hierbij geen sprake van strafwaardig plichtsverzuim door eiseres.
11. Het voorgaande betekent dat één van de drie vormen van plichtsverzuim niet aan de disciplinaire straf ten grondslag kan worden gelegd en bestreden besluit II geen stand kan houden. In zoverre is het beroep gegrond. Naar het oordeel van de rechtbank is bestreden besluit II in strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht niet zorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd. Dit dient naar het oordeel van de rechtbank gevolgen te hebben voor de opgelegde disciplinaire straf. De rechtbank zal daarom bestreden besluit II vernietigen. Nu twee van de drie gedragingen wel aan de disciplinaire straf ten grondslag kunnen worden gelegd, acht de rechtbank een inhouding van 16 verlofuren hier evenredig als disciplinaire straf. De rechtbank zal daarom zelf in de zaak voorzien door een disciplinaire straf van de inhouding van 16 verlofuren op te leggen en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van bestreden besluit II.
24/2186 Overplaatsing
12. Artikel 64 van het Barp luidt: Indien het belang van de dienst dit in bijzondere gevallen vordert, is de ambtenaar verplicht zijn functie op een andere dan de hem aangewezen plaats van tewerkstelling of binnen een ander dan het hem aangewezen werkgebied uit te oefenen of, al dan niet op een andere dan de hem aangewezen plaats van tewerkstelling of binnen een ander dan het hem aangewezen werkgebied, een andere functie dan die waarin hij is aangesteld, mits dit redelijk is in verband met zijn persoonlijkheid, omstandigheden en vooruitzichten.
13. De korpschef heeft in het besluit tot overplaatsing vooropgesteld dat het doel van de verplaatsing van eiseres niet is om haar te (be)straffen, maar om haar uit de onwenselijke situatie te halen die is ontstaan rondom haar persoon binnen het basisteam Twente-Noord en daarmee de rust terug te brengen in het team. Zowel tussen eiseres en de teamleiding als tussen eiseres en een aantal collega’s is er een ernstige vertrouwensbreuk ontstaan. Volgens de korpschef was er geen andere oplossing dan te besluiten tot de verplaatsing van eiseres.
Volgens de korpschef is sprake van een bijzondere situatie waardoor het belang van de dienst de overplaatsing van eiseres vordert. Zowel de gebeurtenissen die aanleiding zijn geweest voor het lijnonderzoek, het lijnonderzoek zelf als de vertrouwensbreuk die als gevolg van het lijnonderzoek is ontstaan, worden aangemerkt als een bijzondere situatie. Verder is de korpschef van mening dat, gelet op de uitkomsten van het lijnonderzoek, de oplegging van de disciplinaire straf en de hiervoor beschreven bijzondere situatie, het belang van de dienst de overplaatsing van eiseres vordert. Wederzijds vertrouwen is essentieel voor een goede functievervulling en eiseres heeft een gebrek aan zelfreflectie getoond. Volgens de korpschef is de overplaatsing passend, gelet op het behoud van de eigen functie en de geringe toename van de reisafstand en reistijd. Er is in voldoende mate rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van eiseres. Het belang van de organisatie weegt in dit geval zwaarder, nu als gevolg van de feiten en omstandigheden de teamleiding en een aantal collega’s niet meer met eiseres willen samenwerken.
14. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat haar ten onrechte wordt verweten dat zij de onrust die in het team is ontstaan heeft veroorzaakt. Volgens eiseres is de onrust in het team vooral ontstaan door toedoen van de leiding door verkeerde dan wel slechte communicatie naar het team en niet uit te leggen genomen maatregelen. Eiseres is van mening dat geen rekening is gehouden met haar persoonlijke omstandigheden. Zij wordt door de verplaatsing geconfronteerd met een langere reistijd en extra financiële kosten in verband met reizen. Ten onrechte wordt eiseres verweten dat er een vertrouwensbreuk is ontstaan tussen haar en de teamleiding. Eiseres heeft volledig meegewerkt aan het onderzoek en heeft op geen enkele wijze daarin het vertrouwen beschaamd. Eiseres heeft verder gesteld dat zij niet bekend was met enig grensoverschrijdend gedrag. Naar de mening van eiseres is het onwenselijk dat zij in twee processen is onderzocht en er mag geen zelfreflectie worden verwacht op dingen die niet zijn gebeurd. Er is eiseres veel leed toegebracht. Daarnaast heeft eiseres gesteld dat er niet consequent wordt gehandeld en dat er willekeurig beleid wordt gevoerd. De maatregel van overplaatsing is onevenredig zwaar.
15. Wat de maatregel van overplaatsing betreft, staat de rechtbank voor de vraag of sprake was van een bijzonder geval waarin het belang van de dienst vorderde om eiseres te verplichten haar functie op een andere plaats uit te oefenen. Indien dat het geval is, moet vervolgens de vraag beantwoord worden of deze overplaatsing van eiseres redelijk is in verband met de persoonlijkheid, de omstandigheden en de vooruitzichten van betrokkene.
16. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de korpschef in de gebeurtenissen rondom eiseres en het lijnonderzoek een bijzonder geval kunnen zien als bedoeld in artikel 64 van het Barp. De rechtbank volgt de korpschef in de overweging dat wederzijds vertrouwen essentieel is voor een goede functievervulling en dat er sprake is van een vertrouwensbreuk. Zoals volgt uit rechtsoverweging 10. en 10.1, gaat de rechtbank ervanuit dat eiseres de tijdens het vier-gesprek gemaakte afspraak om niet met anderen over de gebeurtenissen tussen [naam 2] en [naam 3] te spreken heeft geschonden. Voor de rechtbank is aannemelijk geworden dat de relatie tussen eiseres en meerdere collega’s uit het basisteam hierdoor onder spanning is komen te staan en dat het onderlinge vertrouwen is beschadigd. Anders dan eiseres heeft gesteld, vindt de ontstane onrust zijn oorsprong in het schenden van de afspraak door eiseres en niet in het daaropvolgende handelen door de leiding. Dat eiseres de teamleiding verantwoordelijk blijft houden voor de ontstane onrust maakt dat tevens gesproken kan worden van een vertrouwensbreuk tussen de teamleiding en eiseres.
17. De rechtbank komt vervolgens toe aan de vraag of de overplaatsing redelijk is. Dat bij het besluit tot overplaatsing geen rekening is gehouden met de persoonlijke omstandigheden van eiseres volgt de rechtbank hierbij niet. Eiseres is verplaatst naar een basisteam in hetzelfde district, niet ver van de eerdere werkplek. In dit basisteam speelt dezelfde hectiek van een stad als in het team Twente-Noord. Dat eiseres in Midden-Twente niet de coördinerende rol vervult die zij gewend was en nu 50 minuten moet fietsen om op het werk te komen, maakt niet dat de overplaatsing naar het basisteam Midden-Twente niet redelijk is. De reisafstand is niet buitenproportioneel en de werkzaamheden zijn in lijn met de werkzaamheden die zij voor de overplaatsing verrichtte. Dat het hierbij niet om exact dezelfde werkzaamheden gaat, is niet doorslaggevend. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de korpschef gelet op alle omstandigheden in redelijkheid tot de overplaatsing van eiseres naar het basisteam Midden-Twente kunnen komen.
Overige beroepsgronden
18. Eiseres heeft in beroep gewezen op andere kwesties waarbij de korpschef naar haar idee ook had moeten optreden. Ter zitting heeft zij toegelicht dat hierbij naar haar mening sprake is van strijd met het verbod op willekeur. Nu het hier om verschillende kwesties gaat en onbekend is of en hoe de korpschef in die andere situatie heeft gehandeld, kan op basis hiervan naar het oordeel van de rechtbank niet geconcludeerd worden tot strijd met het verbod op willekeur.
19. Voor zover eiseres heeft beoogd te betogen dat zij met de overplaatsing en de disciplinaire straf dubbel wordt gestraft, volgt de rechtbank haar niet. Hoewel de rechtbank begrijpt dat eiseres de overplaatsing als een bestraffing ervaart, is een besluit tot overplaatsing een andersoortige maatregel dan een besluit tot oplegging van een disciplinaire straf.

Conclusie en gevolgen

20. Het voorgaande leidt ertoe dat het beroep gericht tegen bestreden besluit I ongegrond is. Dit betekent dat het besluit tot overplaatsing in stand blijft.
20.1.
Nu dit beroep ongegrond is, krijgt eiseres in de procedure met zaaknummer 24/2186 het griffierecht niet terug en krijgt zij ook geen vergoeding van de proceskosten.
21. Het beroep gericht tegen bestreden besluit II is gegrond. De rechtbank zal bestreden besluit II vernietigen, een disciplinaire straf van de inhouding van 16 verlofuren opleggen en bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van dat besluit.
21.1.
Omdat het beroep met zaaknummer 24/3276 gegrond is, moet de korpschef het griffierecht in die zaak aan eiseres vergoeden. Nog daargelaten dat niet gebleken is van gemaakte proceskosten, is in deze procedure niet om vergoeding van proceskosten gevraagd. Daarom is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep met zaaknummer 24/2186 ongegrond;
- verklaart het beroep met zaaknummer 24/3276 gegrond en vernietigt bestreden besluit II;
- legt aan eiseres de disciplinaire straf op van de inhouding van 16 verlofuren en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van bestreden besluit II;
- bepaalt dat de korpschef aan eiseres het betaalde griffierecht van € 187,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Veelen, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Richart, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “
Formulieren en inloggen” op
www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 8 februari 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:252.