ECLI:NL:RBOVE:2025:2423

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 april 2025
Publicatiedatum
17 april 2025
Zaaknummer
08/312599-24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor het opzettelijk behulpzaam zijn aan een verdachte van poging tot moord na een schietincident

Op 17 april 2025 heeft de Rechtbank Overijssel een 35-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 109 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De verdachte was schuldig aan het opzettelijk behulpzaam zijn aan een medeverdachte die verdacht werd van een poging tot moord. De zaak kwam voort uit een schietincident op 6 augustus 2024, waarbij de medeverdachte, na een afspraak met het slachtoffer, een vuurwapen trok en schoot. De verdachte had de medeverdachte naar de locatie van het schietincident gereden en hem na het schieten geholpen om te ontsnappen. Tijdens de rechtszitting op 20 maart en 3 april 2025 werd de rol van de verdachte besproken, waarbij zijn verdediging aanvoerde dat hij niet op de hoogte was van de plannen van de medeverdachte. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor medeplichtigheid aan de poging tot moord, maar dat de verdachte wel opzettelijk behulpzaam was geweest bij het ontkomen aan de politie. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het eerste feit, maar achtte het tweede feit bewezen, wat leidde tot de opgelegde straf.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/312599-24 (P)
Datum vonnis: 17 april 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1990 in [geboorteplaats] ,
niet ingeschreven in de BRP,
volgens opgave ter terechtzitting verblijvende aan de
[adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 20 maart 2025 en 3 april 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. J.J. Weldam, advocaat in Utrecht, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de namens [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) voorgedragen slachtofferverklaring en van wat namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] door
mr. [naam 1] is aangevoerd en van wat namens de benadeelde partij [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) door mr. [naam 2] is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 13 januari 2025, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 6 augustus 2024:
feit 1:samen met een ander ( [medeverdachte 1] ) dan wel alleen, al dan niet met voorbedachten rade:
(primair)heeft geprobeerd [slachtoffer 1] te doden door van dichtbij op hem te schieten dan wel
(subsidiair)daaraan medeplichtig is geweest
(meer subsidiair)[slachtoffer 1] op die manier zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht dan wel (
meest subsidiair)daaraan medeplichtig is geweest
(uiterst subsidiair)heeft geprobeerd [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen dan wel
(m
eer uiterst subsidiair)daaraan medeplichtig is geweest;
feit 2:[medeverdachte 1] geholpen heeft te ontsnappen aan de politie.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
primair
hij op of omstreeks 6 augustus 2024 te Boekelo, in de gemeente Enschede, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, van het leven te beroven
eenmaal (op korte afstand) met een (vuur)wapen in de richting van (het lichaam van) die [slachtoffer 1] heeft geschoten (waarbij een kogel de zij, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] is binnengedrongen), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] op of omstreeks 6 augustus 2024 te Boekelo, in de gemeente Enschede, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, van het leven te beroven eenmaal (op korte afstand) met een (vuur)wapen in de richting van (het lichaam van) die [slachtoffer 1] heeft geschoten (waarbij een kogel de zij, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] is binnengedrongen),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 6 augustus 2024 te Boekelo en/of Borne, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
- op de hoogte te zijn van het voornemen van die [medeverdachte 1] om die [slachtoffer 1] naar de [bedrijf 1] te lokken en/of [slachtoffer 1] aldaar met een vuurwapen te beschieten en/of
- een voertuig te regelen en/of te besturen teneinde die [medeverdachte 1] naar het bedrijfspand van die [slachtoffer 1] aan de [bedrijf 1] te vervoeren en/of
- zich in de onmiddellijke nabijheid van dat bedrijfspand op te houden (ter afwachting van de komst van die [slachtoffer 1] ) en/of
- ( na aankomst van die [slachtoffer 1] ) in de richting van die [slachtoffer 1] te rijden en/of
- bovengenoemd voertuig in de nabijheid van die [slachtoffer 1] tot stilstand te brengen en/of
- die [medeverdachte 1] heeft laten uitstappen en/of
- ten tijde van het misdrijf/schietincident in de nabijheid van de plaats delict in bovengenoemd voertuig op die [medeverdachte 1] te wachten en/of
- die [medeverdachte 1] direct na het gepleegde misdrijf/schietincident weg te vervoeren van de plaats delict, ten einde de vlucht van die [medeverdachte 1] mogelijk te maken;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 augustus 2024 te Boekelo, in de gemeente Enschede, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer 1]
opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel, te weten een schotwond in/aan de zij/het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of letsel aan een of meer (vitale) organen, heeft toegebracht, waardoor de milt diende te worden verwijderd, door eenmaal (op korte afstand) met een (vuur)wapen in de richting van (het lichaam van) die [slachtoffer 1] te schieten (waarbij een kogel de zij, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] is binnengedrongen);
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] op of omstreeks 6 augustus 2024 te Boekelo, in de gemeente Enschede, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer 1]
opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel, te weten een schotwond in/aan de zij/het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of letsel aan een of meer (vitale) organen, heeft toegebracht, waardoor de milt diende te worden verwijderd, door eenmaal (op korte afstand) met een (vuur)wapen in de richting van (het lichaam van) die [slachtoffer 1] te schieten (waarbij een kogel de zij, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] is binnengedrongen),
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 6 augustus 2024 te Boekelo en/of Borne, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
- op de hoogte te zijn van het voornemen van die [medeverdachte 1] om die [slachtoffer 1] naar de [bedrijf 1] te lokken en/of [slachtoffer 1] aldaar met een vuurwapen te beschieten en/of
- een voertuig te regelen en/of te besturen teneinde die [medeverdachte 1] naar het bedrijfspand van die [slachtoffer 1] aan de [bedrijf 1] te vervoeren en/of
- zich in de onmiddellijke nabijheid van dat bedrijfspand op te houden (ter afwachting van de komst van die [slachtoffer 1] ) en/of
- ( na aankomst van die [slachtoffer 1] ) in de richting van die [slachtoffer 1] te rijden en/of
- bovengenoemd voertuig in de nabijheid van die [slachtoffer 1] tot stilstand te brengen en/of
- die [medeverdachte 1] heeft laten uitstappen en/of
- ten tijde van het misdrijf/schietincident in de nabijheid van de plaats delict in bovengenoemd voertuig op die [medeverdachte 1] te wachten en/of
- die [medeverdachte 1] direct na het gepleegde misdrijf/schietincident weg te vervoeren van de plaats delict, ten einde de vlucht van die [medeverdachte 1] mogelijk te maken;
uiterst subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 augustus 2024 te Boekelo, in de gemeente Enschede, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1]
opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen eenmaal (op korte afstand) met een (vuur)wapen in de richting van (het lichaam van) die [slachtoffer 1] heeft geschoten (waarbij een kogel de zij, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] is binnengedrongen), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer uiterst subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] op of omstreeks 6 augustus 2024 te Boekelo, in de gemeente Enschede, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1]
opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen eenmaal (op korte afstand) met een (vuur)wapen in de richting van (het lichaam van) die [slachtoffer 1] heeft geschoten (waarbij een kogel de zij, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] is binnengedrongen), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 6 augustus 2024 te Boekelo en/of Borne, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
- op de hoogte te zijn van het voornemen van die [medeverdachte 1] om die [slachtoffer 1] naar de [bedrijf 1] te lokken en/of [slachtoffer 1] aldaar met een vuurwapen te beschieten en/of
- een voertuig te regelen en/of te besturen teneinde die [medeverdachte 1] naar het bedrijfspand van die [slachtoffer 1] aan de [bedrijf 1] te vervoeren en/of
- zich in de onmiddellijke nabijheid van dat bedrijfspand op te houden (ter afwachting van de komst van die [slachtoffer 1] ) en/of
- ( na aankomst van die [slachtoffer 1] ) in de richting van die [slachtoffer 1] te rijden en/of
- bovengenoemd voertuig in de nabijheid van die [slachtoffer 1] tot stilstand te brengen en/of
- die [medeverdachte 1] heeft laten uitstappen en/of
- ten tijde van het misdrijf/schietincident in de nabijheid van de plaats delict in bovengenoemd voertuig op die [medeverdachte 1] te wachten en/of
- die [medeverdachte 1] direct na het gepleegde misdrijf/schietincident weg te vervoeren van de plaats delict, ten einde de vlucht van die [medeverdachte 1] mogelijk te maken;
2
hij op of omstreeks 6 augustus 2024 te Boekelo en/of Borne, althans in Nederland,
opzettelijk [medeverdachte 1] , die schuldig was aan of verdachte was van enig misdrijf, te weten (onder meer) poging moord en/of poging doodslag en/of (poging) zware mishandeling (met voorbedachten rade), heeft verborgen en/of behulpzaam is geweest in het ontkomen aan de
nasporing van en/of aanhouding door een of meer ambtenaren van justitie en/of politie.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde maar dat het onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak voor het onder 1 tenlastegelegde bepleit. Verdachte kan niet als medepleger worden aangemerkt. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte wist wat er ging gebeuren, laat staan dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen hem en [medeverdachte 1] . Evenmin is sprake van medeplichtigheid, omdat voor de bewezenverklaring daarvan dubbel opzet is vereist. Verdachte moet opzet hebben gehad op het behulpzaam zijn bij de poging tot moord, doodslag of zware mishandeling van [slachtoffer 1] , maar had dat niet.
De raadsman heeft ook vrijspraak voor het onder 2 tenlastegelegde bepleit, omdat het vereiste opzet op het behulpzaam zijn bij het ontkomen aan de aanhouding ontbreekt. Verdachte wist niet dat er een misdrijf was gepleegd en dat [medeverdachte 1] daarmee te maken had.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De verklaring verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij via (medeverdachte) [medeverdachte 2] in contact is gekomen met [medeverdachte 1] . [verdachte] heeft voorafgaand aan het schietincident contact gehad met [medeverdachte 1] via de chat en telefoon. Ook heeft hij [medeverdachte 1] een keer ontmoet. Het verzoek van [medeverdachte 1] was om hem op en neer naar [plaats 1] te rijden.
Verdachte heeft [medeverdachte 1] op 6 augustus 2024 opgehaald in [plaats 2] en heeft hem met een bedrijfsbus, een Volkswagen Transporter, naar [plaats 1] gereden. [verdachte] heeft de Volkswagen Transporter geparkeerd aan de [bedrijf 1] . Daar hebben ze ongeveer een kwartier staan wachten. Toen [medeverdachte 1] zei dat [verdachte] moest gaan rijden is hij gaan rijden. Ter hoogte van het pand van [bedrijf 2] is [verdachte] op verzoek van [medeverdachte 1] gestopt. [medeverdachte 1] is uitgestapt, heeft het portier open laten staan en is enkele seconden later weer ingestapt. [verdachte] is, nadat [medeverdachte 1] riep dat hij moest rijden, richting Hengelo gereden. [verdachte] heeft verklaard dat hij niets heeft gezien en dat hij geen schot of knal heeft gehoord, omdat de muziek aan stond en hij aan zijn rechteroor een gehoorbeschadiging heeft. Ook heeft hij verklaard dat hij geen wapen heeft gezien bij [medeverdachte 1] .
4.3.2
De redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 11 juli 2024 is er via WhatsApp contact tussen [medeverdachte 2] en [verdachte] . [medeverdachte 2] vraagt aan [verdachte] of [verdachte] een paar cent wil verdienen. Daarna volgt er een telefoongesprek tussen [medeverdachte 2] en [verdachte] . Later op de dag worden er over en weer berichten gestuurd waarbij [medeverdachte 2] de volgende berichten stuurt: “Maandag belt hij jou oke?”, “(…) betaald meteen en goed” en “geen moeilijke shit”. [verdachte] vraagt: “Wat wil hij er voor geven dan?” [medeverdachte 2] stuurt daarop terug: “Komt goed geloof me”, “hij praat wel met jou voor die tijd, maar zat”, “ik pak altijd 500 tot 2000” en “voor een uurtje niets doen”.
Vanaf 13 juli 2024 hebben [verdachte] en [medeverdachte 1] via WhatsApp contact. Op 15 juli 2024 spreken [medeverdachte 1] en [verdachte] via WhatsApp af om elkaar op 17 juli 2024 te treffen, want het is niet de bedoeling dat er via de telefoon over wordt gesproken: “Ok ja wand over telefoon is kut”. Op 16 juli 2024 heeft [verdachte] aan [medeverdachte 1] gestuurd: “Ik weet niet wat er voor mij in zit”. [medeverdachte 1] heeft daarop gereageerd met: “Dat zit wel goed kerel” en “vraag ander maar zit altijd wel goed, heb ander gisteren nog gesproken”. Op 16 juli 2024 kreeg [verdachte] het verzoek van [medeverdachte 1] om Signal te installeren. Daarna is er meerdere keren op verschillende dagen telefonisch contact tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] . Op 31 juli 2024 heeft [medeverdachte 1] via WhatsApp een bericht naar [verdachte] gestuurd: “Doe alles via die ander gooi WhatsApp de af, kut app”. Op 31 juli 2024, 3 augustus 2024 en 5 augustus 2024 heeft er telefonisch contact tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] plaatsgevonden.
Op 5 augustus 2024 heeft [medeverdachte 1] onder de naam ’ [alias] ’ contact gezocht met [slachtoffer 1] voor een afspraak. [slachtoffer 1] heeft het bericht van ‘ [alias] ’ beantwoord en heeft op verzoek van ‘ [alias] ’ voor de volgende dag, 6 augustus 2024 om 8:30 uur een afspraak gemaakt. [medeverdachte 1] heeft, nadat hij een afspraak had gemaakt met [slachtoffer 1] , via Signal contact gezocht met [verdachte] en afgesproken dat [verdachte] hem de volgende dag zou komen ophalen in [plaats 2] . Op 6 augustus 2024 heeft [medeverdachte 1] om 7.45 uur zijn woning in [plaats 2] verlaten en is hij korte tijd later door [verdachte] opgehaald in een Volkswagen Transporter. Om 8.15 uur reden [verdachte] , als bestuurder en [medeverdachte 1] , als bijrijder, in een zwarte Volkswagen Transporter over de [bedrijf 1] in [plaats 1] , gemeente Enschede, voorbij het pand van [bedrijf 2] , een bedrijf waar [slachtoffer 1] bij betrokken was. De Volkswagen Transporter parkeerde aan het einde van de straat achterwaarts in een parkeervak. Om 8.24 uur parkeerde [slachtoffer 2] , de vriendin van [slachtoffer 1] , een goudkleurige SUV aan de [bedrijf 1] aan de linkerzijde van de weg ter hoogte van het pand van [bedrijf 2] . Om 8.25 uur opende [slachtoffer 1] het portier van de goudkleurige SUV. Op dat moment reed [verdachte] de Volkswagen Transporter het parkeervak uit. De Volkswagen Transporter stopte enkele seconden en reed daarna in de richting van [slachtoffer 1] op het moment dat hij uit zijn auto stapte. De Volkswagen Transporter stopte naast de goudkleurige auto toen [slachtoffer 1] de straat overstak. [slachtoffer 1] liep vervolgens achter de Volkswagen Transporter langs terug naar zijn auto. Op dat moment stapte [medeverdachte 1] met zijn capuchon over zijn hoofd aan de rechtervoorzijde uit de Volkswagen Transporter. [medeverdachte 1] liet het portier open staan en liep in de richting van de achterzijde van de Volkswagen Transporter. [medeverdachte 1] trok een vuurwapen en riep naar [slachtoffer 1] : “Ik maak jou kapot”. [medeverdachte 1] schoot op korte afstand van [slachtoffer 1] eenmaal in de richting van het lichaam van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] draaide zijn lichaam, waarna de kogel de zij van [slachtoffer 1] binnendrong.
Ongeveer acht seconden nadat [medeverdachte 1] uitstapte is hij weer in de Volkswagen Transporter gestapt. De Volkswagen Transporter reed onmiddellijk weg, terwijl [medeverdachte 1] het portier nog moest sluiten. [verdachte] is vervolgens, met een tussenstop ergens op de route, met [medeverdachte 1] in de richting van [plaats 2] gereden. Onderweg heeft [medeverdachte 1] zich van zijn vest en vuurwapen ontdaan. [verdachte] heeft [medeverdachte 1] afgezet nabij de [adres 2] . Korte tijd later arriveerde [medeverdachte 1] bij zijn woning. [medeverdachte 1] wisselde in zijn woning van T-shirt. [medeverdachte 1] werd voor zijn woning aangehouden door de politie.
Met de telefoon van [verdachte] is om 11.47 uur op Google gezocht naar “schietpartij + [plaats 1] + vandaag”. Omstreeks 12.45 uur is [verdachte] aangehouden. [verdachte] transpireerde op dat moment hevig en trilde erg met zijn armen.
4.3.3
De overwegingen van de rechtbank
Tenlastelegging feit 1
Onder feit 1 wordt [verdachte] verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen of medeplichtigheid aan kort gezegd het neerschieten van [slachtoffer 1] .
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard wanneer is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en een ander of anderen. Ook wanneer het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De rechtbank stelt vast dat uit het dossier en de behandeling ter zitting niet het beeld naar voren is gekomen dat in de verhouding tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] sprake was van min of meer gelijkwaardige participanten. [verdachte] heeft het vervoer geregeld. Hij heeft een Volkswagen Transporter geleend van zijn werkgever en heeft [medeverdachte 1] op de bewuste ochtend opgehaald en vervoerd naar en van de locatie van het schietincident in [plaats 1] . Uit het dossier blijkt dat [medeverdachte 1] degene is die een aansturende rol had. [medeverdachte 1] is degene die, via [medeverdachte 2] , contact zoekt met [verdachte] en op verzoek van [medeverdachte 1] heeft [verdachte] met hem afgesproken. Ook is [medeverdachte 1] degene die de verdere regie van de schietpartij in handen heeft. [medeverdachte 1] heeft op 6 augustus 2024 een afspraak met [slachtoffer 1] gemaakt en heeft [slachtoffer 1] neergeschoten.
Vanwege de beperkte rol van [verdachte] is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende bewijs is voor het onder 1 tenlastegelegde medeplegen, van welk ten laste gelegd delict dan ook.
Dat brengt de rechtbank bij de vraag of er sprake is van medeplichtigheid. De rechtbank stelt voorop dat voor de bewezenverklaring van medeplichtigheid aan een misdrijf is vereist dat niet alleen wordt bewezen dat het opzet van [verdachte] was gericht op zijn handelingen als medeplichtige als bedoeld in artikel 48, aanhef en onder 1° of 2º van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), maar ook dat zijn opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, was gericht op het door [medeverdachte 1] gepleegde misdrijf (het gronddelict), de poging tot moord.
Uit het dossier kan worden opgemaakt dat [verdachte] vervoer heeft geregeld en dat hij [medeverdachte 1] op de bewuste ochtend heeft opgehaald en heeft vervoerd naar en van de locatie van de schietpartij in [plaats 1] . De rechtbank is op grond hiervan van oordeel dat weliswaar is komen vast te staan dat het opzet van de [verdachte] was gericht op het behulpzaam zijn en/of verschaffen van gelegenheid/middelen, maar niet dat [verdachte] daarmee bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [medeverdachte 1] enig van de onder 1 ten laste gelegde misdrijven zou plegen. Op basis van het dossier en de behandeling ter zitting kan immers niet worden vastgesteld dat [verdachte] er voorafgaand aan de schietpartij enige wetenschap van heeft gehad dat [medeverdachte 1] voornemens was [slachtoffer 1] neer te schieten en evenmin kan worden vastgesteld dat [verdachte] voorafgaand aan de schietpartij op de hoogte was van de omstandigheid dat [medeverdachte 1] het vuurwapen dat hij daarbij heeft gebruikt bij zich had.
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende bewijs is voor de vereiste ‘dubbele opzet’ en daarmee voor de onder 1 tenlastegelegde medeplichtigheid aan welk ten laste gelegd delict dan ook.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder 1 tenlastegelegde.
Tenlastelegging feit 2
De rechtbank stelt op basis van het dossier en de behandeling ter zitting vast dat de schietpartij vlak achter de Volkswagen Transporter plaatsvond, terwijl de deur van het bijrijdersportier wijd openstond. Hoewel niet kan worden vastgesteld dat [verdachte] de schietpartij heeft kunnen zien, acht de rechtbank het volstrekt onaannemelijk dat [verdachte] de schietpartij niet heeft gehoord. Daarbij acht de rechtbank de verklaring van [verdachte] dat hij niets heeft gehoord omdat de muziek “vrij hard” stond en hij een gehoorbeschadiging heeft aan zijn rechteroor ongeloofwaardig. [verdachte] heeft op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat hij problemen heeft met zijn gehoor. En al zou de muziek in de bus hebben aangestaan: het schot was zo luid dat een getuige die in de hal van haar woning stond een doffe knal hoorde. Daarnaast had [verdachte] geen moeite om [medeverdachte 1] te verstaan, toen hij enkele seconden na het schietincident riep: “Rijden” en [verdachte] onmiddellijk ging rijden, terwijl het portier nog moest worden gesloten door [medeverdachte 1] .
De rechtbank betrekt bij haar overwegingen dat [verdachte] wist dat het om een illegale klus ging. Er was hem immers veel geld beloofd door [medeverdachte 1] voor een eenvoudige en snelle klus, die niet meer inhield dan een simpel (retour)ritje van [plaats 2] naar [plaats 1] . [verdachte] had [medeverdachte 1] tot op dat moment nooit eerder ontmoet en ook mocht er geen informatie over de klus in de chatgesprekken worden gedeeld. Enkele uren na de schietpartij is op de telefoon van [verdachte] gezocht met de woorden “schietpartij + [plaats 1] + vandaag” en op moment van zijn aanhouding transpireerde [verdachte] hevig en trilde hij erg.
De rechtbank is gelet op alle feiten en omstandigheden, in onderling verband gezien, van oordeel dat het niet anders kan dan dat [verdachte] minst genomen willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [medeverdachte 1] , op het moment dat hij weer in de Volkswagen Transporter stapte, verdachte was van enig misdrijf, mogelijk poging tot moord, poging tot doodslag of (poging tot) zware mishandeling (met voorbedachten rade) ten aanzien van [slachtoffer 1] . Het is een feit van algemene bekendheid dat het met een vuurwapen schieten op een persoon kan leiden tot diens dood. En voor bewezenverklaring van een op artikel 189, eerste lid aanhef en onder 1°, Sr toegesneden tenlastelegging is niet vereist dat uit de bewijsmiddelen blijkt ten aanzien van welk concreet aan te duiden misdrijf ten tijde van die behulpzaamheid een verdenking bestond jegens de persoon die de verdachte behulpzaam is geweest in het ontkomen aan de nasporing van of aanhouding door de ambtenaren van de justitie of politie (vgl. HR 19 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2395, rov. 2.4.).
[verdachte] is [medeverdachte 1] , onmiddellijk na de schietpartij, opzettelijk behulpzaam geweest in het ontkomen aan de nasporing van en aanhouding door justitie of politie, door hem na de schietpartij met de Volkswagen Transporter weg te brengen naar [plaats 2] . De rechtbank acht het onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij op 6 augustus 2024 te Boekelo en Borne, opzettelijk [medeverdachte 1] , die verdachte was van enig misdrijf, te weten poging moord en/of poging doodslag en/of (poging) zware mishandeling (met voorbedachten rade), behulpzaam is geweest in het ontkomen aan de nasporing van en/of aanhouding door een of meer ambtenaren van justitie en/of politie.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

5.1
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde komt, verdachte een beroep op noodweer toekomt. Verdachte was voor zijn eigen veiligheid genoodzaakt om weg te rijden. [medeverdachte 1] beschikte immers over een wapen dat hij net had gebruikt en niet uit te sluiten viel dat als [verdachte] zonder [medeverdachte 1] was weggereden, [medeverdachte 1] dat wapen ook tegen [verdachte] had gebruikt, althans dat [verdachte] dat in deze situatie dacht en mocht denken.
5.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het volgende standpunt gesteld. [verdachte] ontkent stellig dat hij een vuurwapen bij [medeverdachte 1] heeft gezien. Dat sprake is geweest van een dreigende situatie is in het geheel niet onderbouwd. Om die reden komt verdachte geen beroep op noodweer toe.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat indien door of namens verdachte een beroep is gedaan op noodweer, de rechter zal moeten onderzoeken of de voorwaarden voor de aanvaarding van dat verweer zijn vervuld. Die houden volgens artikel 41, eerste lid, Sr in dat het begane feit was geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, waaronder onder omstandigheden mede is begrepen een onmiddellijk dreigend gevaar voor zo een aanranding.
Dat verdachte de handeling – het opzettelijk behulpzaam zijn in het ontkomen aan de nasporing van en aanhouding door justitie of politie door [medeverdachte 1] na de schietpartij weg te brengen met de auto – verrichtte omdat er sprake was van een noodzakelijke verdediging van eigen lijf tegen een (dreigende) ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding door [medeverdachte 1] , is op geen enkele manier aannemelijk geworden. Verdachte zelf heeft daarover ook niets verklaard. De rechtbank verwerpt het beroep op noodweer.
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 189 Sr. Er zijn - ook overigens - geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 2
het misdrijf: opzettelijk iemand die verdachte is van enig misdrijf, behulpzaam zijn in het ontkomen aan de nasporing van of aanhouding door de ambtenaren van de justitie of politie.

6.De strafbaarheid van verdachte

6.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat een beroep op noodweerexces niet kan slagen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte een beroep op noodweerexces toekomt en verzoekt verdachte voor het bewezenverklaarde niet strafbaar te achten.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Noodweerexces kan slechts aan de orde komen als sprake is van een noodweersituatie waarbij sprake is van “overschrijding van de grenzen van de noodzakelijke verdediging”, dus wanneer aan alle eisen voor noodweer is voldaan behalve aan de proportionaliteitseis. Vereist is dus wel dat voldaan is aan de subsidiariteitseis, dat er een noodzaak tot verdediging moet zijn (geweest).
Naar het oordeel van de rechtbank is niet aannemelijk geworden dat op het moment dat [verdachte] wegreed met [medeverdachte 1] als bijrijder sprake was van een dreigende onmiddellijke wederrechtelijke aanranding van de verdachte door [medeverdachte 1] . Reeds daarom kan het beroep op noodweerexces niet slagen. Het verweer van de verdediging wordt verworpen.
Er zijn - ook overigens - geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het onder 2 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 109 dagen waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van de tijd die verdachte heeft doorgebracht in verzekering en voorlopige hechtenis.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat [medeverdachte 1] misbruik heeft gemaakt van de goedheid en naïviteit van verdachte. Verdachte heeft nagenoeg geen justitiële documentatie, heeft werk, zijn voorlopige hechtenis is inmiddels geruime tijd geschorst en hij heeft zijn leven weer op orde. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou dat teniet doen. De raadsman heeft verzocht om aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen langer dan de periode die verdachte in voorarrest heeft gezeten. Verdachte is bereid en in staat een werkstraf uit te voeren.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het behulpzaam zijn van [medeverdachte 1] , die verdachte was van een misdrijf, bij het ontkomen aan de nasporing van en/of aanhouding door de politie. Verdachte heeft [medeverdachte 1] naar de locatie van de schietpartij in [plaats 1] gereden en hij heeft [medeverdachte 1] daarna geholpen bij diens vlucht door hem direct weg te rijden van de plaats delict en in de nabijheid van zijn woning in [plaats 2] af te zetten. [medeverdachte 1] werd op dat moment verdacht van een zeer ernstig feit, te weten een poging tot moord op [slachtoffer 1] . Dat hij [medeverdachte 1] desondanks behulpzaam is geweest en daarmee kennelijk alleen oog heeft gehad voor zijn eigen financiële belangen, omdat hij op die manier snel geld kon verdienen, rekent de rechtbank verdachte aan.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 18 maart 2025. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het reclasseringsadvies van 20 december 2024 waaruit de persoonlijke omstandigheden van verdachte blijken. Door de ontkennende houding van verdachte kan de reclassering geen verbanden leggen tussen mogelijke delictgerelateerde factoren en risico's. Er is sprake van instabiliteit op verschillende
leefgebieden. Deze signalen zijn zorgelijk en risicoverhogend, maar kunnen door de ontkenning van verdachte niet worden gekoppeld aan specifieke risico’s.
De op te leggen straf en/of maatregel
De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van 109 dagen waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden. Het voorwaardelijk strafdeel dient ertoe om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst, al dan niet in ruil voor geld, opnieuw een strafbaar feit te plegen.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 94.248,95, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- kosten ziekenhuis € 16.323,93
- kosten behandeling psycholoog € 383,50
- kosten apotheek € 256,99
- kosten parkeren € 32,50
- ziekenhuisdaggeldvergoeding € 385,00
- toekomstige apotheekkosten € 367,03.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 75.000,-- gevorderd en
ter vergoeding van reputatieschade wordt een bedrag van € 1.500,-- gevorderd.
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 76.559,15, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- kosten parkeren ziekenhuis € 147,15
- kosten procedure rechtbank € 371,--
- inkomensverlies € 66.041,--.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 10.000,-- gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, gelet op de gevorderde vrijspraak voor het onder 1 tenlastegelegde, op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in de vorderingen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, gelet op de bepleite vrijspraak voor het onder 1 tenlastegelegde, op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in de vorderingen.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
De vorderingen hebben betrekking op het onder 1 ten laste gelegde. Omdat verdachte van dit feit wordt vrijgesproken, zal de rechtbank de benadeelde partijen op de voet van artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) niet-ontvankelijk verklaren in de vorderingen.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b en 14c Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair, subsidiair, meer subsidiair, meest subsidiair, uiterst subsidiair en meer uiterst subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 2
het misdrijf: opzettelijk iemand die verdachte is van enig misdrijf, behulpzaam zijn in het ontkomen aan de nasporing van of aanhouding door de ambtenaren van de justitie of politie;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
109 (honderdnegen) dagen;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
30 (dertig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in het geheel niet-ontvankelijk zijn in de vorderingen, en dat de benadeelde partijen de vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen;
- veroordeelt de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.M. Miltenburg, voorzitter, mr. E. Venekatte en
mr. A.M.G. Ellenbroek, rechters, in tegenwoordigheid van M.M. Greven-Diepenmaat, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 17 april 2025.
Mr. A.M.G. Ellenbroek is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer 2024405896 (Niger24). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 2
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 20 maart 2025, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik ben via [medeverdachte 2] in contact gekomen met [medeverdachte 1] . Ik heb voorafgaand aan het incident contact gehad met [medeverdachte 1] via de chat en telefoon. Ook heb ik [medeverdachte 1] een keer ontmoet. Het verzoek van [medeverdachte 1] was om hem op en neer naar [plaats 1] te rijden.
Ik heb [medeverdachte 1] op 6 augustus 2024 opgehaald in [plaats 2] en ik heb hem naar [plaats 1] gereden. Ik heb de Volkswagen Transporter geparkeerd aan de [bedrijf 1] . We hebben daar ongeveer een kwartier staan wachten. Toen [medeverdachte 1] zei dat ik moest gaan rijden ben ik gaan rijden. Ter hoogte van het pand van [bedrijf 2] ben ik op verzoek van [medeverdachte 1] gestopt. [medeverdachte 1] is uitgestapt, heeft het portier open laten staan en is enkele seconden later weer ingestapt. Ik ben nadat [medeverdachte 1] riep dat ik moest rijden, richting Hengelo gereden.
Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , van 7 augustus 2024, voor zover inhoudende (pagina’s 383 – 387), zakelijk weergegeven:
Maandag (de rechtbank begrijpt: 5 augustus 2024) kreeg ik een appje van ‘ [alias] ’ dat ze graag een keer wilde langskomen. We hebben afgesproken op 6 augustus 2024 om 08:30 uur. We, [slachtoffer 2] ( de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2] ) en ik, zijn naar de winkel gereden. Ik stapte uit de auto en liep naar de overkant en ik zag uit een donkere Volkswagen bus komen aanrijden. Die stopte naast mij en ik zag [medeverdachte 1] aan de bijrijderskant uitstappen. Ik hoorde hem zeggen: “Jij wou me opblazen maar nou maak ik jou kapot”. Ik draaide weg en hij trok een revolver. En toen schoot hij.
Het proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever [slachtoffer 1] , van 14 augustus 2024, voor zover inhoudende (pagina’s 388 – 389), zakelijk weergegeven:
Toen ik de straat over liep zag ik [medeverdachte 1] gelijk in de bus zitten. Ik zag het aan de tatoeages in zijn gezicht. Ik zag ook dat hij een grijze capuchon over zijn hoofd droeg.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , van 9 oktober 2024, voor zover inhoudende (pagina’s 695 – 714), zakelijk weergegeven:
Het onderzoek werd gedaan aan de volgende gegevensdrager van [verdachte] :
Omschrijving : Smartphone
Merk : Oppo
[medeverdachte 2] heeft verschillende telefoonnummers gebruikt. Onder meer [telefoonnummer 1] . Uit de administratie van de politie blijkt dat de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] verschillende bijnamen heeft.
Tijdens het onderzoek heb ik geconstateerd er via de app WhatsApp contact is geweest met het nummer [telefoonnummer 1] die opgeslagen is onder de naam [naam 3] .
[afbeelding]
[afbeelding]
[afbeelding]
[afbeelding]
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , van 2 oktober 2024, voor zover inhoudende (pagina’s 652 – 694), zakelijk weergegeven:
Het onderzoek werd gedaan aan de volgende gegevensdrager van [verdachte] :
Omschrijving : Smartphone
Merk : Oppo
Het bleek dat het telefoonnummer [telefoonnummer 2] (dat ten name is gesteld van [medeverdachte 1] ) in de telefoon was opgeslagen onder de naam “ [naam 4] ”.
In de webgeschiedenis van de app Chrome zag ik dat er op 6 augustus 2024 om 11:47 uur is gezocht in google met de zoekwoorden schietpartij + [plaats 1] + vandaag.
Door mij, verbalisant, werden de chats bekeken op de telefoon. Ik zag een WhatsApp gesprek met het nummer + [telefoonnummer 2] die opgeslagen is onder de naam [naam 4] .
[afbeelding]
[afbeelding]
[afbeelding]
[afbeelding]
[afbeelding]
Ook zag ik dat er een gesprek was in de app Signal. Hier zag ik een gesprek met het nummer + [telefoonnummer 2] die opgeslagen is onder de naam [naam 4] .
[afbeelding]
De eigen waarneming van de rechtbank:
Op de camerabeelden met bestandsnaam [bedrijf 2] is te zien dat [medeverdachte 1] om 7.22:16 (8:25:16) uur het rechter voorportier aan de bijrijderszijde opent. [medeverdachte 1] stapt uit en laat het portier wijd open staan. Om 7:22:24 (8:25:24) is te zien dat [medeverdachte 1] weer in de Volkswagen Transporter stapt en dat de Volkswagen dan direct begint te rijden terwijl het rechter voorportier aan de bijrijderszijde nog geopend is.
Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2] van 8 augustus 2024, voor zover inhoudende (pagina’s 453 – 470):
Op 6 augustus 2024 heeft er aan de [bedrijf 1] in [plaats 3] , ter hoogte van
het bedrijfspand [bedrijf 2] een schietincident plaats gevonden. In het belang van het onderzoek zijn er bewegende camerabeelden vrijwillig afgestaan door de eigenaren van [bedrijf 2] .
Deze beelden zijn van 6 augustus 2024, vanaf de voorgevel van het bedrijfspand [bedrijf 2]
, gericht op de straat [bedrijf 1] te [plaats 3] . Tussen de tijdstippen 05:03:40 (06:06:40) - 08:08:33 (09:11:33).
Ik, verbalisant heb deze beelden bekeken en uitgewerkt.
De tijdstippen van de camerabeelden lopen 1 uur en 3 minuten achter op de werkelijke tijd.