ECLI:NL:RBOVE:2025:2308

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 april 2025
Publicatiedatum
14 april 2025
Zaaknummer
ak_24_2475
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de hoogte van de aanvullende beurs op basis van de Wet studiefinanciering 2000 voor een Poolse studente

In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, wordt het beroep van eiseres, een Poolse studente, tegen de hoogte van de aanvullende beurs op grond van de Wet studiefinanciering 2000 beoordeeld. Eiseres heeft op 13 april 2022 een aanvraag voor studiefinanciering ingediend en heeft in de daaropvolgende maanden inkomensgegevens van haar ouders over de jaren 2020, 2021 en 2022 overgelegd. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft in verschillende besluiten de hoogte van de basisbeurs en aanvullende beurs vastgesteld, waarbij de aanvullende beurs over de periode van september tot en met december 2023 uiteindelijk is vastgesteld op € 91,92.

De rechtbank oordeelt dat de minister de aanvullende beurs terecht heeft vastgesteld, omdat eiseres geen nieuwe informatie heeft overgelegd die de hoogte van de beurs zou kunnen beïnvloeden. Eiseres heeft aangevoerd dat de minister geen rekening heeft gehouden met de inkomsten van haar ouders uit een eigen bedrijf in Polen, maar de rechtbank stelt vast dat eiseres in de gelegenheid is gesteld om deze informatie te overleggen, wat niet is gebeurd. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiseres geen gelijk krijgt, wat betekent dat het griffierecht niet wordt teruggegeven.

De uitspraak is gedaan door mr. F. Koster, rechter, in aanwezigheid van J.T. Boddeüs, griffier, en is openbaar uitgesproken. Eiseres heeft de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/2475

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. L. de Widt),
en

de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (de minister).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de hoogte van de aanvullende beurs op grond van de Wet studiefinanciering 2000 (WSF 2000).
1.1.
Met het eerste besluit van 29 september 2023 heeft de minister besloten dat eiseres recht heeft op een basisbeurs van € 439,20 en een aanvullende beurs van € 61,67 over de periode van september tot en met december 2023.
1.2.
Met het tweede besluit van 29 september 2023 heeft de minister besloten dat eiseres recht heeft op een basisbeurs van € 439,20 en een aanvullende beurs van € 91,92 over de periode van september tot en met december 2023.
1.3.
Met het bestreden besluit van 20 maart 2024 zijn de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard.
1.4.
De zitting was op 15 augustus 2024 gepland. De minister heeft naar aanleiding van een uitspraak van 5 juni 2024 van de Centrale Raad van Beroep [1] verzocht om de zitting uit te stellen, zodat eiseres in de gelegenheid wordt gesteld een formulier over het inkomen van haar ouders in te vullen. Daarmee kan beoordeeld worden of het inkomen van haar ouders juist is berekend. Eiseres heeft om diezelfde reden ook verzocht om uitstel.
1.5.
De rechtbank heeft uitstel verleend en eiseres in de gelegenheid gesteld om die informatie te overleggen. De rechtbank heeft daarna meerdere keren aan eiseres gevraagd of de informatie is verkregen, maar dat was steeds niet het geval.
1.6.
Uiteindelijk heeft eiseres op 13 februari 2025 verzocht om zonder zitting een schriftelijk uitspraak te doen op basis van de stukken die in het dossier aanwezig zijn. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.
Totstandkoming van de besluitvorming
2. Eiseres bezit de Poolse nationaliteit en is sinds 1 januari 2022 student aan de Saxion Hogeschool waar zij de opleiding Creative Media and Game Technologies volgt. Op 13 april 2022 heeft zij een aanvraag studiefinanciering ingediend en op 11 mei 2022 heeft zij inkomensgegevens van haar ouders over het jaar 2020 overgelegd. Op 10 oktober 2022 heeft zij de inkomstengegevens over het jaar 2021 overgelegd. Met het besluit van
30 juni 2022 is een aanvullende beurs van € 27,20 toegekend over de periode van januari 2022 tot en met juni 2022.
2.1.
Op 17 augustus 2023 is eiseres bij de balie van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) geweest en is met het besluit van 17 augustus 2023 aan haar een basisbeurs toegekend van € 439,20 per maand en een aanvullende beurs van € 31,42 over de periode van oktober 2023 tot en met december 2023. Op 5 september 2023 heeft eiseres inkomensgegevens van haar ouders over het jaar 2022 overgelegd. Met het eerste besluit van 29 september 2023 is de hoogte van de aanvullende beurs van september tot en met december 2023 vastgesteld op € 61,67. Met het tweede besluit van 29 september 2023 is de hoogte van de aanvullende beurs van september tot en met december 2023 vastgesteld op
€ 91,92.

Standpunten van partijen

3. Eiseres stelt dat de hoogte van de aanvullende beurs onjuist is vastgesteld omdat er geen rekening is gehouden met de daadwerkelijke inkomsten van haar ouders. Hiertoe voert zij aan dat de minister geen rekening heeft gehouden met het feit dat haar ouders inkomsten uit een eigen bedrijf in Polen hebben en dat zij daar belasting en andere verplichtingen over dienen te betalen. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft eiseres bij het beroepschrift inkomensgegevens van haar ouders over de jaren 2021 en 2022 overgelegd. Volgens eiseres ligt het op de weg van de minister zelf om die Poolse gegevens te vertalen, omdat de minister zich ook bij de primaire besluiten heeft gebaseerd op Poolse informatie.
4. Volgens de minister is de hoogte van de aanvullende beurs over de periode van september tot en met december 2023 juist vastgesteld. Voor de berekening daarvan is gebruik gemaakt van het inkomen van de ouders in het peiljaar 2021. Het buitenlands bruto-inkomen wordt vervolgens omgerekend op basis van de wisselkoers zoals die geldt in het inkomensjaar. Naast het ouderlijk inkomen wordt de hoogte van de aanvullende beurs ook beïnvloed door de aanwezigheid van (een) minderjarig(e) schoolgaand(e) kind(eren). Voor elk kind kan op jaarbasis een bedrag van € 363,00 in mindering worden gebracht op de ouderbijdrage (€ 30,25 op maandbasis). In de situatie van eiseres is sprake van een jongere broer. Per maand leidt dit dan ook tot een hoger bedrag aan aanvullende beurs van
€ 30,25 per ouder. De beslissingen van 29 september 2023 zijn hiervan het resultaat.
Waar de aanvullende beurs vanaf september 2023 aanvankelijk nog € 31,42 bedroeg, is deze respectievelijk verhoogd naar € 61,67 en € 91,92. Dus tweemaal het bedrag van € 30,25.

Beoordeling door de rechtbank

5. In geschil is de vraag of de minister de hoogte van de aanvullende beurs terecht heeft vastgesteld op € 91,92 over de periode van september tot en met december 2023.
5.1.
Tijdens deze beroepsprocedure is eiseres in de gelegenheid gesteld om nadere informatie over te leggen van de inkomensgegevens van haar ouders uit een eigen bedrijf in Polen. Dat is niet gebeurd. Eiseres heeft daarover in de brief van 10 februari 2025 aangegeven dat zij de door de minister overgelegde formulieren niet kan invullen omdat zij niet de financiële middelen heeft om daarvoor een accountant in te schakelen. De rechtbank stelt dan ook vast dat er geen nieuwe informatie is overgelegd. Dit leidt ertoe dat de minister de hoogte van de aanvullende beurs niet opnieuw hoeft te berekenen. De minister heeft de aanvullende beurs over de periode van september tot en met december 2023 dan ook terecht vastgesteld op € 91,92.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en daarom ook het griffierecht niet terugkrijgt.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Koster, rechter, in aanwezigheid van J.T. Boddeüs, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hoger beroepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hoger beroepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.