ECLI:NL:RBOVE:2025:2308
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de hoogte van de aanvullende beurs op basis van de Wet studiefinanciering 2000 voor een Poolse studente
In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, wordt het beroep van eiseres, een Poolse studente, tegen de hoogte van de aanvullende beurs op grond van de Wet studiefinanciering 2000 beoordeeld. Eiseres heeft op 13 april 2022 een aanvraag voor studiefinanciering ingediend en heeft in de daaropvolgende maanden inkomensgegevens van haar ouders over de jaren 2020, 2021 en 2022 overgelegd. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft in verschillende besluiten de hoogte van de basisbeurs en aanvullende beurs vastgesteld, waarbij de aanvullende beurs over de periode van september tot en met december 2023 uiteindelijk is vastgesteld op € 91,92.
De rechtbank oordeelt dat de minister de aanvullende beurs terecht heeft vastgesteld, omdat eiseres geen nieuwe informatie heeft overgelegd die de hoogte van de beurs zou kunnen beïnvloeden. Eiseres heeft aangevoerd dat de minister geen rekening heeft gehouden met de inkomsten van haar ouders uit een eigen bedrijf in Polen, maar de rechtbank stelt vast dat eiseres in de gelegenheid is gesteld om deze informatie te overleggen, wat niet is gebeurd. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiseres geen gelijk krijgt, wat betekent dat het griffierecht niet wordt teruggegeven.
De uitspraak is gedaan door mr. F. Koster, rechter, in aanwezigheid van J.T. Boddeüs, griffier, en is openbaar uitgesproken. Eiseres heeft de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.