In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 8 april 2025 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een veroordeelde die wederrechtelijk voordeel heeft verkregen door het medeplegen van de invoer van hennep. De rechtbank heeft vastgesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel € 75.000,-- bedraagt. De officier van justitie heeft een betalingsverplichting van € 50.000,-- gevorderd, welke door de veroordeelde inmiddels is voldaan. De zaak is behandeld op een openbare terechtzitting op 25 maart 2025, waar de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. U. Ural, aanwezig was. Tijdens deze zitting zijn procesafspraken gemaakt tussen de veroordeelde en het Openbaar Ministerie, die door de rechtbank zijn beoordeeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde vrijwillig en op basis van voldoende informatie heeft ingestemd met deze afspraken, en dat hij zich bewust is van de rechtsgevolgen hiervan. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en de betalingsverplichting opgelegd, waarbij rekening is gehouden met de reeds gedane betaling door de veroordeelde. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.