6.11.Van schending van het in artikel 3:4, tweede lid, van de Awb neergelegde evenredigheidsbeginsel is geen sprake. De korpschef heeft alle belangen bij de beoordeling betrokken. De persoonlijke omstandigheden van eiser maken niet dat de korpschef van intrekking van de verleende toestemming had moeten afzien. Gelet op het algemene zwaarwegende belang dat is gediend met de betrouwbaarheid van degene die in de beveiliging werkzaam is, heeft de korpschef daaraan een zwaarder belang mogen toekennen dan aan de persoonlijke en financiële belangen van eiser. Dat eiser als gevolg van de intrekking niet meer als beveiliger kan werken, betekent niet dat het besluit onevenredig is. Het gerechtvaardigde doel kon niet met een minder ingrijpende maatregel worden bereikt, zo was gebleken. Bovendien kan eiser, zo hij dat wil, op den duur een nieuwe aanvraag indienen om als beveiliger te kunnen werken. Hij zal op dat moment aannemelijk moeten maken dat hij wel weer voldoende betrouwbaar is om beveiligingswerk te kunnen verrichten.
7. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de korpschef de eerder verleende toestemming om beveiligingswerkzaamheden te verrichten heeft mogen intrekken.
8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Veelen, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.M. van Westerlaak, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
de griffier is verhinderd te ondertekenen
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.