ECLI:NL:RBOVE:2025:1850

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 april 2025
Publicatiedatum
1 april 2025
Zaaknummer
08.216904.24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onvoorzichtig rijgedrag

Op 1 april 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 15 februari 2024 betrokken was bij een verkeersongeval in Grafhorst, gemeente Kampen. De verdachte, een bestuurder van een personenauto, werd beschuldigd van het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij een ander, [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden door een vrachtwagen in te halen in een bocht waar een doorgetrokken streep gold, terwijl hij onvoldoende zicht had op het tegemoetkomende verkeer. De verdachte reed met een snelheid van veertig à vijftig kilometer per uur, terwijl de maximumsnelheid ter plaatse tachtig kilometer per uur was. Tijdens het inhalen botste de auto van de verdachte frontaal op de auto van [slachtoffer], die als gevolg van de aanrijding een fractuur in de linker ellenboog en een fractuur in het rechter kniegewricht opliep, waarvoor hij geopereerd moest worden. De rechtbank oordeelde dat het rijgedrag van de verdachte schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 opleverde. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 160 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van één jaar.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.216904.24 (P)
Datum vonnis: 1 april 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1995 in [geboorteplaats] (Polen),
wonende aan de [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 18 maart 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. W. van Nunen, advocaat in Breda, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging van 18 maart 2025, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte als bestuurder van een auto schuldig is aan het veroorzaken van een verkeersongeval, waardoor [slachtoffer] (zwaar lichamelijk) letsel heeft opgelopen, dan wel dat hij gevaar op de weg heeft veroorzaakt dan wel onvoldoende rechts heeft gehouden.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 15 februari 2024 te Grafhorst, gemeente Kampen als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto),
komende uit de richting van IJsselmuiden, gaande in de richting van Genemuiden, daarmede heeft gereden over de Grafhorsterweg/N760,
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl hij ter plaatse bekend was en/of
terwijl hij haast had (om op tijd op zijn werk te komen) en/of
terwijl hij een (lange, flauwe) bocht naderde en/of in deze bocht reed en/of
terwijl het zicht op tegemoetkomend verkeer door die bocht werd belemmerd door een voor hem, verdachte, rijdend voertuig (vrachtwagen) en/of het verloop van de weg en/of
terwijl een (tegemoetkomend) voertuig (bedrijfsauto) op korte afstand naderde,
het voor hem rijdende (lange) voertuig (vrachtwagen) is gaan inhalen en/of
(daarbij) in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeertekens 1990 (RVV90) niet aan zijn, verdachtes, verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/of
in strijd met het gestelde in artikel 76 RVV90 een doorgetrokken streep, die zich niet langs de rand van de rijbaanverharding bevond, heeft overschreden en/of
heeft gereden op de weghelft voor tegemoetkomend verkeer en/of
(frontaal) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met, dat (tegemoetkomende) voertuig (bedrijfsauto),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (te weten [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 februari 2024 te Grafhorst, gemeente Kampen als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig(personenauto),
komende uit de richting van IJsselmuiden, gaande in de richting van Genemuiden, daarmede heeft gereden over de Grafhorsterweg/N760,
terwijl hij ter plaatse bekend was en/of
terwijl hij haast had (om op tijd op zijn werk te komen) en/of
terwijl hij een (lange, flauwe) bocht naderde en/of in deze bocht reed en/of
terwijl het zicht op tegemoetkomend verkeer door die bocht werd belemmerd door een voor hem, verdachte, rijdend voertuig (vrachtwagen) en/of het verloop van de weg en/of
terwijl een (tegemoetkomend) voertuig (bedrijfsauto) op korte afstand naderde,
het voor hem rijdende (lange) voertuig (vrachtwagen) is gaan inhalen en/of
(daarbij) in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeertekens 1990 (RVV90) niet aan zijn, verdachtes, verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/of
in strijd met het gestelde in artikel 76 RVV90 een doorgetrokken streep, die zich niet langs de rand van de rijbaanverharding bevond, heeft overschreden en/of
heeft gereden op de weghelft voor tegemoetkomend verkeer en/of
(frontaal) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met, dat (tegemoetkomende) voertuig (bedrijfsauto),
en door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 februari 2024 te Grafhorst, gemeente Kampen als bestuurder van een personenauto op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Grafhorsterweg/N760, niet zoveel mogelijk rechts heeft gehouden, waarbij letsel aan personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, met dien verstande dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden ten gevolge waarvan het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak van het primair ten laste gelegde bepleit. De raadsvrouw heeft daartoe gesteld dat op basis van het dossier onvoldoende objectief kan worden vastgesteld dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel dan wel zodanig lichamelijk letsel dat daardoor tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
De raadsvrouw heeft zich, indien de rechtbank haar primaire standpunt niet volgt, ten aanzien van de bewezenverklaring van het subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.
Verdachte reed op 15 februari 2024 als bestuurder van een personenauto in de gemeente Kampen op de Grafhorsterweg/N760 in de richting van Genemuiden. Verdachte was bekend met deze weg, omdat deze weg op de route naar zijn werk lag en hij daar dus vaker reed. Ook op 15 februari 2024 was verdachte onderweg naar zijn werk en hij wilde niet te laat komen. Verdachte reed op de Grafhorsterweg achter een vrachtwagen en naderde een lange, flauwe bocht naar links waar een doorgetrokken asstreep was aangebracht op het wegdek. Door het verloop van de weg en de direct voor hem rijdende vrachtwagen had verdachte geen goed zicht op het tegemoetkomende verkeer op de – vanuit zijn rijrichting bezien – linkerrijstrook. Terwijl de vrachtwagen in de lange bocht naar links reed, reed verdachte over de doorgetrokken asstreep en begon hij de vrachtwagen in te halen op de rijstrook bestemd voor het tegemoetkomende verkeer. Verdachte reed naar eigen zeggen met een snelheid van veertig à vijftig kilometer per uur, terwijl ter plaatse een maximumsnelheid van tachtig kilometer per uur gold. [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) reed op datzelfde moment op de Grafhorsterweg en kwam uit de tegengestelde richting. Tijdens het inhalen van de vrachtwagen zag verdachte de auto van [slachtoffer] aan komen rijden. Verdachte kon vanwege de naast hem rijdende vrachtwagen niet uitwijken naar rechts en week daarom uit naar links. De auto van [slachtoffer] week uit in diezelfde richting. Hierdoor botste de auto van verdachte tegen de voorzijde van de auto van [slachtoffer]. Als gevolg van de aanrijding heeft [slachtoffer] letsel opgelopen, bestaande uit een fractuur in de linker ellenboog en een fractuur in het rechter kniegewricht en hij is zowel aan zijn ellenboog als zijn knie geopereerd. Na de aanrijding heeft hij vijftien tot twintig weken in een rolstoel gezeten en heeft hij fysiotherapie gevolgd om weer te kunnen lopen.
Aan de rechtbank ligt de vraag voor of het rijgedrag van verdachte schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) oplevert. Zij overweegt hierover als volgt.
Om tot een bewezenverklaring van artikel 6 WVW te komen, moet vastgesteld worden dat verdachte zich zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld is te wijten, dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel dan wel zodanig letsel heeft opgelopen dat daardoor tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. Het bestanddeel ‘schuld’ is in dit geval nader omschreven als ‘zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam’.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is niet in zijn algemeenheid aan te geven of
één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in de zin van
artikel 6 WVW, maar komt het bij de beoordeling aan op het geheel van de gedragingen van
verdachte, de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de overige
omstandigheden van het geval. Verder kan niet alleen uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin. [1]
De rechtbank is, gelet op de feiten en omstandigheden zoals die hiervoor zijn weergegeven, van oordeel dat verdachte zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden.
Verdachte is op de Grafhorsterweg een vrachtwagen gaan inhalen in een bocht waar een inhaalverbod gold en terwijl verdachte, vanwege het verloop van de weg en de voor hem rijdende vrachtwagen, geen goed zicht had op het tegemoetkomende verkeer op de andere rijstrook. Verdachte was ter plaatse bekend en was zich dus bewust van het verloop van de weg en van het feit dat (op dit deel) van de weg sprake was van een doorgetrokken asstreep. Verdachte heeft bij de politie ook erkend dat hij de bocht niet heeft kunnen zien omdat de vrachtwagen zijn zicht daarop belemmerde. Desondanks besloot verdachte de vrachtwagen in te gaan halen. Daarbij merkt de rechtbank op dat een vrachtwagen een relatief lang voertuig is en verdachte deze is gaan inhalen met een aanmerkelijk lagere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid. Verdachte had, gelet op deze omstandigheden, moeten wachten met inhalen totdat sprake was van een onderbroken asstreep en hij onbelemmerd zicht had op het tegemoetkomende en overige verkeer. Dit heeft verdachte niet gedaan en daardoor kon de botsing plaatsvinden. Het verkeersongeval is daarom aan zijn schuld, als bedoeld in artikel 6 WVW, te wijten.
Het door [slachtoffer] opgelopen letsel is naar het oordeel van de rechtbank aan te merken als zwaar lichamelijk letsel, gezien de aard en ernst van het letsel, de noodzakelijkheid van medisch (operatief) ingrijpen en de omstandigheid dat hij een aanzienlijke periode in een rolstoel heeft gezeten.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
primair
hij op 15 februari 2024 te Grafhorst, gemeente Kampen als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto), komende uit de richting van IJsselmuiden, gaande in de richting van Genemuiden, daarmede heeft gereden over de Grafhorsterweg/N760, zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl hij ter plaatse bekend was en
terwijl hij haast had (om op tijd op zijn werk te komen) en
terwijl hij in een (lange, flauwe) bocht reed en
terwijl het zicht op tegemoetkomend verkeer door die bocht werd belemmerd door een voor hem, verdachte, rijdend voertuig (vrachtwagen) en het verloop van de weg en
terwijl een (tegemoetkomend) voertuig (bedrijfsauto) op korte afstand naderde,
het voor hem rijdende (lange) voertuig (vrachtwagen) is gaan inhalen en
(daarbij) in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeertekens 1990 (RVV90) niet aan zijn, verdachtes, verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en
in strijd met het gestelde in artikel 76 RVV90 een doorgetrokken streep, die zich niet langs de rand van de rijbaanverharding bevond, heeft overschreden en
heeft gereden op de weghelft voor tegemoetkomend verkeer en
(frontaal) is gebotst tegen dat (tegemoetkomende) voertuig (bedrijfsauto),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (te weten [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 6 en 175 WVW. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
primair
het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een taakstraf van 120 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om de duur van de taakstraf te matigen en de ontzegging van de rijbevoegdheid geheel voorwaardelijk op te leggen, omdat verdachte zijn rijbewijs nodig heeft in het kader van zijn woon-werkverkeer. De raadsvrouw heeft voorts verzocht rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte contact heeft opgenomen met het slachtoffer en verantwoordelijkheid heeft genomen voor het ongeval. Ook dient in het kader van de strafmaat enigszins rekening te worden gehouden met de omstandigheid dat het slachtoffer ten tijde van het ongeval geen gordel droeg en het letsel van het slachtoffer daardoor naar alle waarschijnlijkheid ernstiger is.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder deze is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich als bestuurder van een auto schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een verkeersongeval. Verdachte heeft op de Grafhorsterweg in een bocht een vrachtwagen proberen in te halen terwijl hij onvoldoende zicht had op het tegemoetkomende verkeer op de andere rijstrook. Verdachte heeft daarbij een doorgetrokken streep – en daarmee een expliciet inhaalverbod – genegeerd. Verdachte deed dit bovendien met een tamelijk lage snelheid en – vanwege de lengte van de vrachtwagen - zonder uitwijkmogelijkheden. [slachtoffer] zag dat verdachte op de verkeerde weghelft reed en recht op hem af kwam. Toen [slachtoffer] probeerde uit te wijken, week verdachte naar diezelfde kant uit, waardoor een frontale botsing met de auto van [slachtoffer] volgde. Dit ongeluk heeft voor [slachtoffer] grote gevolgen gehad. Hij heeft door de botsing zwaar lichamelijk letsel opgelopen en heeft als gevolge daarvan vijftien à twintig weken in een rolstoel gezeten. Op 15 juni 2024 was het nog niet duidelijk of sprake zou zijn van blijvend letsel.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 3 januari 2025, waaruit blijkt dat verdachte op 5 juni 2024 is veroordeeld ter zake van het rijden onder invloed en in 2021 een strafbeschikking heeft gekregen voor een snelheidsovertreding. Gelet op de veroordeling van 5 juni 2024, stelt de rechtbank vast dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van toepassing is.
Bij het bepalen van de straf neemt de rechtbank de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht als uitgangspunt.
Hoewel de rechtbank het noemenswaardig vindt dat verdachte na het ongeval contact heeft opgenomen met het slachtoffer en (ter terechtzitting) verantwoordelijkheid heeft genomen voor het ongeval en het daardoor veroorzaakte letsel, ziet de rechtbank gezien de ernst van het feit alsook het strafblad van verdachte geen aanleiding om van voornoemde oriëntatiepunten af te wijken. Dat het slachtoffer geen gebruik maakte van een veiligheidsgordel weegt de rechtbank bij het bepalen van de straf niet mee. De rechtbank acht het passend en geboden aan verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 160 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van één jaar.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 22c, 22d, 57 Sr en artikel 179 WVW.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair
het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
160 (honderdzestig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
80 (tachtig) dagen;
-
ontzegtverdachte de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
1 (één) jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter, mr. D.E. Schaap en
mr. M. Scheeper, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Kannegieter, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 1 april 2025.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2024071985. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 18 maart 2025, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Op 15 februari 2024 reed ik in mijn Volkswagen Golf op de Grafhorsterweg. Ik kwam vanuit Emmeloord. Ik ken deze weg goed, omdat het de route naar mijn werk is. Ik heb een lange tijd achter een vrachtwagen gereden, deze reed twintig à dertig kilometer per uur. Ik naderde de bocht. Ik zag dat er niemand aankwam en toen de vrachtwagen in de bocht reed, ben ik begonnen met inhalen. Ik reed daarbij veertig à vijftig kilometer per uur. Vervolgens zag ik ineens een auto snel op mij afkomen. Ik kon niet meer naar rechts uitwijken omdat de vrachtwagen daar reed. Ik wilde nog naar links uitwijken, maar dat is niet gelukt. Toen zijn onze auto’s op elkaar gebotst. Het klopt dat ik tijdens het inhalen over een doorgetrokken streep heb gereden.
2.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 15 februari 2024, pagina’s 63 tot en met 65, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Ik wilde niet te laat op mijn werk komen. Ik was vanmorgen iets later dan anders opgestaan.
Ik heb goed gekeken, maar eigenlijk stond de vrachtwagen in de weg zodat ik de volgende bocht niet heb kunnen zien. Ik week uit naar links, maar de andere bestuurder deed dit ook.
3.
Het proces-verbaal Forensisch onderzoek Verkeer van 29 februari 2024, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], pagina’s 26 en 46, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisanten:
De maximumsnelheid bedroeg ter plaatse (op de Grafhorsterweg) 80 km/u als gevolg van artikel 21 onder a van het RVV 1990.
De bestuurder van de Caddy had gereden over de rijbaan van de Grafhorsterweg, komende uit de richting van Genemuiden en gaande in de richting van IJsselmuiden. De bestuurder van de Golf had gereden over de Grafhorsterweg, komende uit de richting van IJsselmuiden en gaande in de richting van Genemuiden. De bestuurder van de Golf had gereden over de rijstrook of deels over de rijstrook, bestemd voor het tegemoetkomende verkeer en zich links
van de doorgetrokken middenstreep bevonden. Op deze rijstrook botste de Golf met de voorzijde tegen de voorzijde van de Caddy. Kort voor de botsplaats/botsomgeving, beschreef de Grafhorsterweg, gezien vanuit de rijrichting van de Golf, een lange bocht naar links en was een ononderbroken asstreep aangebracht. Als gevolg van het verkeersongeval had de bestuurder van de Caddy letsel opgelopen.
4.
Het proces-verbaal van verhoor slachtoffer [slachtoffer] van 19 februari 2024, pagina 68, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van het slachtoffer:
In het ziekenhuis is mijn arm weer in de kom gezet en is mijn been gespalkt. Ik word op
28 februari 2024 geopereerd aan zowel mijn arm als mijn been.
5.
Het proces-verbaal van verhoor slachtoffer [slachtoffer] van 15 juni 2024, pagina’s 103 en 104, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van het slachtoffer:
De operaties zijn tot nu toe succesvol afgerond. Ik heb ongeveer vijftien à twintig weken in een rolstoel gezeten. Daarna mocht ik mijn been weer belasten en kon ik lopen met behulp van krukken. De fysiotherapeut heeft mij geholpen met het weer kunnen lopen. Ik kan op dit moment weer rustig traplopen of naar de weg lopen. Met mijn arm kan ik op dit moment enkel lichte dingen tillen. Ik weet nog niet of sprake zal zijn van blijvend letsel.
6.
Een schriftelijk bescheid, te weten een Patient summary Document van 23 februari 2024, pagina’s 97 en 98, voor zover inhoudende:
Verrichting type: IMPLA – Externe fixateur (excl. uitw kaak 190337, excl schedel 190339)
Verrichting start datum en tijd: 16-02-2024 20:14 + 01:00
Lateraliteit: Links
Verrichting type: OLEFR – Operatie v.e. fractuur v.h. olecranon.
Lateraliteit: Links
Verrichting type: FRTPL – Operatieve behandeling intra-articulaire tibiaplateau fractuur.
Lateraliteit: Rechts
Startdatum en -tijd Einddatum en -tijd Type contact
28-02-2024 08:15 uur + 01:00 29-02-2024 19:00 uur + 01:00 Klinisch

Voetnoten

1.Hoge Raad, 15 oktober 2024 (ECLI:NL:HR:2024:1398).