ECLI:NL:RBOVE:2025:1848

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 april 2025
Publicatiedatum
1 april 2025
Zaaknummer
08.175367.24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onoplettendheid en gebruik van mobiele telefoon

Op 1 april 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersongeval op 5 december 2023 te Zalk, gemeente Kampen. De verdachte, bestuurder van een Iveco bedrijfsauto met aanhangwagen, veroorzaakte een aanrijding met een Toyota, waarbij de bestuurder van de Toyota, [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte tijdens het rijden zijn mobiele telefoon meerdere keren heeft bediend, wat heeft geleid tot onoplettendheid en een te hoge snelheid. De verdachte werd schuldig bevonden aan het veroorzaken van het ongeval, wat resulteerde in een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke rijontzegging van 6 maanden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet voldoende aandacht had voor de verkeerssituatie, vooral gezien de drukte op de weg door Sinterklaasavond. De rechtbank concludeerde dat het rijgedrag van de verdachte als zeer onvoorzichtig en onoplettend werd gekwalificeerd, wat in strijd was met artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De uitspraak benadrukt de ernst van het gebruik van mobiele telefoons tijdens het rijden en de gevolgen daarvan voor de verkeersveiligheid.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.175367.24 (P)
Datum vonnis: 1 april 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1981 in [geboorteplaats],
wonende aan de [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 18 maart 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. T. van der Goot, advocaat in Leeuwarden, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte als bestuurder van een auto schuldig is aan het veroorzaken van een verkeersongeval, waardoor [slachtoffer] (zwaar lichamelijk) letsel heeft opgelopen, dan wel dat hij gevaar op de weg heeft veroorzaakt dan wel dat hij onvoldoende zijn snelheid heeft geregeld, waardoor hij niet in staat was tijdig te remmen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 5 december 2023 te Zalk, gemeente Kampen, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto, merk
Iveco, met aanhangwagen, merk Ifor Williams Trailers),
komende uit de richting van Hattem, gaande in de richting van Kampen, daarmede
heeft gereden over de N50,
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft
gereden, hierin bestaande dat verdachte,
tijdens het besturen van dit voertuig een mobiel elektronisch apparaat (een
telefoon) heeft gebruikt en/of bediend en/of
terwijl hij ter plaatse bekend was en/of
terwijl die weg (de N50) een recht verloop heeft en/of het (voorwaartse) zicht van
verdachte ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt of gehinderd en/of
terwijl (hij wist dat) ter plaatse sprake was van druk verkeer, althans meerdere
verkeersdeelnemers aanwezig waren en/of
terwijl voor hem, verdachte, een of meerdere langzaam rijdende voertuigen reden
en/of stilstonden en/of deze voertuigen goed zichtbaar waren,
niet of in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het/de direct voor
hem, verdachte, gelegen weggedeelte(n) van die weg (N50) en/of het zich daarop
bevindende verkeer en/of
in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens 1990 de snelheid van het door hem bestuurde voertuig niet zodanig
heeft geregeld dat hij in staat was dat voertuig tot stilstand te brengen binnen de
afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
met een (indicatieve) snelheid van (ongeveer) 83 kilometer per uur, althans
(nagenoeg) onverminderde snelheid, in elk geval aanzienlijke snelheid, is gebotst
tegen, althans in aanrijding is gekomen met, een voor hem, verdachte, langzaam
rijdend, voertuig (personenauto, merk Toyota),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ([slachtoffer]) zwaar
lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit
tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 december 2023 te Zalk, gemeente Kampen, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto, merk
Iveco, met aanhangwagen, merk Ifor Williams Trailers),
komende uit de richting van Hattem, gaande in de richting van Kampen, daarmede
heeft gereden over de N50,
tijdens het besturen van dit voertuig een mobiel elektronisch apparaat (een
telefoon) heeft gebruikt en/of bediend en/of
terwijl hij ter plaatse bekend was en/of
terwijl die weg (de N50) een recht verloop heeft en/of het (voorwaartse) zicht van
verdachte ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt of gehinderd en/of
terwijl (hij wist dat) ter plaatse sprake was van druk verkeer, althans meerdere
verkeersdeelnemers aanwezig waren en/of
terwijl voor hem, verdachte, een of meerdere langzaam rijdende voertuigen reden
en/of stilstonden en/of deze voertuigen goed zichtbaar waren,
niet of in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het/de direct voor
hem, verdachte, gelegen weggedeelte(n) van die weg (N50) en/of het zich daarop
bevindende verkeer en/of
in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens 1990 de snelheid van het door hem bestuurde voertuig niet zodanig
heeft geregeld dat hij in staat was dat voertuig tot stilstand te brengen binnen de
afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
met een (indicatieve) snelheid van (ongeveer) 83 kilometer per uur, althans
(nagenoeg) onverminderde snelheid, in elk geval aanzienlijke snelheid, is gebotst
tegen, althans in aanrijding is gekomen met, een voor hem, verdachte, langzaam
rijdend, voertuig (personenauto, merk Toyota),
en door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 december 2023 te Zalk, gemeente Kampen als bestuurder van
een voertuig (bedrijfsauto, merk Iveco, met aanhangwagen, merk Ifor Williams
Trailers) rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de N50, zijn
snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn voertuig tot
stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en
waarover deze vrij was, immers is hij gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen
met, een voor hem, verdachte, langzaam rijdend, voertuig (personenauto, merk Toyota).

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, met dien verstande dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden ten gevolge waarvan het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel dan wel zodanig letsel heeft opgelopen dat daardoor tijdelijke verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van het primair ten laste gelegde bepleit wegens het ontbreken van ‘schuld’ in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (WVW). De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte een mobiele telefoon heeft gebruikt of bediend tijdens het autorijden en/of dat het causaal verband tussen de afleiding door het telefoongebruik en het ongeval niet kan worden bewezen. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat niet kan worden uitgesloten dat een defect in het remsysteem
ervoor heeft gezorgd dat verdachte zijn voertuig niet tijdig tot stilstand heeft kunnen brengen.
De raadsman heeft bovendien bepleit dat geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
De raadsman stelt zich ten aanzien van het subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde op het standpunt dat, indien het remsysteem de oorzaak is van het feit dat verdachte een aanrijding heeft veroorzaakt, sprake is van afwezigheid van alle schuld, hetgeen zou moeten leiden tot ontslag van alle rechtsvervolging.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.
Verdachte reed op 5 december 2023 als bestuurder van een Iveco bedrijfsauto met een aanhangwagen van het merk Ifor Williams Trailers, over de N50 te Zalk. Verdachte kwam vanuit de richting van Hattem en ging in de richting van Kampen. Verdachte reed vaker op deze weg en was dus ter plaatse bekend. De N50 heeft een recht wegverloop op de plaats van het ongeval en het zicht op de weg werd voor bestuurders niet belemmerd. Het was schemerig en het weer was regenachtig. Ook vanwege Sinterklaasavond was het druk op de weg; er was sprake van langzaam rijdend dan wel stilstaand verkeer. [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) reed in een Toyota Yaris op de N50, tevens in de richting van Kampen, en zag het voor hem rijdende verkeer remmen. [slachtoffer] remde ook en verminderde zijn snelheid tot ongeveer tien kilometer per uur. De achter- en remlichten van het voertuig van [slachtoffer] en van de twee voor hem rijdende voertuigen (een Volkswagen en een Skoda) functioneerden en waren dus zichtbaar voor het achterliggende verkeer. Verdachte reed op dit moment achter het voertuig van [slachtoffer] en zag op een gegeven moment dat hij te hard op zijn voorganger afreed. Verdachte reed op dat moment met een indicatieve snelheid van ongeveer tachtig kilometer per uur. Verdachte kon zijn voertuig niet tijdig tot stilstand brengen en reed met de Iveco achter op de Toyota van [slachtoffer], waardoor het voertuig van [slachtoffer] rechts in de berm naast de rijbaan terecht kwam. De Iveco van verdachte had daarna nog snelheid over en reed achter op een Volkswagen die voor de Toyota van [slachtoffer] reed. De Volkswagen kreeg daardoor een snelheidsimpuls en reed op zijn beurt op zijn voorganger, een Skoda.
Uit onderzoek aan de telefoon van verdachte is gebleken dat verdachte voorafgaand aan het ongeval, terwijl hij als bestuurder van de Iveco over de N50 reed, zijn mobiele telefoon meermalen heeft bediend. Terwijl verdachte met een (indicatieve) snelheid variërend tussen de negentig en 106 kilometer per uur reed, heeft verdachte twee filmpjes en één tekstbericht verstuurd via Whatsapp, heeft hij meerdere keren op de ‘home button’ gedrukt en heeft hij de applicatie Facebook geopend. De laatst geregistreerde activiteit is om 16:44:29 uur (het openen van Facebook) en het tijdstip van het ongeval was tussen 16:45:54 en 16:46:42 uur. Rond 16:46 uur reed verdachte nog met een (indicatieve) snelheid van 87 kilometer per uur, waarna hij in diezelfde minuut tot stilstand kwam. Verdachte heeft ter zitting ook verklaard dat hij een tekstbericht en twee filmpjes heeft (getypt) en verstuurd via Whatsapp terwijl zijn mobiele telefoon op de bijrijdersstoel van de Iveco lag.
Als gevolg van de aanrijding heeft [slachtoffer] letsel opgelopen, bestaande uit een fractuur van de ribben, een fractuur van het schouderblad, een bekkenringfractuur, een klaplong en bloeduitstortingen rondom de blaas. Het letsel kon worden behandeld met een conservatief beleid; operatief ingrijpen was niet noodzakelijk. Na het ongeval heeft [slachtoffer] enige tijd mantelzorg nodig gehad en heeft hij tot aan zijn pensionering in april 2024 niet volledig kunnen werken. Enkele maanden na het ongeval ervaarde hij nog steeds hinder van het letsel en volgde hij fysiotherapie.
Aan de rechtbank ligt de vraag voor of het rijgedrag van verdachte schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) oplevert. Zij overweegt hierover als volgt.
Om tot een bewezenverklaring van artikel 6 WVW te komen, moet vastgesteld worden dat verdachte zich zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld is te wijten, dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel dan wel zodanig letsel heeft opgelopen dat daardoor tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. Het bestanddeel ‘schuld’ is in dit geval nader omschreven als ‘zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam’.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is niet in zijn algemeenheid aan te geven of
één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in de zin van
artikel 6 WVW, maar komt het bij de beoordeling aan op het geheel van de gedragingen van
verdachte, de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de overige
omstandigheden van het geval. Verder kan niet alleen uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin. [1]
De rechtbank is, gelet op de feiten en omstandigheden zoals die hiervoor zijn weergegeven, van oordeel dat verdachte zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden.
Verdachte heeft tijdens het besturen van een bedrijfsauto met aanhangwagen, terwijl hij met een snelheid tussen de tachtig en honderd kilometer per uur reed, zijn mobiele telefoon meerdere malen bediend. Hij heeft Whatsapp-berichten getypt en verstuurd en applicaties geopend, terwijl zijn mobiele telefoon op de bijrijdersstoel lag. Verdachte was ter plaatse bekend en hij wist ook dat het erg druk was op de weg. Gelet op deze omstandigheden had verdachte naar het oordeel van de rechtbank extra oplettend moeten zijn en zijn snelheid moeten aanpassen en matigen. Dit heeft verdachte niet gedaan. Hij heeft zijn aandacht kennelijk onvoldoende bij de weg gehad en heeft te laat opgemerkt dat zich verderop een file van langzaam rijdende dan wel stilstaande voertuigen vormde. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat uit het dossier is gebleken dat [slachtoffer] 4,6 seconden aan het remmen was voordat hij van achteren werd aangereden door verdachte. [slachtoffer] heeft geremd tot het moment van botsen. Met een gereden snelheid door verdachte van ongeveer tachtig kilometer per uur moet verdachte, zoals de officier van justitie ter zitting ook heeft voorgerekend, over een lengte van bijna honderd meter (de lengte van een voetbalveld), zijn aandacht onvoldoende gehad hebben bij het verkeer. Door deze onoplettendheid was verdachte niet in staat om zijn snelheid zodanig te regelen dat hij zijn voertuig op tijd tot stilstand kon brengen. Verdachte is hierdoor met aanzienlijke snelheid tegen de achterzijde van het voertuig van [slachtoffer] gebotst. Gelet op het geheel aan gedragingen van verdachte en de omstandigheden waaronder die gedragingen hebben plaatsgevonden, acht de rechtbank bewezen dat het aan de schuld van verdachte in de zin van artikel 6 WVW is te wijten dat het verkeersongeval heeft plaatsgevonden.
Dat er een (meer specifiek) causaal verband moet bestaan tussen het gebruik van de telefoon en de onoplettendheid die tot de aanrijding heeft geleid, zoals door de raadsman betoogd, vindt geen steun in de wet.
Met betrekking tot de werking van het remsysteem in de Iveco overweegt de rechtbank nog het volgende. Uit het dossier blijkt dat de schade aan de kunststof behuizing, zijnde het defect in het remsysteem waar de verdediging op doelt, vermoedelijk is ontstaan tijdens het ongevalsverloop waarbij de bestuurder een noodremming verrichtte en met grote kracht het rempedaal bediende. Dit zou betekenen dat het defect in het remsysteem (vermoedelijk) is veroorzaakt door de noodremming die verdachte ten gevolge van zijn eigen onoplettendheid genoodzaakt was te maken. Het verweer wordt aldus verworpen.
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat om te kunnen concluderen dat bij [slachtoffer] sprake was van zwaar lichamelijk letsel. Het door [slachtoffer] opgelopen lichamelijk letsel merkt de rechtbank aan als letsel waardoor tijdelijke ziekte en verhindering is ontstaan in de uitoefening van de normale bezigheden, gezien de omstandigheid dat [slachtoffer] vanwege zijn letsel enige tijd mantelzorg heeft moeten ontvangen en na het ongeval niet volledig heeft kunnen werken tot aan zijn pensionering in april 2024.
Concluderend is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
primair
hij op 5 december 2023 te Zalk, gemeente Kampen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto, merk Iveco, met aanhangwagen, merk Ifor Williams Trailers), komende uit de richting van Hattem, gaande in de richting van Kampen, daarmede heeft gereden over de N50, zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft
gereden, hierin bestaande dat verdachte,
tijdens het besturen van dit voertuig een mobiel elektronisch apparaat (een telefoon) heeft gebruikt en bediend en
terwijl hij ter plaatse bekend was en
terwijl die weg (de N50) een recht verloop heeft en het (voorwaartse) zicht van
verdachte ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt of gehinderd en
terwijl (hij wist dat) ter plaatse sprake was van druk verkeer, althans meerdere
verkeersdeelnemers aanwezig waren en
terwijl voor hem, verdachte, een of meerdere langzaam rijdende voertuigen reden
en/of stilstonden en deze voertuigen goed zichtbaar waren,
niet of in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het direct voor
hem, verdachte, gelegen weggedeelte van die weg (N50) en het zich daarop
bevindende verkeer en
in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens 1990 de snelheid van het door hem bestuurde voertuig niet zodanig
heeft geregeld dat hij in staat was dat voertuig tot stilstand te brengen binnen de
afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was en
met een (indicatieve) snelheid van (ongeveer) 83 kilometer per uur, althans
(nagenoeg) onverminderde snelheid, in elk geval aanzienlijke snelheid, is gebotst
tegen een voor hem, verdachte, langzaam rijdend, voertuig (personenauto, merk Toyota),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ([slachtoffer]) zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 6 en 175 WVW. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
primair
het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een taakstraf van 120 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van negen maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om een eventuele rijontzegging geheel voorwaardelijk op te leggen, nu verdachte – als eigenaar van twee autobedrijven – voor de uitoefening van zijn werkzaamheden geheel afhankelijk is van zijn rijbewijs.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft een verkeersongeval veroorzaakt door onvoldoende aandacht te hebben voor de verkeerssituatie op de N50 en daardoor het voor hem (bijna) stilstaande verkeer niet op te tijd te zien. Verdachte heeft te laat geremd en is daardoor met aanzienlijke snelheid met zijn voertuig achter op het voertuig van [slachtoffer] gebotst. Gebleken is dat verdachte tijdens het rijden op de N50, voorafgaand aan het ongeval, meerdere malen zijn telefoon heeft bediend. Door zijn aandacht voor langere tijd bij zijn telefoon te hebben en niet bij het verkeer, heeft verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend gereden, wat extra gevaarlijk was gelet op de spitsdrukte. Door het verkeersongeval heeft [slachtoffer] meerdere facturen opgelopen en heeft hij de laatste maanden tot aan zijn pensioen niet meer volledig kunnen werken. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Bij het bepalen van de straf neemt de rechtbank de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht als uitgangspunt. Het oriëntatiepunt is – in het geval van ernstige schuld, geen alcoholgebruik en lichamelijk letsel, tijdelijke ziekte – een taakstraf voor de duur van 120 uren en een rijontzegging voor de duur van zes maanden.
In deze zaak zijn er naar het oordeel van de rechtbank omstandigheden die aanleiding geven om ten gunste van verdachte van de oriëntatiepunten af te wijken. Zo heeft verdachte kort na het ongeval contact gezocht met [slachtoffer] en zijn excuses aangeboden aan hem. Ook heeft verdachte ter terechtzitting verantwoordelijkheid genomen. Ter terechtzitting is verder gebleken dat verdachte eigenaar is van twee autobedrijven en voor de uitoefening van zijn werkzaamheden grotendeels afhankelijk is van zijn rijbewijs.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het strafblad van verdachte van 3 januari 2025, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een vergelijkbaar verkeersmisdrijf.
De rechtbank acht het passend en geboden aan verdachte op te leggen een taakstraf van 120 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden. De rechtbank zal de rijontzegging, gelet op de persoonlijke situatie van verdachte zoals hierboven beschreven en om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst soortgelijke feiten te plegen, geheel voorwaardelijk opleggen. De rechtbank bepaalt de proeftijd op twee jaren.
6.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De raadsman en de officier van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat de in beslag genomen tachograaf dient te worden teruggegeven aan verdachte.
Nu de rechtbank geen beslaglijst heeft ontvangen zal zij geen beslissing nemen over het beslag.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d van het Wetboek van Strafrecht en artikel 179 WVW.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair
het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;

straf

- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
-
ontzegtverdachte de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
6 (zes) maanden;
- bepaalt dat de bijkomende straf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte zich voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarenschuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter, mr. D.E. Schaap en
mr. M. Scheeper, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Kannegieter, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 1 april 2025.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie-eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023561229. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 18 maart 2025, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Op 5 december 2023 reed ik in mijn Iveco met aanhangwagen op de N50 in de richting van Kampen. Ik ben bekend op deze weg. Het was enorm druk op de weg in verband met Sinterklaasavond. Ik was gestopt bij het tankstation gelegen aan de snelweg in Heerde. Daar heb ik een filmpje gemaakt van de auto die ik voor een vriend ([naam]) op de aanhangwagen had staan. Tijdens het wegrijden bij het tankstation heb ik twee Whatsapp-berichten verstuurd. Ik heb [naam] het filmpje en een kort berichtje gestuurd. Ook heb ik mijn vrouw een Whatsapp-bericht verstuurd. Bij de Iveco heb ik mijn telefoon op de bijrijdersstoel liggen. Een telefoonoproep kan ik opnemen via het systeem van de auto, maar ik kan daarmee geen Whatsapp-berichten versturen. Het typen en versturen van de Whatsapp-berichten heb ik dus gedaan terwijl mijn telefoon op de bijrijdersstoel lag. Tijdens het rijden gebruikte ik de gehele dag mijn telefoon als navigatie. Toen ik op de N50 reed, zag ik op een gegeven moment dat ik te hard op mijn voorganger afreed. Ik zag de rode Toyota te laat remmen. Toen ik dit zag, heb ik met mijn volle gewicht de remmen ingedrukt, maar toen zat ik er eigenlijk al bovenop. Ik ben achter op de rode Toyota van de heer [slachtoffer] gereden. Ik verwijt mijzelf dat ik te laat heb geremd en dat ik niet goed heb opgelet.
2.
Het proces-verbaal van verhoor slachtoffer [slachtoffer] van 20 december 2023, pagina 155, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van het slachtoffer:
Ik zag dat het verkeer verderop remde. Ik remde ook en keek tijdens het remmen in mijn achteruitkijkspiegel. Ik zag dat er een groot gat zat tussen mij en mijn achterligger. Ik keek, zoals gewoonlijk, weer voor mij en vervolgens weer in de achteruitkijkspiegel. Ik zag deze keer dat de auto achter mij steeds dichterbij kwam. Toen ik doorhad dat het voertuig achter mij niet op tijd remde, probeerde ik langs de file te rijden. Ik ben op dit moment waarschijnlijk geraakt. Ik reed ongeveer 0-10 kilometer per uur toen het ongeval gebeurde, want het verkeer voor mij stond praktisch stil. Het weer was wat schemerig.
3.
Het proces-verbaal Forensisch Onderzoek Verkeer van 7 februari 2024, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], pagina’s 34, 51, 53, 83 en 84, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisanten:
Uit onderzoek bleek de volgende aanleiding:
De voertuigen hadden allen gereden over de N50 Rechts, komende uit de richting van Hattem en gaande in de richting van Kampen. Ter hoogte van hectometerpaal 242,0, kon de bestuurder van de Iveco zijn voertuig niet tijdig tot stilstand brengen, waardoor de Iveco achter op de Toyota reed. De indicatieve snelheid van de Iveco was circa 80 km/u voordat deze vertraagde en tot stilstand kwam. De Toyota kreeg door de aanrijding een snelheidsimpuls en raakte rechts in de berm naast de N50. De Iveco had nog snelheid over en reed achter op de Volkswagen. De Volkswagen kreeg hierdoor ook een snelheidsimpuls, waardoor deze achterop zijn voorganger, de Skoda, gereden is. Uit het onderzoek is gebleken dat de verlichting van de drie betrokken voertuigen was ingeschakeld.
Wij zagen dat de N50 Rechts op de plaats van het verkeersongeval een recht wegverloop had.
Wij stelden vast dat het zicht voor de betreffende bestuurders door de wegsituatie of omgeving niet belemmerd werd.
Ik, verbalisant [verbalisant 1], heb de aangeleverde digitale tachograafbestanden van de Iveco onderzocht en uitgewerkt. Hierbij is rekening gehouden met het tijdsverschil tussen de in de tachograaf ingestelde gecoördineerde wereldtijd (UTC) en de Centraal Europese Tijd (UTC +1), de wintertijd zoals deze in Nederland geldt. De reguliere periode van ijking was verstreken. De nauwkeurigheid van de tachograaf is daarom niet bekend. Hierdoor moeten de geregistreerde snelheden gezien worden als indicatieve snelheden.
Afgaande van de weergegeven tachograaftijd zag ik dat het voertuig tot stilstand was gekomen tussen 15:46 uur en 15:47 uur (16:46 - 16:47 uur wintertijd).
Ik, verbalisant [verbalisant 1], zag dat het snelheidsverloop, korte tijd voordat de Iveco langere tijd tot stilstand kwam, als volgt was:
Ik zag dat de snelheid op 15:30 uur terugliep naar 0 km/u en vervolgens weer opliep naar 90/95 km/u om 15:36 tot 15:38 uur. Ik zag om 15:39 en 15:40 uur dat de snelheid opliep tot 106 km/u. Tot 15:43 uur bleef de Iveco circa 100 km/u rijden. Om 15:43 uur liep de snelheid terug tot 6 km/u, waarna de snelheid weer steeg tot 87 km/u om 15:46 uur. Vervolgens kwam het voertuig in diezelfde minuut tot stilstand.
4.
Het proces-verbaal Forensisch Onderzoek Verkeer van 24 januari 2024, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2], pagina 112, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisant:
Uit de interpretatie van de gegevens van de geregistreerde events en de bevindingen van mij op de plaats delict maakte ik op dat;
- De bestuurder van de Toyota op 4,6 seconden voordat deze van achteren aangereden werd aan het remmen was. De bestuurder remde tot op het moment van botsen.
5.
Het (aanvullend) proces-verbaal veiligstellen gegevens betreffende aanvullend onderzoek digitale gegevens van Samsung SM-G781B/DS van 26 februari 2025, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3], voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisant:
[Afbeelding]
De vermelding + top laat zien dat een applicatie actief, schermvullend, op de voorgrond staat.
Nogmaals benadruk ik dat de sporen uit de batterystats dus betrekking hebben op het actief worden van een applicatie/startscherm (+top) of het op de achtergrond verdwijnen (-top). Dit actief worden zal in de regel plaatsvinden door het indrukken van een icoontje/notificatie of (in het geval van het starten van een applicatie) of het indrukken van de homebutton (in het geval van het startscherm).
6.
Een schriftelijk bescheid, te weten een brief van L. Hartveld, arts, betreffende [slachtoffer], opgesteld op 9 december 2024, pagina 157, voor zover inhoudende:
05-12-2023 Kop-staart botsing waarbij fracturen costae 4-8 links met pneumothorax apico-ventraal, fractuur scapulablad links, fractuur ramus superior en inferior links en hematoom links ventraal van blaas.
Het beloop was ongecompliceerd, waarna uw patiënt in goede conditie huiswaarts is
gegaan.
Beleid:
- Conservatief beleid t.a.v. fracturen
- Therapeutisch fraxiparine continueren t/m 02-01-2024
- Bloeddruk vervolgen via huisarts
- Poliklinische controle traumapoli over 6 weken met X vooraf
7.
Het proces-verbaal aanrijding misdrijf van 22 mei 2024, opgemaakt door [verbalisant 4], betreffende ‘Contact met slachtoffer op 17 mei 2024’, pagina 9, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het slachtoffer verklaarde dat hij in de eerste weken na zijn ontslag uit het ziekenhuis, bij een vriendin in huis is geweest en deze was gedurende deze periode zijn mantelzorger. Slachtoffer was niet in staat om voor zichzelf te zorgen. Bij thuiskomst in zijn eigen woning heeft slachtoffer een bed in de woonkamer gehad en heeft zijn vriendin ook nog mantelzorg moeten verlenen. Slachtoffer heeft niet meer volledig gewerkt tot aan zijn pensionering op 1 april 2024. Slachtoffer heeft tot op heden nog last en hinder van zijn letsel en bezoekt nog steeds een fysiotherapeut.

Voetnoten

1.Hoge Raad, 15 oktober 2024 (ECLI:NL:HR:2024:1398).