Uitspraak
RECHTBANK Overijssel
1.mr. [eiser 1],
2.
[eiser 2] B.V.,
1.[gedaagde 1],
[gedaagde 3] B.V.,
[gedaagde 2] B.V.,
1.De zaak in het kort
2.De procedure
- de mondelinge behandeling van 12 maart 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
3.De feiten
Bij overtreding van het hiervoor bepaalde verbeurt Werknemer een forfaitaire en dadelijk opeisbare boete van een honderd vijftig duizend euro (€ 150.000,00), zonder dat voorafgaande sommatie of ingebrekestelling is vereist, te vermeerderen met een bedrag van € 150,00 per dag voor iedere dag dat de overtreding voortduurt, onverminderd het recht van Werkgever om nakoming van het concurrentie- en/of relatiebeding te vorderen of schadevergoeding in plaats van de forfaitaire boete.
€ 166.750,-, zodat het meerdere in ieder geval niet toewijsbaar is, aldus [eisers]
in de meest ruime zin van het woord’[cursivering toev. rechtbank], is naar het oordeel van de rechtbank onmiskenbaar dat de door [eisers] gegeven lezing en assistentie bij notariële werkzaamheden zoals die door [gedaagde 1] zijn gesteld en door [eisers] niet zijn betwist, hieronder vallen. Aangezien [gedaagde 1] daarnaast éénmaal betaling van de boete vordert, en niet meermalen, is niet van belang of op grond van het beding een herhaalde boete verschuldigd zou kunnen zijn.