ECLI:NL:RBOVE:2025:1651

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 maart 2025
Publicatiedatum
25 maart 2025
Zaaknummer
C/08/328079 / KG ZA 25-15
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing en opheffing van executie van een Spaans vonnis in kort geding

In deze zaak verzoekt Profinco B.V. in kort geding om schorsing en opheffing van de executie van een vonnis van de rechtbank te Barcelona, gedateerd 5 december 2023, waarbij Profinco is veroordeeld tot betaling van bijna 19 duizend euro aan de gedaagde. Profinco stelt dat zij niet op de hoogte was van de Spaanse procedure, omdat de dagvaarding niet tijdig en op de juiste wijze is betekend. De gedaagde betwist dit en verwijst naar een bericht van de Spaanse rechtbank waaruit blijkt dat de dagvaarding correct is verzonden. De voorzieningenrechter oordeelt dat niet voldoende aannemelijk is dat Profinco op de juiste wijze is opgeroepen, en wijst de vordering tot schorsing van de executie toe. De overige vorderingen van Profinco worden grotendeels afgewezen. De voorzieningenrechter benadrukt dat de schorsing van de executie geldt totdat er een definitieve beslissing is genomen in de lopende vernietigingsprocedure in Spanje.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: C/08/328079 / KG ZA 25-15
Vonnis in kort geding van 20 maart 2025
in de zaak van
PROFINCO B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Enschede,
eisende partij,
hierna te noemen: Profinco,
advocaat: mr. R.B.C. van Passel,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] (Spanje),
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
advocaten: mr. L.E.M. Zanderink en mr. I.K.M. Hoffmann.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de producties van Profinco
- de producties van [gedaagde]
- de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 6 maart 2025. Daarbij waren aanwezig de heer [naam] namens Profinco, bijgestaan door mr. R.B.C. Van Passel. [gedaagde] heeft online deelgenomen aan de mondelinge behandeling samen met een tolk. De advocaten van [gedaagde], mrs. Zanderink en Hoffmann, waren in de zittingszaal aanwezig. De griffier heeft aantekeningen bijgehouden van de mondelinge behandeling.
- de pleitnota van [gedaagde].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
Profinco verzoekt in dit kort geding onder meer om schorsing en opheffing van de executie van een vonnis van de rechtbank te Barcelona van 5 december 2023 waarbij zij is veroordeeld om aan [gedaagde] een bedrag van bijna 19 duizend euro te betalen. Profinco is niet in die procedure verschenen en stelt zich op het standpunt dat de dagvaarding in de Spaanse zaak niet zo tijdig en op zodanige wijze is betekend als met het oog op haar verdediging nodig was. [gedaagde] betwist dit. Zij voert daartoe aan dat uit berichtgeving van de Spaanse rechtbank (“Diligencia”, hierna: Diligentie) van 30 oktober 2023 blijkt dat de dagvaarding overeenkomstig de Betekeningsverordening is verzonden per internationale aangetekende postdienst CORREOS. CORREOS heeft aan de rechtbank in Barcelona bericht dat Profinco de dagvaarding op 26 mei 2023 heeft geweigerd.
2.2.
In dit kort geding gaat het alleen om de vraag of [gedaagde] door mag gaan met het ten uitvoer leggen van de Spaanse uitspraak. De voorzieningenrechter overweegt dat niet voldoende aannemelijk is geworden dat de stukken van de Spaanse procedure op zodanige wijze aan Profinco zijn betekend als nodig was om zich op een goede manier in die Spaanse procedure te verweren. Dit betekent dat de gevraagde voorziening om de executie te schorsen zal worden toegewezen. De overige vorderingen worden grotendeels afgewezen. Dit oordeel zal hierna worden toegelicht.

3.De feiten

3.1.
Op 27 maart 2023 heeft gerechtsdeurwaarder [bedrijf] (hierna: [bedrijf]) een dagvaarding en het Formulier L betekend aan Profinco om op 4 maart 2023 in de procedure te verschijnen in Barcelona. De stukken zijn in een gesloten envelop achtergelaten in de brievenbus van Profinco.
3.2.
Op 24 april 2023 heeft de Spaanse rechter een nieuwe procesdatum vastgesteld. De nieuwe zitting vond plaats op 21 november 2023. Een rechterlijk ambtenaar bij het betreffende gerecht in Barcelona heeft hierover in een op 24 april 2023 gedateerd rolbericht het volgende genoteerd (productie 2 [gedaagde], pagina 49, in een door [gedaagde] aangeleverde vertaling):
(..)”Met het oog op verdaging van het proces, benoem ik opnieuw voor de bemiddelings- en/of procesprocedure in overeenstemming met de criteria vastgesteld door de Magistraat ex artikel 82.1 van het LRJS en 182.2 van het LEC en de beschikbaarheid van de agenda van dit Hof op 21/11/2023 om 10.45 uur, in de rechtszaal SC16 Verdieping 2 Barcelona.
De partijen worden hierbij opgeroepen voor deze hoorzitting met dezelfde waarschuwingen als in de eerste oproeping.
De partijen die niet zijn verschenen, worden gedagvaard PROF INCO BV en BLUE MAR FERRI RAPID SL, door verzending van deze beslissing per internationaal aangetekend schrijven aan PROF INCO BV en door publicatie van een exploot in het TEJU aan BLUE MAR FERRI RAPID SL, en roepen tevens Giuseppe Funaro op als getuige, met de mededeling dat de waarschuwingen in de eerste dagvaarding worden gehandhaafd.”(..)
3.3.
Een dagvaarding – waarbij de voorzieningenrechter in het midden laat of dit dezelfde dagvaarding is als de inleidende dagvaarding, of een nieuwe dagvaarding die is afgestemd op de nieuwe zittingsdatum – is verzonden per internationale aangetekende postdienst CORREOS.
3.4.
Op 30 oktober 2023 heeft de Spaanse rechtbank een bepaald document, een zogenoemde Diligentie (“Diligencia”) afgegeven. In de vertaling daarvan staat, voor zover van belang, het navolgende (productie 2 [gedaagde], pagina 61, in een door [gedaagde] aangeleverde vertaling):
“Ik, de gerechtsdeurwaarder verklaar hierbij dat op 3 april 2023 de bemiddelings- en de berechtingsprocedure zijn verdaagd omdat de “dagvaarding aan PROF INCO BV niet op het adres in Nederland is ontvangen, nadat deze overeenkomstig Verordening 2020/1974 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2020 door een deurwaarder was verzonden. Op 12 april 2023 werd een antwoord op de dagvaarding ontvangen en dit antwoord was positief en tot is verweerder PROF INCO BV op geen enkel moment in de onderhavige procedure verschenen.
De terechtzitting was opnieuw gepland voor 21 november 2023 om 10.45 uur en is overeenkomstig voornoemde Verordening 2020/1974 verzonden per internationale aangetekende post, aangezien dit een instrument is dat ook is toegestaan op grond van voornoemde verordening. Zoals door CORREOS is gecertificeerd, HEEFT de geadresseerde de dagvaarding op 26 mei 2023 GEWEIGERD, hoewel hij op de hoogte was van de aankomst. Ik getuig.”(..)
3.5.
Profinco is op 21 november 2023 niet in de procedure verschenen.
3.6.
Op 5 december 2023 heeft de Spaanse rechter in Barcelona vonnis gewezen waarbij Profinco is veroordeeld om een geldbedrag van in hoofdsom € 18.998,00 aan [gedaagde] te betalen.
3.7.
De rechtbank in Spanje heeft eerst geprobeerd om het vonnis per aangetekende post aan Profinco ter kennis te brengen. Uit de stempel van PostNL blijkt dat Profinco de aangetekende brief op 8 februari 2024 heeft geweigerd. De aangetekende enveloppe is op 11 maart 2024 teruggekomen bij de rechtbank in Barcelona.
3.8.
[bedrijf] heeft op 29 november 2024 aan Profinco betekend het Spaanse vonnis van 5 december 2023 en het Certificaat als bedoeld in artikel 53 van de Verordening (EU) 1215/2012 van het Europees Parement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking). Bij deze betekening heeft de deurwaarder het bevel gedaan om ter voldoening aan de Spaanse uitspraak te betalen het bedrag van € 20.034,32, inhoudende de hoofdsom van het vonnis, vermeerderd met rente en explootkosten.
3.9.
Op 6 januari 2025 heeft [bedrijf] op last van [gedaagde] uit hoofde van het Spaanse vonnis (executoriaal) beslag gelegd op de bankrekeningen van Profinco onder ABN Amro bank. Op 11 februari 2025 heeft [bedrijf] ABN Amro verzocht om af te dragen. Het bedrag staat sinds 14 februari 2025 bij [bedrijf] op de derdengeldrekening.
3.10.
Profinco is in Spanje een procedure gestart die strekt tot vernietiging van alle proceshandelingen die zijn verricht in de procedure die heeft geleid tot de veroordeling van Profinco bij het Spaanse vonnis. Deze procedure loopt nog.

4.Het geschil

4.1.
Profinco vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
De executie van de Spaanse beslissing van 5 december 2023 schorst gedurende de vernietigingsprocedure en totdat een definitieve, niet voor beroep vatbare beslissing is genomen in de procedure 553/2017 D bij de Rechtbank te Barcelona, afdeling Social no. 11;
Het onder de ABN Amro Bank gelegde derdenbeslag opheft;
Afgifte van beëdigde vertalingen van de in Nederland betekende stukken binnen vijf dagen na betekening van het vonnis;
Subsidiair:iedere andere voorziening die de voorzieningenrechter passend acht.
Daarnaast:
Gelijktijdig met dit vonnis het certificaat af te geven overeenkomstig Bijlage I bij Verordening (EU) 1215/2012 van het Europees Parement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking);
Veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
4.2.
[gedaagde] voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

De bevoegdheid en het toepasselijk recht
5.1.
Gelet op de woonplaats van [gedaagde] dient ten eerste beoordeeld te worden of de Nederlandse rechter internationaal bevoegd is om van dit geschil kennis te nemen. Omdat [gedaagde] in Spanje woont, is de Verordening (EU) 1215/2012 van het Europees Parement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking) (hierna: Brussel I bis-Verordening) van toepassing. Op grond van artikel 24 lid 5 van de Brussel I bis-Verordening zijn voor geschillen over de tenuitvoerlegging van beslissingen bevoegd de gerechten van de lidstaat van de plaats van tenuitvoerlegging. De plaats van de tenuitvoerlegging is de plaats waar Profinco is gevestigd. Hieruit volgt dat de Nederlandse rechter internationaal bevoegd is.
5.2.
Op de onderhavige vorderingen is, voor zover zij betrekking hebben op de executie, het Nederlands recht van toepassing, nu de executie in Nederland en naar Nederlands recht dient plaats te vinden. Dit is door [gedaagde] ook niet betwist.
Spoedeisend belang
5.3.
Het geschil betreft een executiegeschil, waarbij de spoedeisendheid voortvloeit uit de aard van het geschil. De voorzieningenrechter ontleent zijn bevoegdheid aan artikel 438 lid 1 en lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
Inhoudelijk
5.4.
Tussen partijen is niet in geschil dat het Spaanse vonnis van 5 december 2023 in Nederland een executoriale titel oplevert. Dit betekent dat deze beschikking ook ten uitvoer kan worden gelegd. Profinco verzet zich daartegen. Deze procedure is daarmee een executiegeschil in de zin van artikel 438 Rv.
Heeft Profinco nog een belang?
5.5.
Het meest verstrekkende verweer van [gedaagde] is dat er reeds beslag is gelegd op de bankrekeningen van Profinco onder de ABN Amro bank. ABN Amro heeft het bedrag ten belope van de vordering afgedragen aan [bedrijf] en daarmee is volgens [gedaagde] de executie in feite afgerond en is het verzoek om schorsing van de executie te laat. Volgens [gedaagde] heeft Profinco dan ook geen enkel belang meer bij dit executiegeschil. De voorzieningenrechter oordeelt dat het voor Profinco verschil maakt of het bedrag nog bij de deurwaarder ligt of wordt overgemaakt naar [gedaagde] in Spanje. Tussen partijen staat vast dat de beslagsom nog steeds in handen van [bedrijf] is. Dit betekent dat de executie in beginsel dus nog steeds voortduurt. [1] Daarmee heeft Profinco een voldoende belang bij de schorsing van de executie.
Artikel 45 lid 1 sub b Brussel I bis-Verordening
5.6.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat geen weigering van tenuitvoerlegging van de Spaanse beschikking wordt gevraagd, maar schorsing van de executie in afwachting van de vernietigingsprocedure die in Spanje loopt. De voorzieningenrechter mag niet toetsen of de Spaanse beschikking inhoudelijk juist is. Hiervoor loopt op dit moment ook een vernietigingsprocedure in Spanje.
Het ligt naar het oordeel van de voorzieningenrechter voor de hand om voor beantwoording van de vraag of schorsing van de executie in dit geval aangewezen is, te kijken naar of aan het criterium van artikel 45 lid 1 sub b Brussel I bis-Verordening is voldaan. In dat artikel staan de weigeringsgronden voor erkenning van een buitenlandse beslissing. Als een weigeringsgrond van toepassing is, dan kan de voorzieningenrechter de tenuitvoerlegging van zo’n beslissing weigeren (artikel 46 Brussel I Bis-Vo). Partijen benaderen dit geval beiden zo, dat zij ervan uitgaan dat er grond aanwezig zou zijn voor de gevraagde schorsing van de tenuitvoerlegging van de Spaanse beslissingen, indien op grond van artikel 45 lid 1 sub b Brussel I-bis zou kunnen worden geoordeeld dat grond bestaat voor weigering van erkenning en (op grond van artikel 46) tenuitvoerlegging van die Spaanse beslissing. De discussie tussen partijen in dit kort geding komt daarom naar de kern neer op de vraag of Profinco een geslaagd beroep kan doen op artikel 45 lid 1 sub b Brussel I bis-Verordening.
De betekening
5.7.
Artikel 45 lid 1 sub b Brussel I bis-Verordening bepaalt dat de erkenning van de beslissing kan worden geweigerd indien het geding inleidende stuk ‘niet zo tijdig en op zodanige wijze’ aan de verweerder tegen wie verstek werd verleend, is betekend als met het oog op zijn verdediging nodig was. De voorzieningenrechter overweegt dat deze bepaling (voor zover voor deze zaak van belang) meebrengt dat het geding inleidende stuk op de juiste wijze betekend moet zijn. Indien niet voldoende aannemelijk is dat Profinco behoorlijke kennisgeving heeft ontvangen van de terechtzitting van 21 november 2023, dan betekent dat dat de tenuitvoerlegging van de beslissing van de Spaanse rechter geschorst moet worden. Voor de vraag of is voldaan aan de betekeningsvereisten is de voorzieningenrechter niet gebonden aan het oordeel van de Spaanse rechter, zoals dat volgens [gedaagde] bijvoorbeeld blijkt uit de Diligentie en het door de Spaanse rechter afgegeven certificaat op grond van art. 53 Brussel I bis-verordening. De voorzieningenrechter dient dit zelf te beoordelen aan de hand van de Betekeningsverordening.
5.8.
Profinco stelt dat zij geen behoorlijke kennisgeving heeft ontvangen en als gevolg daarvan niet in de gelegenheid is geweest zich te verdedigen. In dat verband voert Profinco onder meer aan dat zij niet op behoorlijke wijze in eigen taal van de zaak in kennis is gesteld, dat er geen vertaling is afgegeven van de dagvaarding, dat de eerste kennisgeving pas is gestuurd ná de zitting – namelijk op 27 maart 2023, voor een zitting die op 4 maart 2023 zou plaatsvinden – en dat deze fout niet is hersteld met een hersteldagvaarding. [gedaagde] betwist dit onder verwijzing naar de Diligentie van de Spaande rechtbank, waaruit volgens haar volgt dat de deurwaarder op 27 maart 2023 de dagvaarding en het formulier L heeft betekend. Volgens [gedaagde] heeft de Spaanse rechter geen consequenties verbonden aan die betekening maar de procedure aangehouden en een nieuwe datum bepaald. [gedaagde] stelt dat uit de Diligentie volgt dat de dagvaarding daarna vóór de nieuwe zittingsdatum van 21 november 2023, namelijk op 26 mei 2023, overeenkomstig de Betekeningsverordening is verzonden per internationale aangetekende postdienst CORREOS. Daarmee wordt volgens [gedaagde] de dagvaarding aan Profinco geacht te zijn betekend.
5.9.
Artikel 18 van de Verordening (EU) 2020/1784 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2020 inzake de betekening en kennisgeving van stukken (hierna: de Betekeningsverordening), waarvan [gedaagde] stelt dat die van toepassing is op de betekening of kennisgeving van de stukken van de Spaanse procedure aan Profinco, bepaalt dat de betekening of kennisgeving van gerechtelijke stukken aan in een andere lidstaat aanwezige personen rechtstreeks door postdiensten kan worden verricht bij aangetekend schrijven met ontvangstbevestiging of op een gelijkwaardige wijze. [gedaagde] stelt weliswaar terecht dat de verzending van de dagvaarding op 26 mei 2023 naar Profinco per aangetekend schrijven via CORREOS was toegestaan volgens de betekeningsverordening. Echter blijkt uit de door [gedaagde] ingediende vertaling van de Diligentie (productie 2, pagina 61) niet dat dit stuk ook was voorzien van formulier L of een vertaalstuk. Nu uit geen enkel door [gedaagde] aangedragen stuk blijkt dat een verstaalstuk of formulier L is meegestuurd bij de verzending van de dagvaarding op 26 mei 2023, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende gerede twijfel over de vraag of Profinco een behoorlijke kennisgeving heeft ontvangen voor de zitting van 21 november 2023. Dat uit de notulen van de bemiddelingszitting, die [gedaagde] in het geding heeft gebracht, blijkt dat Profinco niet is verschenen ondanks behoorlijke oproeping maakt dit niet anders. De voorzieningenrechter dient hier overeenkomstig artikel 45 lid 1 onder b Brussel I bis-Verordening zelf een oordeel over te geven. Op basis van de Diligentie van 30 oktober 2023 kan in ieder geval niet worden vastgesteld dat aan alle vereisten van de Betekeningsverordening is voldaan en dus dat Profinco in zoverre behoorlijk is opgeroepen. Hier komt bij dat uit geen van de stukken die [gedaagde] in het geding heeft gebracht blijkt dat de dagvaarding die op 26 mei 2023 aan Profinco is aangeboden, ook een andere inhoud heeft dan de inleidende dagvaarding die aanvankelijk (op 27 maart 2023) is betekend. Dat betekent dat er niet zomaar vanuit gegaan kan worden dat de dagvaarding van 26 mei 2023 op de een of andere manier duidelijk maakt dat met de aanvankelijke datum van 4 maart 2023 geen rekening meer mee hoeft te worden gehouden, omdat de Spaanse rechter een nieuwe zittingsdatum op 21 november 2023 heeft vastgesteld. Dat betekent dus dat zelfs als [gedaagde] gevolgd zou worden in haar stelling dat de dagvaarding wél op behoorlijke wijze op 26 mei 2023 aan Profinco was verstrekt, dat nog niet meebrengt dat Profinco daarmee in kennis is gesteld opgeroepen te zijn voor de zitting van 21 november 2023. Ook om die reden kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet worden aangenomen dat Profinco voldoende tijdig de stukken heeft bereikt die voor een goede verdediging harerzijds nodig waren.
5.10.
Tegen de achtergrond van het voorgaande valt een afweging tussen het belang van [gedaagde] bij voortzetting van de executie en het belang van Profinco bij schorsing van de executie uit in het voordeel van Profinco. Dit betekent dat de voorzieningenrechter de gevraagde voorziening om de executie van de Spaanse beschikking van 5 december 2023 te schorsen gedurende de vernietigingsprocedure toewijst. Hiermee geeft de voorzieningenrechter geen oordeel over de formele en materiële juistheid van de Spaanse beschikking. Daar zal de in Spanje gevoerde vernietigingsprocedure uitsluitsel over moeten geven. Bij de belangenafweging speelt ook een rol dat de inschatting van de advocaat van Profinco is dat de vernietigingsprocedure in Spanje ongeveer een jaar in beslag neemt. Dit laat onverlet dat als de situatie wijzigt of er anderszins redenen zijn – die bijvoorbeeld kunnen liggen in de omstandigheid dat de vernietigingsprocedure in Spanje veel langer in beslag blijkt te nemen – partijen opnieuw de voorzieningenrechter kunnen verzoeken om een oordeel te geven over de wenselijkheid van de continuering van de schorsing.
Opheffing beslag
5.11.
Zoals hiervoor is overwogen zal de voorzieningenrechter de gevorderde schorsing van de executie toewijzen. De gevorderde opheffing van het beslag onder ABN Amro zal de voorzieningenrechter echter afwijzen. [gedaagde] heeft immers gesteld dat ABN Amro op grond van het onder haar gelegde beslag inmiddels aan de deurwaarder heeft betaald, dat het betaalde bedrag zich op de derdengeldrekening van de deurwaarder bevindt, en Profinco inmiddels weer ongehinderd gebruik van haar betaalrekeningen bij ABN Amro kan maken. Profinco heeft dit niet gemotiveerd betwist en tegen die achtergrond niet onderbouwd wat haar verdere belang bij haar vordering tot opheffing van het beslag is. Deze vordering zal dan ook worden afgewezen.
Afgifte van beëdigde vertalingen
5.12.
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om [gedaagde] te veroordelen tot afgifte van beëdigde vertalingen omdat Profinco geen enkele rechtsgrond daartoe heeft aangedragen en deze vordering ook verder niet heeft onderbouwd.
Certificaat ex artikel 53 Brussel I Bis-Verordening
5.13.
De voorzieningenrechter zal een certificaat als bedoeld in artikel 53 Brussel I bis-Verordening afgeven en daarvoor het formulier in bijlage 1 bij die Verordening gebruiken. Dit is een verplichting van de voorzieningenrechter op grond van voornoemde bepaling, maar geen veroordeling die ten laste van [gedaagde] kan worden uitgesproken. De voorzieningenrechter zal dus weliswaar heden, naast dit vonnis, het verzochte certificaat aan Profinco verstrekken, maar de daarop ziende vordering van Profinco afwijzen.
Proceskosten
5.14.
Omdat beide partijen gedeeltelijk ongelijk krijgen, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
6.1.
schorst de tenuitvoerlegging van de Spaanse beslissing van 5 december 2023 voor de duur van de vernietigingsprocedure, in die zin dat de schorsing voortduurt totdat een onherroepelijke beslissing is genomen in de procedure die thans in eerste aanleg loopt onder nr. 553/2017 D bij de Rechtbank te Barcelona, afdeling Social no 11;
6.2.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.M. Essed en in het openbaar uitgesproken door mr. C.A. de Beaufort op 20 maart 2025.

Voetnoten

1.Vgl. gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 9 januari 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:224, rov. 5.2.-5.4.