3.4Mede gelet op een toename van klachten van omwonenden, is het college een onderzoek gestart naar de aard en de omvang van de bedrijfsactiviteiten. Bij een controle op 16 maart 2024 hebben toezichthouders geconstateerd dat de activiteiten, gericht op het maken van brijvoer, omvangrijk zijn. Daaruit is volgens het college gebleken dat de bedrijfsactiviteiten, voor zover gericht op het bereiden van brijvoer, zijn uitgegroeid tot industriële proporties. Volgens het college is sprake van een aantal overtredingen, die in de lasten onder dwangsom zijn vermeld.
4. Bij besluit van 10 januari 2025 heeft het college verzoekster gelast om de overtredingen op het perceel met het adres [adres] in [plaats 1] - kadastraal bekend gemeente [locatie] – (hierna; het perceel) te (laten) beëindigen en beëindigd te (laten) houden. Deze overtredingen hebben betrekking op de bedrijfsactiviteiten die zijn gericht op het bereiden van brijvoer voor landbouwhuisdieren. Concreet gaat het om de volgende overtredingen:
1. De overtreding van artikel 5.1, eerste lid, onder a, van de Omgevingswet (Ow) in samenhang met artikel 4.1 van het bestemmingsplan “Buitengebied 2009”, “9e wijziging bestemmingsplan Buitengebied 2009, [adres]” en “Buitengebied 2009, herziening [adres]” inzake het zonder benodigde omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit bereiden van brijvoer voor derden (industriële schaal/ voedingsmiddelenindustrie).
Verzoekster kan deze overtreding (laten) beëindigen en ook beëindigd (laten) houden door op het perceel uitsluitend (nog) brijvoer te bereiden voor de eigen landbouwhuisdieren in de IPPC-installatie (voor het houden van landbouwhuisdieren). Dit betekent concreet dat verzoekster het bereiden van brijvoer voor derden en voor zijn andere varkenshouderijen (locaties) moet staken en vervolgens ook gestaakt moet houden.
De termijn waarbinnen de overtreding moet zijn beëindigd heeft het college gesteld op 4 weken na dagtekening van het besluit, de hoogte van de dwangsom is vastgesteld op een bedrag van € 25.000,- ineens.
2) De overtreding van artikel 5.1, tweede lid, onder b, van de Ow in samenhang met artikel 3.128, lid 1 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal), gelezen in samenhang met artikel 3.129, lid 1 van het Bal, inzake het zonder omgevingsvergunning exploiteren van een IPPC-installatie, voor het bewerken en verwerken van dierlijke of plantaardige grondstoffen voor het maken van voeder, bedoeld in categorie 6.4 van bijlage I bij de Richtlijn industriële emissies.
Verzoekster kan deze overtreding (laten) beëindigen en ook beëindigd (laten) houden door de productiecapaciteit voor het bewerken en verwerken van dierlijke of
plantaardige grondstoffen, voor het maken van voeder, op het perceel in [plaats 1], voor derden en voor haar andere varkenshouderijen te staken en vervolgens gestaakt te houden. De begunstigingstermijn heeft het college vastgesteld op 4 weken na dagtekening van dit besluit. De hoogte van deze dwangsom is vastgesteld op € 50.000,- ineens.
3) De overtreding van artikel 5.1, tweede lid, onder b, van de Ow in samenhang met
artikel 3.200 van het Bal, inzake het zonder omgevingsvergunning veranderen
van (de werking van) de IPPC-installatie voor het houden van landbouwhuisdieren op het perceel.
Verzoekster kan deze overtredingen (laten) beëindigen en ook beëindigd (laten) houden door ervoor zorg te dragen dat de doorzet van niet langer voor menselijke consumptie bestemde levensmiddelen uit de voedingsmiddelenindustrie op de locatie te [plaats 1] niet groter is dan 7.000 m³ per jaar, overeenkomstig de daartoe verleende omgevingsvergunning.
De gewijzigde last onder dwangsom 2
5. Bij besluit van 26 februari 2025 heeft het college last 2 vervangen. Daarbij heeft het college aangegeven dat uit nieuwe informatie is gebleken de productiecapaciteit kleiner is dan waar aanvankelijk vanuit is gegaan en dat geen sprake is van een IPPC-installatie
voor het bewerken en verwerken van dierlijke of plantaardige grondstoffen voor het maken van voeder, bedoeld in categorie 6.4 van bijlage I bij de Richtlijn industriële emissies.
Op basis van artikel 3.128 van het Bal zijn de bedrijfsactiviteiten, gericht op het produceren van veevoer (brijvoer), wel te kwalificeren als het exploiteren van een andere milieubelastende activiteit voor het maken of bewerken van voedingsmiddelen voor landbouwhuisdieren. Op grond van artikel 3.131 van het Bal geldt een verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de Ow, om deze milieubelastende activiteit zonder omgevingsvergunning te verrichten.
Omdat verzoekster geen omgevingsvergunning heeft voor deze milieubelastende activiteit, heeft het college geconcludeerd dat sprake is van een overtreding van artikel 3.128 van het Bal. Besloten is om lastonderdeel 2 van het besluit last onder dwangsom van 10 januari 2025 als volgt te wijzigen.
2) Overtreding van 5.1, tweede lid, onder b, van de Ow in samenhang met artikel 3.128, eerste lid, onder d, van het Bal gelezen in samenhang met artikel 3.131 van het Bal, inzake het exploiteren van een andere milieubelastende installatie voor het maken of bewerken van voedingsmiddelen voor landbouwhuisdieren.
Verzoekster wordt gelast op het perceel te [plaats 1] uitsluitend (nog) brijvoer te
bereiden voor de eigen landbouwhuisdieren in de IPPC-installatie (voor het houden
van landbouwhuisdieren) te [plaats 1]. Dit betekent concreet dat verzoekster het bereiden van brijvoer voor derden en voor haar andere varkenshouderijen (locaties) moet staken en vervolgens ook gestaakt moet houden.
De begunstigingstermijn heeft het college vastgesteld op 4 weken na dagtekening van dit besluit. De hoogte van deze dwangsom is vastgesteld op € 25.000, - ineens.
Is sprake van een spoedeisend belang?
6. De bezwaarprocedure zal nog enige tijd duren, terwijl de begunstigingstermijn is verlopen op 7 februari 2025 en het college de begunstigingstermijn niet wil verlengen. Het college heeft het spoedeisend belang ook niet betwist. Daarom is sprake van een spoedeisend belang.