In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel wordt het beroep van eiseres tegen de herziening van haar WAO-uitkering beoordeeld. Eiseres ontvangt sinds 1999 een WAO-uitkering op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80-100%. Het UWV heeft vastgesteld dat eiseres vanaf 1 mei 2019 inkomsten heeft ontvangen uit een persoonsgebonden budget (pgb), wat heeft geleid tot een te hoge uitkering over de periode van 1 mei 2019 tot en met 31 december 2022. Het UWV heeft een terugvordering van € 42.984,14 opgelegd, maar na bezwaar is dit bedrag verlaagd naar € 31.089,16. Eiseres stelt dat het voor haar niet duidelijk was dat zij te veel uitkering ontving, en de rechtbank oordeelt dat het UWV niet voldoende heeft aangetoond dat eiseres redelijkerwijs op de hoogte had moeten zijn van de gevolgen van haar pgb-inkomsten. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt de terugvordering, waarbij de rechtbank oordeelt dat eiseres niet redelijkerwijs had kunnen weten dat zij te veel uitkering ontving. De rechtbank herroept de besluiten van het UWV en bepaalt dat de terugvordering in zijn geheel vervalt. Tevens wordt het UWV veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiseres.