ECLI:NL:RBOVE:2025:1183

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 februari 2025
Publicatiedatum
28 februari 2025
Zaaknummer
c/08/326147
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking tot uithuisplaatsing en gedeeltelijke gezagsuitoefening in een jeugdzorgzaak met tegenstrijdige belangen

Op 11 februari 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Overijssel een beschikking gegeven in een jeugdzorgzaak betreffende de uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De kinderen waren in de kerstvakantie op vrijwillige basis bij hun oma moederszijde (oma mz) gaan wonen. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Overijssel (GI) had een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing aangevraagd, die werd verleend. Tijdens de mondelinge behandelingen bleek dat de GI onvoldoende informatie had verstrekt en dat er sprake was van tegengestelde belangen tussen de ouders en de GI. De kinderrechter oordeelde dat het in het belang van de kinderen was om hen niet opnieuw te verplaatsen en dat er een bijzondere curator moest worden benoemd om de belangen van de kinderen te behartigen. De machtiging tot uithuisplaatsing werd verlengd tot 12 mei 2025, en de GI kreeg gedeeltelijk gezag over de kinderen voor hun inschrijving bij een onderwijsinstelling en medische zorg. De kinderrechter stelde dat er meer onderzoek nodig was naar de situatie van de kinderen en dat de huidige verblijfplaats bij de oma mz moest worden voortgezet totdat er meer duidelijkheid was.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Zwolle
Zaaknummer: C/08/326147 / JE RK 24-2225, C/08/327421 / JE RK 25-65 en
C/08/327599 / JE RK 25-90
Datum uitspraak: 11 februari 2025
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing, een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing en een gedeeltelijke gezagsuitoefening
in de zaak van
Jeugdbescherming Overijssel,
de gecertificeerde instelling, hierna te noemen de GI,
gevestigd te Zwolle,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2015 in [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2018 in [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
advocaat mr. M.P. Smit te Almelo
en
[de vader],
hierna te noemen de vader,
verblijvende in de [verblijfplaats] ,
advocaat mr. S.H.G. Swennen te Deventer.
De kinderrechter merkt als informant aan:
[partner van de vader],
hierna te noemen de partner van de vader,
wonende in [woonplaats 1]
en
[oma mz],
hierna te noemen de oma moederszijde (oma mz),
wonende in [woonplaats 2] .

1.Het (verdere) verloop van de procedure

De machtiging tot uithuisplaatsing (C/08/326147 / JE RK 24-2225 en
C/08/327421 / JE RK 25-65)
1.1.
De rechtbank heeft voor het laatst een tussenbeschikking gegeven in deze zaken op 23 januari 2025, waarbij de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de oma moederszijde verleend is met ingang van 23 januari 2025 tot en met 11 februari 2025 en het overig verzochte is aangehouden.
1.2.
De kinderrechter heeft daarna in deze zaken kennisgenomen van de volgende stukken:
  • de brief van de GI met bijlagen, ontvangen op 7 februari 2025;
  • het stelbericht van mr. Smit, ontvangen op 10 februari 2025.
De gedeeltelijke gezagsuitoefening (C/08/327599 / JE RK 25-90)
1.3.
De kinderrechter neemt in deze zaak de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 20 januari 2025;
  • het stelbericht van mr. S.H.G. Swennen, ontvangen op 23 januari 2025;
  • de brief van de GI met bijlagen, ontvangen op 7 februari 2025.
1.4.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 11 februari 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de advocaat van de moeder;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de partner van de vader;
  • de oma mz;
- [naam 1] en [naam 2] namens de GI.
1.5.
De moeder is niet ter zitting verschenen.
1.6.
Bijzondere toegang is verleend aan mevrouw [naam 3] , de zus van de moeder.

2.De feiten

2.1.
De moeder en de vader zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven bij de oma mz.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 15 augustus 2024 de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd tot 17 augustus 2025.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 23 januari 2025 een machtiging verleend [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen bij de oma moederszijde tot en met 11 februari 2025.

3.De verzoeken

De machtiging tot uithuisplaatsing (zaaknummer C/08/326147 / JE RK 24-2225)
3.1.
De GI verzoekt een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de oma mz te verlenen voor de duur van acht maanden en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
De spoedmachtiging tot uithuisplaatsing (zaaknummer C/08/327421 / JE RK 25-65)
3.2.
De GI verzoekt een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de oma mz te verlenen voor de duur van vier weken en aansluitend een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de oma mz voor de duur van de ondertoezichtstelling en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
De gedeeltelijke gezagsuitoefening (C/08/327599 / JE RK 25-90)
3.3.
De GI verzoekt te bepalen dat het gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gedeeltelijk, namelijk voor zover het betreft de aanmelding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij een onderwijsinstelling, en voor zover het betreft de toestemming voor een medische behandeling, toegekend wordt aan de GI met ingang van 1 januari 2025. Ook verzoekt de GI de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren en de gedeeltelijke gezagstoekenning aan de GI aan te tekenen in het gezagsregister.
3.4.
Ter onderbouwing van de verzoeken verwijst de GI naar de overgelegde stukken.
3.5.
Ter toelichting geeft de GI tijdens de zitting aan dat zij de gedane verzoeken handhaven. Volgens de GI is bij het CSI-traject en gedurende de Intensieve Ambulante Gezinsbehandeling (hierna IAG) gekeken naar de korte termijn en op de korte termijn is de situatie voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de partner van de vader goed genoeg. Als er echter gekeken wordt naar de langere termijn wordt gezien dat hulpverlening niet van de grond komt en dat er dingen in de thuissituatie gebeuren die niet goed zijn. De GI ziet niet dat de veiligheid van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de partner van de vader in huis gewaarborgd is. De GI ziet twee getraumatiseerde kinderen die veel hebben meegemaakt en die behoefte hebben aan rust. De GI gunt [minderjarige 1] en [minderjarige 2] een structurele stabiele omgeving waar zij kunnen werken aan het behandelen van hun trauma’s. De screening van de oma mz kan op een korte termijn niet gerealiseerd worden, want er staat 13 weken voor een dergelijk onderzoek. De GI heeft zelf een risicotaxatie bij de oma mz uitgevoerd en de GI heeft bevonden dat het bij de oma mz veilig en rustig is voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Wat de aan te leveren stukken betreft was de GI in de veronderstelling dat zij enkel de datum van het bericht van Pactum/Vigogroep moesten doorgeven. De aanmelding die verstuurd is aan Pactum/Vigogroep zal door de GI nog in het geding gebracht worden.

4.De standpunten

4.1.
De moeder heeft bij monde van haar advocaat aangevoerd dat de moeder in het verleden al bezwaar had tegen de plaatsing van de kinderen bij de vader en de partner van de vader. Zij ziet dat de vader en de partner van de vader hulp buiten de deur houden. Er is geen zicht op de situatie bij de vader en de partner van de vader thuis en dat baart de moeder zorgen. Daarnaast wil de vader niet werken aan zijn eigen problematiek. De kinderen krijgen soms ‘s avonds pas om 20:00 uur eten en moeten ook wel eens op hun kamer eten. Ook lijkt het volgens de moeder dat de kinderen niet verzorgd zijn. Bij [minderjarige 2] is onlangs nog een kies getrokken. De zorg voor de kinderen is niet genoeg gegarandeerd en gewaarborgd. De vader zit nog in detentie en is daardoor niet beschikbaar voor de kinderen. De vader legt echter wel veel beslag op de kinderen door hen veelvuldig te bellen en dat is belastend. De moeder waardeert het dat de partner van de vader de kinderen heeft opgevangen, maar heeft twijfels of het nu nog wel verantwoord genoeg is dat de kinderen daar zijn. Mede door de zwangerschap van de partner van de vader wat ook belastend zal zijn. Ook lijkt de woning van de partner van de vader niet geschikt, mede vanwege de honden die de vader en de partner van de vader hebben. De moeder is blij dat de kinderen nu bij de oma mz verblijven. Het gaat daar goed met de kinderen en ze krijgen de zorg die ze nodig hebben. De moeder zou wel graag zien dat er meer onderzoek gedaan wordt naar de situatie en om te kijken wat voor de kinderen de beste plek is. Wat het verzoek tot gedeeltelijke gezagsuitoefening door de GI betreft verzet de moeder zich niet tegen het verzoek.
4.2.
De vader en de partner van de vader zijn niet onder de indruk van de door de GI aangeleverde stukken ter onderbouwing van de verzoeken. Er is geen nieuwe informatie aangeleverd door de GI welke nog niet bekend was. Ook uit deze nieuwe stukken kan niet worden afgeleid dat er sprake is van een onveilige opvoedsituatie bij de partner van de vader. Juist de documenten die belangrijk zijn, bijvoorbeeld de aanmelding voor de pleegouderscreening bij Pactum, zijn niet aangeleverd. Het blijft hierdoor onduidelijk waarom Pactum deze aanmelding heeft afgewezen. Wat volgens de vader en de partner van de vader wel belangrijk is, is productie 6 die door de GI is aangeleverd. Hierin beschrijft de gedragswetenschapper van Ambiq dat de onduidelijkheid en de onrust in het leven van [minderjarige 1] komen door onduidelijkheid over wie een rol in het leven van [minderjarige 1] zullen spelen en dat [minderjarige 1] zelf geen overzicht heeft. Daardoor kan de traumatherapie niet opgestart worden. Hieruit blijkt dat de onrust niet te wijten valt aan de thuissituatie bij de partner van de vader. De GI heeft tevens een MDO verslag in het geding gebracht waar geen toestemming voor gegeven is. Dit had volgens de vader en de partner van de vader niet gemogen en dit is dan ook tekenend voor hoe de GI deze zaken heeft aangepakt. Uit de stukken komt verder veel naar voren dat de geuite zorgen afkomstig zijn van de tante en oma mz. Verder blijkt juist uit de stukken dat er geen zorgen zijn, enkel onderbuikgevoelens. Als de GI twijfels had over de relatie tussen de vader en de partner van de vader, dan had de GI daarin moeten investeren en ondersteuning moeten aanbieden. De vermeende onrust ligt bij de kinderen zelf en niet bij de thuissituatie bij de partner van de vader. De vader en de partner van de vader vinden het belangrijk dat er aandacht besteed wordt aan de contactmomenten tussen hen en de kinderen. Tot aan de zitting hebben zij nog geen fysieke omgang met de kinderen gehad. De vader en de partner van de vader vinden dat de [minderjarige 1] en [minderjarige 2] weer teruggeplaatst moeten bij de partner van de vader. Als [minderjarige 1] en [minderjarige 2] weer teruggeplaatst worden is het niet nodig dat zij veranderen van school, huisarts of tandarts. Als de uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de oma mz wel verlengd wordt begrijpen de vader en de partner van de vader dat het verzoek van de GI tot gedeeltelijke gezagsuitoefening wordt toegekend.

5.De beoordeling

De machtiging tot uithuisplaatsing (C/08/326147 / JE RK 24-2225 en
C/08/327421 / JE RK 25-65)
5.1.
De kinderrechter heeft de GI na de vorige mondelinge behandeling de opdracht gegeven om de verzoeken nader te onderbouwen met stukken, omdat de onderbouwing van de verzoeken niet sluitend was. In de beschikking van 23 januari 2025 heeft de kinderrechter onder r.o. 5.4 gespecificeerd welke stukken door de GI in ieder geval aangeleverd moeten worden. Op 7 februari 2025 heeft de GI een brief met 11 producties overgelegd. De kinderrechter moet tot haar spijt constateren dat de GI niet alle verzochte stukken, zoals beschreven onder r.o. 5.4 in de beschikking van 23 januari 2025 heeft overlegd.
5.2.
Met name de conclusie van Pactum/Vigogroep dat zij vanwege te veel contra-indicaties de aanmelding voor een pleegouderscreening niet kunnen accepteren is voor de GI een heet hangijzer geweest om over te gaan tot het verzoeken van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Het is dan ook voor de kinderrechter van groot belang om te weten op basis van welke informatie deze conclusie door Pactum/Vigogroep getrokken is. De kinderrechter wil deze aanmelding en de daarbij aangeleverde onderliggende stukken aan Pactum/Vigogroep nog van de GI ontvangen voor het krijgen van een beter beeld. Wat betreft de uitkomst van de netwerkscreening van de oma mz is gebleken dat het op een dusdanig korte termijn niet mogelijk is voor Jarabee of de Raad voor de Kinderbescherming om de screening af te ronden. De kinderrechter verzoekt de GI dan ook om er voor zorg te dragen dat deze screening zo spoedig mogelijk wordt verricht en afgerond en draagt de GI op om de uitkomst van de netwerkscreening van de oma mz alsnog te overleggen.
5.3.
De kinderrechter ziet verder dat er veel informatie is overlegd en dat er op de mondelinge behandeling veel aan de orde is gekomen. Helaas is het er voor de kinderrechter niet duidelijker geworden waarom de plaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de partner van de vader niet meer passend is. In de beschikking van 15 augustus 2024 heeft de kinderrechter nog geoordeeld dat de situatie bij de vader en de partner van de vader goed genoeg is om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verzorgen en op te voeden. In deze beschikking staat tevens beschreven dat de vader en de partner van de vader de kinderen voldoende betrouwbaarheid, zorg, aandacht en veiligheid kunnen bieden. De kinderrechter stelt dan ook vast dat tot 15 augustus 2024 er geen aanleiding is geweest om te twijfelen aan de veiligheid en stabiliteit bij de partner van de vader.
5.4.
De kinderrechter ziet wel dat er veel is gebeurd in de periode na 15 augustus 2024. De IAG is afgesloten zonder dat er een vervolgbehandeling is gestart, omdat de vader en de partner van de vader geen hulpvragen hadden. De traumabehandeling voor [minderjarige 1] is niet gestart vanwege onrust in de huidige situatie. De vader zit sinds eind oktober 2024 in detentie tot april 2025. De partner van de vader is in verwachting geraakt.
Voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gebeurd er veel in hun leven in een zeer korte tijd. Daarnaast is er binnen de thuissituatie geen (vervolg)hulpverlening en behandeling van de grond gekomen, terwijl dat wel in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is. De kinderrechter begrijpt dan ook dat de GI zorgen heeft, maar of een uithuisplaatsing in deze situatie als ultimum remedium ingezet had moeten worden is haar nog niet voldoende gebleken. Het feit is wel dat de kinderen al sinds de kerstvakantie 2024 bij oma mz verblijven en dit is door de kinderrechter niet terug te draaien. Wel kan de kinderrechter middelen inzetten om naar de nabije toekomst tot een zo goed mogelijk oordeel te komen. De kinderrechter wil een beslissing nemen in het belang van de kinderen waar zij bij gebaat zijn. Op dit moment kan de kinderrechter in ieder geval nog geen eindbeslissing nemen en zal dan ook bepalen dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de oma mz verlengd moet worden voor de duur van drie maanden. [1] Voor het overig verzochte zal de kinderrechter de verzoeken aanhouden. De kinderrechter is van oordeel dat het voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] belangrijk is om de huidige situatie te continueren. Het is niet in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] om nu terug te verhuizen naar de partner van de vader, omdat nog niet bekend is wat het definitieve oordeel van de kinderrechter zal zijn. In dat geval is het continueren van de huidige situatie waarbij [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven bij de oma mz de minst slechte optie.
5.5.
De kinderrechter zal het aangehouden gedeelte van deze verzoeken voortgezet behandelen op
22 april 2025om
13:00 uur. De GI zal voorafgaand aan deze voortgezette mondelinge behandeling de navolgende stukken moeten overleggen:
  • de aanmelding, en de daarbij aangeleverde onderliggende stukken, voor de pleegouderscreening voor de partner van de vader bij Pactum/Vigogroep, waarop Pactum/Vigogroep heeft geconcludeerd dat zij de aanmelding niet kunnen accepteren;
  • de uitkomst van de netwerkscreening van de oma mz.
5.6.
Het is de kinderrechter tijdens de mondelinge behandeling gebleken dat er sprake is van een belangenstrijd tussen de partijen, die het belang van de kinderen raakt wat hun opvoedomgeving betreft. De vader en de partner van de vader, de GI en de oma mz hebben verschillende visies wat de beste opvoedomgeving voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is. Over en weer worden er zorgen geuit en het is de kinderrechter daardoor niet helder genoeg om een definitieve beslissing te nemen over waar [minderjarige 1] en [minderjarige 2] geplaatst moeten worden, ofwel bij de partner van de vader, ofwel bij de oma mz. Deze situatie is voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] niet wenselijk. De kinderrechter is dan ook van oordeel dat het van belang is dat er een neutrale deskundige naast de kinderen komt te staan om zicht te krijgen op wat de beste opvoedomgeving is voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . De rechtbank heeft daarom bij afzonderlijke beschikking van heden een bijzondere curator benoemd, die de stem van de kinderen kan vertolken en zo nodig ook voor hen in rechte kan optreden.
5.7.
De kinderrechter is van oordeel dat het voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] van belang is dat zij vooralsnog blijven wonen waar zij wonen tot er een volgende beslissing genomen kan worden. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven inmiddels een aantal weken bij de oma mz en voor de rust van hen zullen zij daar ook tot in ieder geval de volgende mondelinge behandeling verblijven. De kinderrechter zal dan ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de oma mz verlengen tot 12 mei 2025 en het overig verzochte aanhouden. De kinderrechter zal het aangehouden gedeelte van deze verzoeken voortgezet behandelen op 22 april 2025 om 13:00 uur.
De gedeeltelijke gezagsuitoefening (C/08/327599 / JE RK 25-90)
5.8.
De GI is al enige tijd uit contact met de moeder, omdat de moeder vertrokken is naar een onbekende plek. Het is de GI dan ook niet gelukt om een toestemming van de moeder te krijgen voor inschrijving van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op de nieuwe basisschool of voor inschrijving van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de huisarts, apotheek en tandarts in de buurt van de huidige verblijfplaats van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . De vader heeft geen toestemming verleend voor inschrijving van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op de nieuwe basisschool of voor inschrijving van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de huisarts, apotheek en tandarts in de buurt van de huidige verblijfplaats van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . De vader heeft ten aanzien van dit verzoek echter geen andere argumenten aangevoerd dan dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] weer bij de partner van de vader geplaatst moeten worden.
5.9.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] moeten beide onderwijs volgen en kunnen weer naar hun oude basisschool “ [basisschool] ” in [plaats] . Hier komen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] terecht in een klas met bekende klasgenootjes. Voor inschrijving van een kind op school is in beginsel een handtekening nodig van slechts één ouder, tenzij de andere ouder daartegen bezwaar maakt. Aangezien geen van de ouders een handtekening kan of wil zetten maakt dat daarmee gedeeltelijke gezagsuitoefening nodig is.
5.10.
De GI beroept zich voor wat betreft de vervangende toestemming voor inschrijving van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de huisarts, apotheek en tandarts op de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 16 juni 2023 [2] , waarbij de kinderrechter heeft geoordeeld dat gesteld kan worden dat de inschrijving bij een huisarts of een tandarts verbonden is aan een medische behandeling in de toekomst van een patiënt. Een inschrijving is daarmee een noodzakelijk voorwaarde om (in geval van reguliere medische zorg) tot een goede langdurige behandelrelatie te komen en kwalitatief goede medische behandelingen te kunnen geven en ontvangen. Een verzoek tot inschrijving bij een huisarts of een tandarts kan daarmee onder de reikwijdte van artikel 1:265e BW worden gebracht.
5.11.
De kinderrechter volgt de GI in deze stelling dat de in deze uitspraak beschreven situatie zich ook voordoet in onderhavige kwestie. Voor inschrijving bij de huisarts van een kind onder de 12 jaar met overdracht van het medisch dossier moeten beide ouders met gezag toestemming geven. Ook in dit geval is gedeeltelijke gezagsuitoefening nodig, omdat geen van beide ouders een handtekening kan of wil zetten.
5.12.
Nu [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in ieder geval nog enige tijd bij oma mz in [woonplaats 2] zullen blijven wonen is de kinderrechter van oordeel dat het voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] noodzakelijk is dat zij in de buurt van hun verblijfplaats naar school kunnen gaan en dat er snel gehandeld kan worden als [minderjarige 1] en [minderjarige 2] medische basiszorg nodig hebben. Gelet op de inhoud van de overgelegde stukken en wat verder tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht, is de kinderrechter op grond van het voorgaande dan ook van oordeel dat het noodzakelijk is dat de GI gedeeltelijk het gezag uitoefent over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor zover het gaat om de aanmelding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij een onderwijsinstelling en het geven van toestemming van een medische behandeling, te weten het inschrijven bij de huisarts, de apotheek en de tandarts.
5.13.
Gelet op hetgeen de kinderrechter heeft overwogen over de machtiging uithuisplaatsing, ziet zij aanleiding de gedeeltelijke gezagsuitoefening aan de GI ook voor beperkte duur toe te kennen en wel voor de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing, te weten tot 12 mei 2025. Voor de overige duur wordt ook dit verzoek aangehouden.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de oma moederszijde tot 12 mei 2025;
6.2.
bepaalt dat het gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gedeeltelijk wordt uitgeoefend door de Stichting Jeugdbescherming Overijssel met betrekking tot de aanmelding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij een onderwijsinstelling en het geven van toestemming van een medische behandeling, te weten het inschrijven bij de huisarts, de apotheek en de tandarts tot 12 mei 2025 en bepaalt dat deze gedeeltelijke gezagsuitoefening wordt aangetekend in het gezagsregister;
6.3.
verklaart deze beschikking voor zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
houdt alle beslissingen voor het overig verzochte aan;
6.5.
bepaalt dat de GI uiterlijk 8 april 2025 de kinderrechter in het bezit stelt van de aanmelding, en de daarbij aangeleverde onderliggende stukken, voor de pleegouderscreening voor de partner van de vader bij Pactum/Vigogroep, waarop Pactum/Vigogroep bij e-mail van 28 november 2024 heeft gereageerd dat zij de aanmelding niet kunnen accepteren;
6.6.
verzoekt de bijzondere curator om zo mogelijk uiterlijk
8 april 2025de rechtbank schriftelijk verslag te doen van haar bevindingen onder vermelding van bovengenoemde zaaknummers en daarbij een standpunt over de verzoeken van de GI in te nemen;
6.7.
bepaalt dat de mondelinge behandeling wordt voortgezet op
22 april 2025om
13:00 uurin het gerechtsgebouw aan de Schuurmanstraat 5 te Zwolle, tot het bijwonen waarvan de belanghebbenden die een afschrift van deze beschikking ontvangen bij deze worden opgeroepen;
6.8.
bepaalt dat de GI zo spoedig als mogelijk maar in elk geval voorafgaand aan deze voortgezette mondelinge behandeling aan de kinderrechter de uitkomsten van de netwerkscreening van oma mz overlegt.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 februari 2025 door mr. G.M.J. Vijftigschild, kinderrechter, in aanwezigheid van J.G.J. Remeijsen als griffier, en op schrift gesteld op 25 februari 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.

Voetnoten

1.Artikel 1:265b, eerste lid en artikel 1:265c, tweede lid Burgerlijk Wetboek.