ECLI:NL:RBGEL:2023:3834

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 juni 2023
Publicatiedatum
7 juli 2023
Zaaknummer
C/05/418814/ZJ RK 23-385, C/05/418815/ZJ RK 23-386 en C/05/418816/ZJ RK 23-387
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke gezagsoverheveling en vervangende toestemming voor medische behandeling en onderwijsinschrijving van een minderjarige

Op 16 juni 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, een beschikking gegeven in een zaak betreffende de gedeeltelijke gezagsuitoefening over een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Gelderland heeft verzocht om toestemming voor de inschrijving van [minderjarige] bij een huisarts, tandarts en onderwijsinstelling. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] sinds december 2022 bij haar vader woont en dat er een ondertoezichtstelling van kracht is. De moeder van [minderjarige] heeft geen toestemming gegeven voor deze inschrijvingen, wat heeft geleid tot het verzoek van de GI om gedeeltelijke gezagsoverheveling.

De kinderrechter heeft de situatie van [minderjarige] beoordeeld en geconcludeerd dat inschrijving bij een huisarts en tandarts noodzakelijk is voor de uitvoering van de ondertoezichtstelling. De kinderrechter heeft overwogen dat de weigering van de moeder om toestemming te geven voor deze inschrijvingen negatieve gevolgen kan hebben voor de ontwikkeling van [minderjarige]. Daarnaast is het van belang dat [minderjarige] tijdig wordt ingeschreven bij een onderwijsinstelling, aangezien zij binnenkort vier jaar wordt en dan bijna leerplichtig is.

De kinderrechter heeft de GI gedeeltelijk belast met het gezag over [minderjarige] en vervangende toestemming verleend voor het aanvragen van een Nederlands reisdocument. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De moeder heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze beschikking, maar de kinderrechter heeft geoordeeld dat de verzoeken van de GI gerechtvaardigd zijn in het belang van [minderjarige].

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Zutphen
Zaaknummers: C/05/418814/ZJ RK 23-385
C/05/418815/ZJ RK 23-386
C/05/418816/ZJ RK 23-387
Datum uitspraak: 16 juni 2023
Beschikking van de kinderrechter over een gedeeltelijke gezagsuitoefening en vervangende toestemming ter verkrijging reisdocument
in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Gelderland, Regio Noord,

gevestigd te Zutphen, hierna te noemen de GI,
betreffende

[naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2020 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. R.W. de Gruijl, te Rotterdam,

[naam vader] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 2 mei 2023, ingekomen bij de griffie op 3 mei 2023.
Op 23 mei 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. De moeder was niet aanwezig. Wel aanwezig waren:
  • de vader
  • mr. De Roo (waarnemend voor mr. De Gruijl),
  • twee vertegenwoordigers van de GI.
Het verzoek is gezamenlijk behandeld met het verzoek over een zorgregeling (zaaknummer C/05/414522/ZJ RK 23-62). Hierop is in een aparte beschikking beslist.

De feiten

De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
[minderjarige] woont bij haar vader.
Bij beschikking van 2 september 2021 is [minderjarige] onder toezicht gesteld. Deze ondertoezichtstelling is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 2 september 2023.
Bij beschikking van 13 december 2022 is een machtiging uithuisplaatsing bij de andere ouder met gezag (de vader) verleend voor de duur van de ondertoezichtstelling.

Het verzoek

De GI verzoekt op grond van artikel 1:265e Burgerlijk Wetboek (BW) te bepalen dat het gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de gecertificeerde instelling met betrekking tot:
- aanmelding van [minderjarige] bij een onderwijsinstelling ( [naam school] in [plaats] ) en
- het geven van toestemming voor een medische behandeling.
Uit de toelichting van de GI begrijpt de kinderrechter dit laatste verzoek zo dat het wordt beperkt tot het geven van toestemming tot de inschrijving van [minderjarige] bij de huisarts en de tandarts van de vader.
Daarnaast wordt verzocht op grond van artikel 36 lid 1 Paspoortwet vervangende toestemming te verlenen voor het verkrijgen van een Nederlands reisdocument (ID-kaart) van [minderjarige] .
Verzocht wordt de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
De GI heeft voor de verzoeken over de inschrijving bij de basisschool, huisarts en tandarts van vader, zakelijk weergegeven, het volgende naar voren gebracht.
[minderjarige] is sinds december 2022 uit huis geplaatst bij haar vader. Vader is met hulp van zijn netwerk en hulpverlening van Curess bezig om voor [minderjarige] een veilige opvoedomgeving te verzorgen. Hiervoor is nodig dat zij naar de huisarts en tandarts in de buurt kan gaan. Het lukt vader niet zelfstandig met moeder afspraken te maken over de medische zorg die [minderjarige] nodig heeft. Ook ondersteuning vanuit de GI heeft niet geleid tot een betere samenwerking tussen ouders. Moeder reageert niet op de talloze pogingen en uitnodigingen van de GI om in gesprek te gaan en reageert ook niet per mail inhoudelijk op vragen die haar gesteld worden.
Vader heeft gezocht naar een school in de buurt zodat [minderjarige] met schoolvriendjes uit de buurt kan spelen. Hij heeft een school gevonden die goed aangeschreven staat. Het neefje en nichtje van [minderjarige] gaan hier ook naar toe. De moeder is meermaals gevraagd toestemming te verlenen voor inschrijven op deze school. De jeugdbeschermer heeft de schoolgids naar moeder opgestuurd, zodat ze zich in de school kon verdiepen. Sinds januari 2023 wordt geprobeerd om met moeder in gesprek te gaan over de inschrijving op school, maar dit gesprek heeft tot op heden niet plaatsgevonden. Het is voor de ontwikkeling van [minderjarige] belangrijk dat zij tijdig op een passende school wordt ingeschreven.
Over de aanvraag van een ID-kaart voert de GI aan dat de vader graag een ID-kaart voor [minderjarige] wil aanvragen, maar hiervoor is een toestemmingsverklaring van moeder nodig, evenals een kopie van de legitimatie van moeder. Moeder weigert de toestemmings-verklaring te tekenen en geeft ook geen kopie van haar eigen legitimatie. De identiteitskaart voor [minderjarige] is nodig om haar in te kunnen schrijven voor onderwijs en zorg, tevens is deze nodig als een van de ouders met [minderjarige] naar het buitenland gaat, bijvoorbeeld op vakantie.

Het standpunt van de belanghebbenden

De vader stemt in met de verzoeken. Hij vult wat betreft de huisarts aan dat het heel onhandig is dat [minderjarige] nog staat ingeschreven in de oude woonplaats van moeder. De medische gegevens van [minderjarige] zijn daar en bij ziekenhuisbezoeken zou [minderjarige] naar een ziekenhuis in die regio moeten.
De moeder is van mening dat niet de GI de verzoeken had moeten indienen, maar dat de vader dit had moeten doen op grond van artikel 1:253a BW.
Daarnaast vindt de moeder het verzoek voor toestemming voor het aanmelden bij een onderwijsinstelling te vroeg. [minderjarige] is nog twee jaar niet leerplichtig en er is ook niet gebleken van een wachtlijst bij de betreffende school. Er is dan ook geen reden om haar nu al bij een basisschool in te schrijven. Er moet worden toegewerkt naar thuisplaatsing bij de moeder en te zijner tijd kan [minderjarige] ook bij de moeder in de woonplaats naar school gaan.
De moeder verzoekt de GI niet-ontvankelijk te verklaren in het verzoek [minderjarige] in te schrijven bij de huisarts en tandarts, nu dit niet valt onder een medische behandeling.
De moeder vindt dat het verzoek tot het verlenen van vervangende toestemming voor het verkrijgen van een ID-kaart moet worden afgewezen. [minderjarige] heeft gezien haar leeftijd geen identiteitsplicht en een ID-kaart is ook niet nodig voor een eventuele inschrijving op een school. Een geboortebewijs zou daarvoor volstaan.

Bevoegdheid van de rechtbank Gelderland

Gelet op het feit dat [minderjarige] woonachtig is bij de vader in [woonplaats] zou normaal gesproken de behandeling van de verzoeken van de GI plaatsvinden bij de rechtbank Overijssel, zeker ook gelet op het feit dat de moeder inmiddels is verhuisd van [plaats] naar [plaats] .
Na de uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de vader heeft echter, in februari 2023, nog een zitting plaatsgevonden bij de rechtbank Gelderland te Zutphen, over een verzoek van de GI tot wijziging van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken. De behandeling van dit verzoek is in februari 2023 aangehouden en wordt nu verder behandeld op de mondelinge behandeling van 23 mei 2023 bij de rechtbank Gelderland in Zutphen.
Gelet op de samenhang tussen alle verzoeken heeft afstemming plaatsgevonden tussen de rechtbank en de GI en is besloten dat de verzoeken gelijktijdig met het aangehouden verzoek over de verdeling van zorg- en opvoedingstaken, zullen worden behandeld bij de rechtbank Gelderland.

Ontvankelijkheid van de verzoeken

De kinderrechter vindt dat de GI ontvankelijk is in de verzoeken.
Had de vader de verzoeken zelf kunnen doen?
Het klopt dat de vader zelf een procedure had kunnen starten om vervangende toestemming te krijgen voor het inschrijven op school, bij de huisarts/tandarts en het verkrijgen van een identiteitsdocument. Dat maakt de GI echter niet onbevoegd om de verzoeken te doen. De GI draagt verantwoordelijkheid voor de minderjarige en moet actief handelen als dat nodig is. De kinderrechter overweegt daarnaast dat een procedure die wordt gestart door de éne ouder de bestaande onderlinge strijd (zoals ook in dit geval) ernstig kan aanwakkeren. Een GI kan dan als buffer dienen en dat is in het belang van de minderjarige.
De beoordeling van het verzoek tot inschrijving bij school, huisarts en tandarts
De kinderrechter gaat de verzoeken toewijzen en overweegt daarover het volgende.
Waar gaat [minderjarige] de komende tijd wonen?
Bij de beoordeling van de verzoeken gaat de kinderrechter er vanuit dat [minderjarige] voor langere tijd bij haar vader blijft wonen. Dit volgt uit de volgende omstandigheden.
In de eerste plaats woont [minderjarige] al bijna een half jaar bij de vader en zij ontwikkelt zich daar zichtbaar goed.
Daarnaast is op dit moment volledig onduidelijk of terugplaatsing bij de moeder tot de mogelijkheden behoort. De moeder is namelijk in maart 2023 verhuisd van [plaats] naar [plaats] . Het is niet duidelijk waarom de moeder dit heeft gedaan en wat haar verdere plannen voor de toekomst zijn.
Bovendien heeft [minderjarige] de afgelopen periode in het geheel geen omgang gehad met de moeder en het is ook onduidelijk of en wanneer deze weer gaat starten. Bij aparte beschikking is beslist dat als de omgang tussen [minderjarige] en de moeder wordt hervat, dit vooralsnog begeleid moet plaatsvinden.
Tot slot is de moeder helemaal uit contact met de huidige GI ondanks vele pogingen hiertoe. Het lukt de moeder niet in gesprek te gaan en blijven met de GI, ook niet over de omgang tussen haar en [minderjarige] . De moeder zet, vanuit haar grote wantrouwen richting de vader en de hulpverlening, steeds verder de hakken in het zand.
De kinderrechter verwacht niet dat er op korte termijn verandering komt in de situatie.
De moeder heeft wel een beginnend contact met GI in de regio waar zij nu woont, maar dit is nog heel pril. In het verleden is gebleken dat de moeder alle contact met hulpverleners verbreekt op het moment dat een andere lijn gevolgd gaat worden dan zij wil. Dit is niet hoopgevend voor de nabije toekomst.
Is inschrijving (nu)noodzakelijk om de ondertoezichtstelling goed uit te kunnen uitvoeren?
De GI baseert haar verzoeken voor inschrijving bij huisarts/tandarts op art. 1: 265e BW. [1]
Voor toewijzing van de verzoeken is het vereist dat de gedeeltelijke gezagsuitoefening noodzakelijk is in verband met de uitvoering van de ondertoezichtstelling. De kinderrechter vindt dat dit het geval is.
De mogelijkheid tot gedeeltelijke gezagsoverdracht is bedoeld om bepaalde essentiële belemmeringen voor de ontwikkeling van minderjarigen weg te nemen. Weigering van een ouder om toestemming te geven op bepaalde terreinen, zoals medische behandeling of inschrijving op een school kan zeker negatieve gevolgen hebben voor de ontwikkeling van een minderjarige. De kinderrechter licht deze mogelijk negatieve gevolgen als volgt toe.
  • School.[minderjarige] wordt 4 over ruim een half jaar. Zij is dan nog niet leerplichtig, maar bijna alle kinderen in die leeftijd zijn er dan aan toe om naar school te gaan. Er is alle reden om aan te nemen dat ook [minderjarige] aan school toe is als zij 4 wordt. Dat betekent ook dat als zij niet naar school gaat, terwijl zij daar wel aan toe is, haar ontwikkeling wordt belemmerd. Om het mogelijk te maken dat zij naar school kan als zij 4 wordt, moet zij op een school worden ingeschreven. Dit moet minimaal een aantal weken van te voren, maar bij populaire en goed aangeschreven scholen is het gebruikelijk een kind veel eerder in te schrijven om tijdig in aanmerking te komen voor een plek. De GI heeft goed gemotiveerd waarom de keuze is gemaakt voor deze school en waarom tijdig inschrijven van belang is. De school is in de buurt, staat goed aangeschreven en familie van [minderjarige] gaat er ook naar school.
  • Huisarts/tandarts.Kinderen moeten over het algemeen geregeld naar een huisarts of tandarts. Een arts kan doorgaans sneller handelen en betere medische (basis) zorg leveren als hij beschikt over het medische dossier van de patiënt. Een ouder hoeft de arts ook minder te vertellen als de voorgeschiedenis bekend is en daarmee wordt het risico op (essentiële) ontbrekende informatie verminderd. Ook heeft een arts doorgaans contacten met zorgverleners in de regio, zodat bij doorverwijzing een kind de zorg ook in de regio kan krijgen. Dit alles maakt dat inschrijving bij een huisarts/tandarts nu noodzakelijk is en alleen maar voordelen kent. [minderjarige] wordt verzekerd van tijdige, passende en kwalitatieve goede zorg.
De moeder heeft hier geen andere argumenten tegenover gesteld dat dat zij vindt dat [minderjarige] weer bij haar moet wonen. In het voorgaande is echter al aangegeven dat dit naar verwachting niet op afzienbare termijn gaat gebeuren. Daarnaast woont de moeder nu in [plaats] . Zou [minderjarige] bij haar komen wonen, dan betekent dit net zo goed dat [minderjarige] moet worden overgeschreven naar een andere huisarts/tandarts.
Is gedeeltelijke gezagsoverheveling nodig voor de inschrijving?
  • School:Voor inschrijving van een kind op school is in beginsel een handtekening nodig van slechts één ouder, tenzij de andere ouder daartegen bezwaar maakt. Het mag duidelijk zijn dat de moeder bezwaar maakt en daarmee dat gedeeltelijke gezagsoverheveling nodig is.
  • Huisarts/tandarts:Voor inschrijving bij de huisarts van een kind onder de 12 mét overdracht van het medisch dossier is door de tuchtrechter bepaald dat beide ouders met gezag hiervoor toestemming moeten geven. [2] Zolang de moeder haar toestemming weigert, kan [minderjarige] dus ook niet goed ingeschreven worden bij de huisarts. Een logische gevolgtrekking is dat voor de tandarts deze voorwaarde ook geldt.
Is inschrijving bij de huisarts/tandarts een medische behandeling?
In taalkundige zin is een inschrijving bij een huisarts of een tandarts geen medische behandeling. Bij een inschrijving kan wel gesteld worden dat een arts zich verbindt aan het geven van een medische behandeling in de toekomst aan de patiënt. [3] Een inschrijving is daarmee een noodzakelijk voorwaarde om (in geval van reguliere medische zorg) tot een goede langdurige behandelrelatie te komen en kwalitatief goede medische behandelingen te kunnen geven en ontvangen.
De kinderrechter is dan ook van oordeel dat in de situatie van [minderjarige] pas zinvolle invulling kan worden gegeven aan art. 1:265e BW (voor zover gericht op huisarts/tandarts) als een kind staat ingeschreven bij een huisarts/tandarts. Het verzoek van de GI kan daarmee onder de reikwijdte van dit artikel worden gebracht.
De kinderrechter overweegt verder dat art. 1:265h BW in dit geval minder passend is omdat dit artikel zich richt een concrete medische behandeling van een minderjarige jonger dan twaalf jaar die
noodzakelijk is om ernstig gevaar voor diens gezondheid af te wenden.Daarvan is volgens de kinderrechter geen sprake, omdat het in het geval van [minderjarige] gaat om inschrijving bij de huisarts/tandarts om reguliere medische zorg mogelijk te maken. Art. 1:265e BW is daarmee in deze omstandigheden de meest passende wettelijke grondslag voor het verzoek van de GI.
Conclusie
De kinderrechter is op grond van het voorgaande van oordeel dat het noodzakelijk is voor de uitvoering van de ondertoezichtstelling dat de gecertificeerde instelling wordt belast met het gezag over [minderjarige] met betrekking tot het geven van toestemming voor aanmelding bij een onderwijsinstelling en
inschrijvingbij de huisarts en de tandarts van de vader voor de duur van de uithuisplaatsing.

De beoordeling van het verzoek over het reisdocument

De kinderrechter is van oordeel dat [minderjarige] dient te beschikken over een geldig Nederlands identiteitsbewijs. [4] Hoewel [minderjarige] nog niet verplicht is zich te identificeren, is een identiteitsbewijs in veel gevallen nodig om voortvarend praktische zaken te kunnen regelen. Zo wordt regelmatig om een legitimatie gevraagd bij het verkrijgen van een medische behandeling bij een zorgverlener en bij vakanties in het buiteland met één van de ouders. Het hebben van een legitimatiebewijs is inmiddels het uitganspunt geworden om op eenvoudige wijze volledig te kunnen deelnemen aan de samenleving. Het enkele argument van de moeder dat een identiteitsbewijs voor [minderjarige] nu nog niet nodig is, is dan ook niet zwaarwegend genoeg.
De GI heeft de moeder al zeer vaak haar toestemming gevraagd voor de aanvraag van een identiteitskaart, maar de moeder heeft hiervoor geen toestemming verleend. De kinderrechter zal daarom aan de GI vervangende toestemming verlenen voor de aanvraag van een Nederlands identiteitsbewijs voor [minderjarige] .

De beslissing

De kinderrechter:
belast de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Gelderland gedeeltelijk met het gezag over [naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2020 te [geboorteplaats] , tot 1 september 2023 (voor de duur van de uithuisplaatsing) met betrekking tot:
- het geven van toestemming voor
inschrijvingbij de huisarts en tandarts van de vader en
- de aanmelding van [minderjarige] bij een onderwijsinstelling ( [naam school] in [plaats] );
verleent vervangende toestemming aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Gelderland voor het aanvragen van een Nederlands reisdocument (ID-kaart) voor [naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2020 te [geboorteplaats] ;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.G.J. Post, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 16 juni 2023, in aanwezigheid van mr. E.M. van Oosten-Boksem als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.

Voetnoten

1.Art. 1: 265e BW luidt (voor zover relevant) als volgt:
2.Het regionaal Tuchtcollege Den Haag, 17.07.2018, TGZRSGR:2018:104.
3.Aansluiting is gezocht bij artikel 7:446 BW.
4.Op grond van artikel 36 Paspoortwet kan bij de aanvraag van een reisdocument voor een kind dat onder toezicht is gesteld en jonger is dan zestien jaar, indien één of beide personen die het gezag over het kind uitoefenen, weigeren een verklaring van toestemming als bedoeld in artikel 34 lid 1 af te geven, in plaats van die verklaring een verklaring van toestemming van de rechter worden overgelegd. De rechter kan die verklaring afgeven op verzoek van de GI. De rechter geeft een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.