ECLI:NL:RBOVE:2025:1140

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 februari 2025
Publicatiedatum
25 februari 2025
Zaaknummer
71.099116.24, 71.330989.24
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor deelname aan criminele organisatie en drugshandel met milieuschade

Op 25 februari 2025 heeft de Rechtbank Overijssel in Zwolle uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een criminele organisatie die zich bezighield met de productie en handel in synthetische drugs, met name MDMA. De verdachte is schuldig bevonden aan meerdere feiten, waaronder deelname aan een criminele organisatie, het medeplegen van handelen in drugs en het veroorzaken van milieuschade door het opslaan van gevaarlijke chemische stoffen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 januari 2024 tot en met 22 maart 2024 samen met anderen MDMA-kristallen en MDMA-olie heeft bereid en opzettelijk aanwezig heeft gehad. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor de productie van deze drugs. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden, waarbij rekening is gehouden met de gemaakte procesafspraken tussen de officier van justitie en de verdediging. Deze afspraken waren gericht op een efficiënte afdoening van de zaak en hebben geleid tot een lagere straf dan oorspronkelijk geëist. De rechtbank heeft benadrukt dat de productie en handel in synthetische drugs ernstige gevolgen heeft voor de samenleving en het milieu, en dat de verdachte zich hiervan bewust was. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers: 71.099116.24, 71.330989.24
Datum vonnis: 25 februari 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1982 in [geboorteplaats],
wonende aan de [woonplaats],
nu verblijvende in de P.I. [locatie].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 11 februari 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. P. Susijn, advocaat in Tilburg, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging onder parketnummer 71-099116-24 als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) en voeging op de zitting van 19 november 2024 van de zaken die bij afzonderlijke dagvaardingen onder 71-099116-24 en 71-330989-24 zijn aangebracht, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
71-099116-24
feit 1:in de periode van 1 januari 2024 tot en met 22 maart 2024 heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die tot oogmerk had de productie van en/of handel in verdovende middelen;
feit 2:in de periode van 1 januari 2024 tot en met 22 maart 2024 samen met anderen MDMA-kristallen en MDMA-olie heeft bereid en/of verwerkt en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad en/of heeft vervaardigd;
feit 3: in de periode van 1 januari 2024 tot en met 22 maart 2024 samen met anderen voorbereidings- en/of bevorderingshandelingen heeft verricht gericht op het bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of invoeren van MDMA;
71-330989-24
in de periode van 1 februari 2024 tot en met 22 maart 2024 samen met anderen, synthetisch drugsafval, althans vaten met gevaarlijke chemische vloeistoffen, heeft opgeslagen en/of aanwezig heeft gehad in en/of nabij een schuur aan de [adres] te [plaats], waardoor nadelige gevolgen voor het milieu konden ontstaan of zijn ontstaan.
Voluit luidt de tenlastelegging onder parketnummer 71-099116-24 aan verdachte, dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2024 tot en met 22 maart 2024, te [plaats], gemeente Steenwijkerland, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten verdachte,
[medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3]
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, als bedoeld in:
- artikel 10, derde, vierde en vijfde lid Opiumwet, te weten het vervaardigen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig hebben van (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of
- artikel 10a, eerste lid Opiumwet, te weten het plegen van voorbereidingshandelingen zoals bedoeld in laatstgenoemd artikel;
2
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2024 tot en met 22 maart 2024, te [plaats], gemeente Steenwijkerland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in een schuur/op een perceel aan de [adres] te [plaats], meermalen, althans eenmaal (telkens)
- opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, en/of
- opzettelijk aanwezig gehad, en/of
- opzettelijk heeft vervaardigd, ongeveer 253 liter MDMA-olie en/of 190,26 kilogram MDMA-kristallen, in elk geval een (grote) hoeveelheid/hoeveelheden van (een) materia(a)Ken) bevattende 3,4-methyleendioxymethamfetamine zijnde amfetamine en/of MDMA althans (telkens) zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2024 tot en met 22 maart 2024, te [plaats], gemeente Steenwijkerland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen van een of meerdere aanzienlijke (handels)hoeveelhe(i)d(en) amfetamine en/of MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of MDMA, zijnde middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft trachten te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij en/of zijn medeverdachte (n) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s): tezamen en in vereniging met elkaar, althans ieder voor zich, (telkens) opzettelijk,
- een schuur en/of ruimte op het perceel aan de [adres] te [plaats] in gebruikgenomen en/of
- een of meerdere ruimtes ingericht als laboratorium en/of
- een grote hoeveelheid jerrycans, vaten, IBC’s en/of (andere soorten) verpakkingen met daarin grote hoeveelheden chemicaliën, grondstoffen en/of hulpstoffen voorhanden gehad, waaronder caustic soda, zoutzuur, aceton en/of PMK , en/of
- meerdere onderdelen van (een) productieopstelling(en) ten behoeve van de productie van MDMA vervoerd en/of voorhanden gehad, te weten onder andere ketels en/of koel-distilleerbuizen en/of pannen, en/of emmers en/of speciekuipen, en/of
- één of meerdere betalingen verricht ten behoeve van de aankoop van ketels
Voluit luidt de tenlastelegging onder parketnummer 71-330989-24 aan verdachte, dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 1 februari 2024 tot en met 22 maart 2024, te [plaats], gemeente Steenwijkerland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk, (een) handeling(en) met afvalstoffen heeft verricht en/of heeft nagelaten, waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededaders redelijkerwijs had(den) kunnen weten dat daardoor nadelige gevolgen voor het milieu ontstonden en/of konden ontstaan, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededaders niet aan zijn/hun verplichting heeft/hebben voldaan alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem en/of zijn mededaders konden worden gevergd, teneinde die gevolgen zoveel mogelijk te voorkomen en/of te beperken, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededaders: in een schuur en/of kelder(s) onder en/of nabij die schuur, aan de [adres] te [plaats], één of meer IBC(‘s) en/of jerrycan(s) en/of vat(en) en/of zak(ken) met afvalstoffen van een drugslaboratorium, althans vaten met chemische vloeistoffen, in ieder geval zijnde gevaarlijke stoffen, te weten aceton (UN 1090) en/of caustic soda (UN 1823) en/of methylamine in methanol (UN 1235) en/of platina-oxide (UN 1479) en/of waterstofgas (UN 1049) en/of zoutzuur (UN 1789) en/of drugsafval en/of leeg en ongereinigde verpakkingen (UN 3509), althans afval afkomstig van de vervaardiging van (synthetische) drugs, opgeslagen en/of verwerkt en/of overgeslagen en/of gestort en/of achtergelatenen/of op/in de bodem gebracht.

3.De beoordeling van de procesafspraken

Op 2 december 2024 zijn door de officier van justitie en verdachte, laatstgenoemde vertegenwoordigd door zijn raadsman, procesafspraken gemaakt. Partijen beogen tijd en strafrechtelijke capaciteit te besparen, en onzekerheden over de uitkomst van de procedure te voorkomen, door bij de start van de procedure tot afspraken te komen over de afdoening daarvan.
De rechtbank is niet betrokken geweest bij de totstandkoming van die afspraken. Het gezamenlijk voorstel voor afdoening van de zaak is aan de rechtbank voorgelegd.
Het afdoeningsvoorstel houdt in een bewezenverklaring en een strafoplegging, zoals hierna omschreven:
  • bewezen verklaard kunnen worden de ten laste gelegde feiten 1, 2 en 3 onder parketnummer 71-099116-24 en het ten laste gelegde feit onder parketnummer 71-330989-24;
  • de officier van justitie eist een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden.
Verder is in de procesafspraken overeengekomen dat:
  • alle feiten en omstandigheden uit het strafdossier zoals in de tenlastelegging vervat, onder de procesafspraak vallen;
  • de procesafspraak geen bekentenis van schuld is;
  • verdachte afziet van het indienen van onderzoekswensen;
  • door de verdediging geen bewijsverweren worden gevoerd;
  • door de verdediging en het Openbaar Ministerie geen hoger beroep wordt ingesteld indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring en strafoplegging conform de tussen de verdachte/verdediging en het Openbaar Ministerie gemaakte afspraken plaatsvindt, waarbij niet meer of minder dan 3 maanden gevangenisstraf van de eis zal worden afgeweken;
  • verdachte afstand doet van alle in beslag genomen goederen;
  • het eventueel vorderen van kostenverhaal milieuschade geen onderdeel uitmaakt van de procesafspraken.
De rechtbank heeft zich gebogen over de vraag of het mogelijk is de zaak conform de tussen de officier van justitie en de verdediging gemaakte procesafspraken af te doen. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend. Daarbij heeft de rechtbank acht geslagen op de door de Hoge Raad geformuleerde aandachtspunten die de strafrechter bij de beoordeling van procesafspraken in acht moet nemen. [1]
Tijdens de inhoudelijke behandeling zijn zowel het strafdossier als de gemaakte afspraken met verdachte besproken. Daarbij was een belangrijk element of verdachte begreep wat de gemaakte afspraken inhielden en welke gevolgen deze voor hem en zijn strafzaak hebben. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij het voorstel met zijn raadsman heeft besproken, dat hij bekend is met de inhoud van de procesafspraken en de straf die wordt voorgesteld en dat hij daarmee akkoord gaat. Verdachte begrijpt wat de consequenties zijn als de rechtbank het voorstel volgt – in het bijzonder met betrekking tot zijn verdedigingsrechten – en hij accepteert de op te leggen straf zoals die is voorgesteld. Centraal bij het onderzoek op de zitting stond de beantwoording van de vragen van artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank is van oordeel dat, rekening houdend met de hiervoor genoemde aandachtspunten, de procesafspraken recht doen aan de uitgangspunten van het Wetboek van Strafvordering en het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden en dat de belangen van zowel verdachte als de maatschappij met de procesafspraken voldoende zijn gewaarborgd.
4. De bewezenverklaring [2]
4.1
Inleiding
Verdachte is in beeld gekomen bij het opsporingsonderzoek ‘
26Trevino’. Dit onderzoek is gestart naar aanleiding van een aan het onderzoeksteam verstrekt proces-verbaal van het Team Criminele Inlichting (TCI), waarin onder meer stond dat een schuur aan de [adres] te [plaats] wordt gebruikt als productielocatie voor synthetische drugs. Middels onder andere de inzet van een politiecamera werd vanaf 14 maart 2024 zicht verkregen op de bewuste schuur. Op 22 maart 2024 werd door de politie een nader onderzoek in deze schuur ingesteld. Aldaar werd een in werking zijnde productieruimte voor het vervaardigen van MDMA aangetroffen waarbij sprake was van het op grootschalige en professionele wijze produceren van MDMA. In de schuur werden verdachten [verdachte] en [medeverdachte 2] op heterdaad aangehouden. [3]
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is voor een bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging wijst op de gemaakte procesafspraken en voert geen bewijsverweer. Verdachte betwist de feiten niet.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de onder de parketnummers 71-099116-24 en 71-330989-24 ten laste gelegde feiten heeft begaan. De overtuiging is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, waarin de redengevende feiten en omstandigheden zijn vervat. Nu de bewezenverklaring aansluit bij de bewijsmiddelen in het dossier en er geen slachtoffers bekend zijn in de zaak, ziet de rechtbank geen aanleiding op dit punt van het afdoeningsvoorstel af te wijken.
Het vonnis zal in de gevallen waarin de wet dit vereist, worden aangevuld met een bijlage met daarin de inhoud of de opgave van de bewijsmiddelen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Ten aanzien van de zaak onder parketnummer 71-099116-24 :
1
hij in de periode van 1 januari 2024 tot en met 22 maart 2024, in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2],
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, als bedoeld in:
- artikel 10, derde, vierde en vijfde lid Opiumwet, te weten het vervaardigen en bereiden en bewerken en verwerken, in elk geval telkens opzettelijk aanwezig hebben van middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en
- artikel 10a, eerste lid Opiumwet, te weten het plegen van voorbereidingshandelingen zoals bedoeld in laatstgenoemd artikel;
2
hij in de periode van 1 januari 2024 tot en met 22 maart 2024, te [plaats], gemeente Steenwijkerland, tezamen en in vereniging met anderen, in een schuur aan de [adres] te [plaats], meermalen telkens
- opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of vervaardigd, en
- opzettelijk aanwezig gehad,
ongeveer 253 liter MDMA-olie en 190,26 kilogram MDMA-kristallen, zijnde amfetamine en MDMA, zijnde middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3
hij in de periode van 1 januari 2024 tot en met 22 maart 2024 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, en/of vervaardigen van aanzienlijke handelshoeveelheden amfetamine en MDMA, zijnde middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en te bevorderen,
- zich en anderen gelegenheid en middelen tot het plegen van die feiten heeft trachten te verschaffen, en voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij en zijn medeverdachten wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit, immers hebben verdachte en zijn mededaders: tezamen en in vereniging met elkaar opzettelijk,
- een schuur op het perceel aan de [adres] te [plaats] in gebruik genomen en
- meerdere ruimtes ingericht als laboratorium en
- jerrycans, vaten, IBC’s en (andere soorten) verpakkingen met daarin hoeveelheden chemicaliën, grondstoffen en hulpstoffen voorhanden gehad, waaronder caustic soda, zoutzuur, aceton en PMK, en
- onderdelen van een productieopstelling ten behoeve van de productie van MDMA vervoerd en voorhanden gehad, te weten ketels en koel-distilleerbuizen en pannen en emmers en speciekuipen, en
- betalingen verricht ten behoeve van de aankoop van ketels.
Ten aanzien van de zaak onder parketnummer 71-330989-24:
hij in de periode van 1 februari 2024 tot en met 22 maart 2024, te [plaats], gemeente Steenwijkerland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk, handelingen met afvalstoffen heeft verricht en heeft nagelaten, waarvan hij, verdachte, en zijn mededaders redelijkerwijs hadden kunnen weten dat daardoor nadelige gevolgen voor het milieu ontstonden of konden ontstaan, terwijl hij, verdachte en zijn mededaders niet aan hun verplichting hebben voldaan alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem en zijn mededaders konden worden gevergd, teneinde die gevolgen zoveel mogelijk te voorkomen en te beperken, immers hebben hij, verdachte en zijn mededaders: in een schuur en kelder onder en nabij die schuur, aan de [adres] te [plaats], IBC‘s en jerrycans en vaten en zakken met afvalstoffen van een drugslaboratorium, zijnde gevaarlijke stoffen, te weten aceton (UN 1090) en caustic soda (UN 1823) en methylamine in methanol (UN 1235) en platina-oxide (UN 1479) en waterstofgas (UN 1049) en zoutzuur (UN 1789) en drugsafval en leeg en ongereinigde verpakkingen (UN 3509), afkomstig van de vervaardiging van (synthetische) drugs, opgeslagen en/of achtergelaten en/of op/in de bodem gebracht.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het onder 71-099116-24 bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikelen 47 Sr jo. 2, 10, 10a, 11b Opiumwet (OW) en het onder 71-330989-24 bewezen verklaarde in de artikelen 47 Sr jo. artikel 10.1 van de Wet Milieubeheer in samenhang met de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten (WED). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
71-099116-24
feit 1
het misdrijf:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, derde lid, vierde lid, vijfde lid, artikel 10a, eerste lid, van de Opiumwet;
feit 2
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder D van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3
het misdrijf:
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde/vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen/stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
71-330989-24
het misdrijf:
medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.
7. De op te leggen straf of maatregel
7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert – conform het afdoeningsvoorstel – dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging wijst op de gemaakte procesafspraken en voert geen strafmaatverweer. De verdediging verzoekt de rechtbank om bij een bewezenverklaring, de strafeis van de officier van justitie te volgen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De procesafspraken
De rechtbank heeft – zoals hiervoor is besproken – de procesafspraken op de inhoudelijke zitting uitgebreid en indringend met verdachte besproken. Daarbij zijn de vrijwilligheid van zijn deelname aan de procesafspraken en de bewustheid van verdachte van de (mogelijke) gevolgen van de afspraken concreet aan de orde geweest.
De rechtbank concludeert uit deze bespreking, dat verdachte weloverwogen en vrijwillig ervoor heeft gekozen om het advies van zijn advocaat te volgen en in te stemmen met de procesafspraken en dientengevolge de te verwachten strafeis en dat hij zich bewust is geweest van de inhoud, de procedure en de (mogelijke) gevolgen en risico’s daarvan.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met anderen bezig gehouden met het produceren van hoeveelheden synthetische harddrugs. Daarnaast heeft verdachte als medepleger voorbereidingshandelingen verricht met het oog op die productie. Verdachte heeft bijgedragen aan een georganiseerde vorm van drugscriminaliteit die in ons land grote vormen heeft aangenomen en die gepaard gaat met zware, vaak gewelddadige criminaliteit en illegale geldstromen. Criminele organisaties als deze hebben ook een ontwrichtend en ondermijnend effect op de samenleving. Het is algemeen bekend dat verdovende middelen schadelijk zijn voor de gezondheid van gebruikers en dat dit niet zelden leidt tot verslavingsproblematiek en bijkomende problemen. Dat heeft niet alleen zijn weerslag op de gebruikers zelf, maar ook op hun omgeving. Georganiseerde drugshandel ondermijnt ook de rechtsstaat. Veel van de meest ernstige strafbare feiten die gepleegd worden, hangen hiermee samen, waaronder liquidaties en de handel in wapens. Daarbij vallen ook slachtoffers die niets met de handel in drugs te maken hebben.
De productie en handel van verdovende middelen vormt bovendien een ernstige bedreiging voor natuur en milieu. De illegale productie van synthetische drugs gaat veelal gepaard met (grootschalige) afvaldumpingen. Hierdoor ontstaat er (kans op) ernstige milieuschade, zoals bodem- en waterverontreiniging.
De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij, kennelijk om op korte termijn veel geld te kunnen maken, deze negatieve gevolgen, althans de risico’s hierop, voor lief heeft genomen.
De persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft verder gelet op het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 22 november 2024. Verdachte is in het verleden eerder veroordeeld tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen wegens Opiumwetdelicten met betrekking tot synthetische drugs. Dit heeft verdachte er kennelijk niet van weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan dergelijke feiten. Ook dit neemt de rechtbank verdachte kwalijk.
Verdachte heeft op de terechtzitting naar voren gebracht dat hij een vrouw en kinderen heeft die hem nodig hebben.
De strafoplegging
Gelet op het voorgaande zou de rechtbank, evenals de officier van justitie, in beginsel een gevangenisstraf van 60 maanden passend en geboden achten. De rechtbank is van oordeel dat de procesafspraken in onderhavige zaak nopen tot een andere afweging die resulteert in een lagere straf. Zij overweegt daartoe als volgt. Een matiging van de straf in dit geval is gerechtvaardigd, omdat verdachte heeft meegewerkt aan een procedure die uiteindelijk tot efficiëntere rechtspleging heeft geleid. De verdediging heeft geen onderzoekswensen ingediend, waardoor de rechter-commissaris geen verder onderzoek heeft moeten verrichten. De behandeling van de strafzaak tijdens het onderzoek ter zitting is voortvarend verlopen, nu als gevolg van de procesafspraken geen inhoudelijke verweren zijn gevoerd. Bovendien wordt door naleving van de overeenkomst een hoger beroep voorkomen. Dit levert veel tijdswinst op en bespaart kostbare zittingscapaciteit. Naast deze proceseconomische belangen zorgt deze procedure er ook voor dat zaken eerder onherroepelijk zijn en opgelegde straffen sneller kunnen worden geëxecuteerd. De procesafspraken doen daarmee ook recht aan de belangen van de maatschappij.
De door de verdediging en de officieren van justitie overeengekomen gevangenisstraf van 40 maanden komt neer op vermindering van de straf met twintig maanden. Deze matiging is bij procesafspraken (zowel in nationaal als in internationaal verband) geen uitzondering en wordt door de rechtbank in deze zaak als een passende vorm van strafafdoening beschouwd.
De rechtbank is, alles afwegende, van oordeel dat de vrijheidsstraf die in de procesafspraken overeengekomen is onder de gegeven omstandigheden in redelijke verhouding staat tot de ernst en omvang van de feiten, alsook de rol die verdachte daarin heeft vertolkt. De rechtbank legt dan ook aan verdachte op een onvoorwaardelijke gevangenisstaf voor de duur van 40 maanden, met aftrek van de tijd die reeds in voorarrest is doorgebracht.
De tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 71-099116-24 en 71-330989-24 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
71-099116-24
feit 1
het misdrijf:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, derde lid, vierde lid, vijfde lid, artikel 10a, eerste lid, van de Opiumwet;
feit 2
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder D van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3
het misdrijf:
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde/vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen/stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
71-330989-24
het misdrijf:
medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
40 (veertig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. De Loor, voorzitter, mr. M. Melaard en mr. N.J.C. Monincx, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Drenth, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 25 februari 2025.
Buiten staat
Mr. N.J.C. Monincx is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.HR 27 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1252.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het zaaksdossier ‘Vervaardigen MDMA’ van de politie, Team Generieke Opsporing 6 (LO), met nummer LORBA24001, genaamd ‘26Trevino’ gedateerd 11 oktober 2024. Er wordt verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
3.Pagina 5, 10 en 11.