ECLI:NL:RBOVE:2024:970

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 februari 2024
Publicatiedatum
23 februari 2024
Zaaknummer
ak_23_2274
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Twenterand inzake de toekenning van een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015

In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Twenterand beoordeeld. Eiseres, een 81-jarige vrouw met verschillende fysieke klachten, woont zelfstandig in een appartement met twee slaapkamers. Het college had haar een maatwerkvoorziening toegekend voor huishoudelijke ondersteuning, maar eiseres was het niet eens met de toekenning van slechts 2 minuten per week voor het schoonmaken van de slaapkamer die zij gebruikt voor haar post en administratie. De rechtbank oordeelt dat het college ten onrechte deze kamer als niet in gebruik zijnde beschouwde en dat de motivering van het college onaanvaardbaar is. De rechtbank stelt vast dat de vraag hoe iemand zijn woning gebruikt in het kader van de Wmo 2015 een gegeven dient te zijn en dat het college niet mag treden in de persoonlijke keuze van eiseres voor de inrichting van haar woning. De rechtbank vernietigt het gedeelte van het bestreden besluit dat betrekking heeft op de toekenning van 2 minuten voor de tweede slaapkamer en kent eiseres 12 minuten extra per week toe, waardoor het totaal op 111 minuten komt. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is en dat het college het griffierecht en de proceskosten aan eiseres moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Almelo
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 23/2274

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. K. Wevers),
en

het college van burgemeester en wethouders van Twenterand (het college)

(gemachtigde: mr. K.S. Protzman).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van het college op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (WMO 2015).
1.1
Met het besluit van 24 januari 2023 heeft het college aan eiseres met ingang van
9 januari 2023 tot en met 14 januari 2029 een maatwerkvoorziening toegekend in de vorm van de basismodule huishoudelijk ondersteuning voor 97 minuten per week. De module wasverzorging is toegekend voor de periode van 21 november 2022 tot en met 8 januari 2023.
1.2
Met het bestreden besluit van 9 oktober 2023 is het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. Het college heeft 2 minuten extra tijd per week toegekend voor het incidenteel schoonmaken van één van de slaapkamers die door eiseres gebruikt wordt voor haar post en administratie.
1.3
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4
De rechtbank heeft het beroep op 6 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van het college en haar collega
[naam 1].

Totstandkoming van het besluit

2.1
Eiseres is 81 jaar en woont zelfstandig in een appartement met twee slaapkamers. Zij heeft verschillende fysieke lichamelijke klachten. In 2019 is voor het laatst een maatwerkvoorziening aan haar toegekend in de vorm van huishoudelijke hulp en wasverzorging. Op 28 september 2022 heeft eiseres met een melding verzocht om de indicatie te verlengen. Op 12 december 2022 heeft een huisbezoek plaatsgevonden en op
19 december 2022 is telefonisch met haar gesproken.
2.2
In het ondersteuningsplan is vermeld dat voor alle basistaken, behalve het opruimen en het afval opruimen, een maatwerkvoorziening nodig is. Ook is aangegeven dat eiseres op dit moment de was grotendeels zelf doet en zij (nog) geen gebruik wil maken van de was- en strijkservice. Hierdoor is de hulpvraag voor wasverzorging volgens het college opgelost. Het ondersteuningsplan is aan eiseres verstuurd. Op 12 december 2022 heeft eiseres het aanvraagformulier ondertekend. Vervolgens heeft de besluitvorming plaatsgevonden zoals vermeld onder ‘Inleiding’.

Beroepsgrond van eiseres

3.1
Eiseres is het niet eens met de urenomvang voor huishoudelijke hulp en de slechts tijdelijke toekenning van de wasverzorging. Er was 24 minuten geïndiceerd voor de wasverzorging. Dit impliceert volgens eiseres veel eigen kracht. Deze eigen kracht kan niet langer benut worden, waardoor het college haar juist niet compenseert in beperkingen in de zelfredzaamheid, maar compenseert voor beperkingen die er niet zijn. Het college handelt volgens eiseres in strijd met de WMO 2015 door haar impliciet te verbieden de was samen met de huishoudelijke hulp te doen. Ter onderbouwing van dit standpunt wijst eiseres op de Memorie van Toelichting. Eiseres betwist expliciet de aftrek van 24 minuten van de basismodule huishoudelijke ondersteuning. Volgens eiseres blijkt uit de uitspraak van 10 mei 2022 van de rechtbank Overijssel (ZWO 21/695) dat aftrek niet redelijk is gelet op de inhoud van het HHM-normenkader.
3.2
Het college heeft de normering gevolgd van het KPMG- en HHM-rapport Utrecht en het Twentse HHM-rapport. Volgens eiseres zijn deze rapporten niet objectief en onafhankelijk tot stand gekomen. Toen de Centrale Raad van Beroep (CRvB) over deze rapporten oordeelde in de uitspraken van 10 december 2018 [1] was nog niet bekend dat ambtenaren van de gemeente Utrecht vergaand betrokken zijn geweest bij de totstandkoming van het (Utrechtse) KPMG-rapport. Dit is eiseres wel duidelijk geworden uit de weigering van het college van Utrecht om het concept van dit rapport openbaar te maken. Dit gegeven, in combinatie met een rapport van prof. dr. A.C. Homan, levert volgens eiseres voldoende reden op om aan te nemen dat de totstandkoming van het oorspronkelijke KPMG-rapport en HHM-rapport Utrecht, waarop het Twente-rapport is gebaseerd, niet berust op een deugdelijke en objectieve werkmethode.
3.3
Ook stelt eiseres dat het college niet actief heeft onderzocht of de basismodule daadwerkelijk volstaat. De CRvB heeft immers ook geoordeeld dat er beïnvloedingsfactoren zijn die maken dat meer tijd nodig is. Hier is geen rekening mee gehouden. Zij heeft twee slaapkamers die dagelijks in gebruik zijn. Eén als slaapkamer en de andere kamer gebruikt zij voor haar post en administratie. Voor deze kamer is slechts 2 minuten per week toegekend. Ook is geen rekening gehouden met de extra vervuiling vanwege incontinentie.
3.4
Verder stelt eiseres dat doorverwijzing naar een was- en strijkservice onrechtmatig is, omdat het abonnementstarief daarmee wordt omzeild. Als zij haar was door de was- en strijkservice laat doen, moet zij daarvoor namelijk een eigen bijdrage betalen van € 4,50 per waszak. Volgens eiseres moeten de kosten van de algemene voorziening onder het abonnementstarief vallen omdat sprake is van een langdurige ondersteuningsaanvraag. De wasverzorging zou daarom via een maatwerkvoorziening moeten worden geregeld. Verder blijkt volgens eiseres uit de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 23 november 2017 (ECLI:NL:RBGEL:2017:6055) dat de was- en strijkservice niet kan worden gekwalificeerd als een algemene voorziening. Daarvoor is in de Verordening namelijk te weinig geregeld over de was- en strijkservice en ook is niet duidelijk wat precies de relatie is tussen de
was- en strijkservice en de gemeente. Ook heeft zij aangevoerd dat particulieren zonder Wmo-indicatie € 17,50 per waszak moeten betalen. Dat maakt volgens eiseres dat de
was- en strijkservice geen voorziening is die voor eenieder toegankelijk is, in ieder geval niet zonder voorafgaand onderzoek. De algemene voorziening heeft dan ook veel meer weg van een maatwerkvoorziening.
3.5
Eiseres is van mening dat de indicatie gebaseerd moet worden op het CIZ-protocol. Daarin staat voor het zware werk 180 minuten, voor het lichte werk 60 minuten en voor de wasverzorging 24 minuten. De totale indicatieomvang zou daarom moeten worden vastgesteld op 4 uur en 24 minuten per week.

Wettelijk kader

4.1
Op grond van artikel 2.3.2, vierde lid, van de Wmo 2015 onderzoekt het college:
de behoeften, persoonskenmerken en de voorkeuren van de cliënt;
de mogelijkheden om op eigen kracht, of met gebruikelijke hulp, zijn zelfredzaamheid te verbeteren;
de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid.
4.2
Op grond van artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015 beslist het college tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
4.3
Het college heeft het bestreden besluit mede gebaseerd op de Verordening maatschappelijke ondersteuning Twenterand 2022 en de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Twenterand 2022. De normtijden zijn gebaseerd op het rapport van Bureau HHM ‘norm huishoudelijk ondersteuning in Twente’ van 10 februari 2017.
4.4
Volgens vaste rechtspraak moet het college een stappenplan volgen wanneer een melding wordt gedaan van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning. Het college moet onderzoeken:
( a) wat de hulpvraag is;
( b) wat de beperkingen in de zelfredzaamheid en participatie zijn;
( c) wat de aard en omvang is van de gewenste en nodige maatschappelijke ondersteuning;
( d) of de nodige hulp en ondersteuning kan worden geboden door de eigen mogelijkheden, gebruikelijke hulp, mantelzorg, ondersteuning door andere personen uit het sociale netwerk en voorliggende (algemene) voorzieningen.
Beoordeling door de rechtbank
5. De rechtbank is van oordeel dat de beroepsgronden grotendeels een herhaling zijn van de bezwaargronden. Bij de motivering van het bestreden besluit is op elk van die bezwaargronden ingegaan. Daarom worden die beroepsgronden niet als gemotiveerde betwisting van het bestreden besluit aangemerkt. De rechtbank zal die beroepsgronden dan ook niet beoordelen. Dit lijdt uitzondering voor de beroepsgrond over de slaapkamer die eiseres gebruikt voor haar post en administratie.
5.1
Eiseres stelt dat het college deze kamer ten onrechte als niet in gebruik zijnde kamer beschouwt en dat ten onrechte slechts 2 minuten per week zijn toegekend. Deze beroepsgrond slaagt. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Volgens het college is niet gebleken dat er enige noodzaak is voor het gebruik van de tweede slaapkamer. Van eiseres mag verwacht worden dat zij zo efficiënt mogelijk omgaat met de ruimtes in haar woning. De persoonlijke keuze van eiseres om dit niet te doen kan er volgens het college niet toe leiden dat eiseres op kosten van de gemeente extra tijd toegekend krijgt voor het schoonmaken.
Deze motivering is onaanvaardbaar. De rechtbank is van oordeel dat de vraag hoe iemand zijn woning gebruikt dan wel inricht voor het college in het kader van de Wmo 2015 in beginsel een gegeven dient te zijn. Dat het college van eiseres (impliciet) verwacht dat zij de post en administratie dan maar in haar woonkamer doet acht de rechtbank dan ook onjuist. De rechtbank is van oordeel dat het college behoudens uitzonderingen niet mag treden in iemands persoonlijke keuze voor de woninginrichting en het gebruik daarvan.
5.2
Desgevraagd heeft de gemachtigde van het college tijdens de zitting aangegeven dat op grond van het normenkader 2017 voor een slaapkamer met bed 18 minuten per week wordt toegekend en 14 minuten per week voor een kamer zonder bed. De rechtbank is dan ook van oordeel dat eiseres recht heeft op 14 minuten per week voor het schoonmaken van de slaapkamer die zij gebruikt voor haar post en administratie. Met het bestreden besluit waren al 2 minuten toegekend (in totaal 99 minuten). Daarom bepaalt de rechtbank dat 12 minuten extra per week worden toegekend aan de basismodule huishoudelijk ondersteuning.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is gegrond, omdat het bestreden besluit in strijd is met het motiveringsbeginsel, zoals bepaald in artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit betekent dat de motivering van het college over de kamer die eiseres gebruikt voor haar post en administratie niet aan het bestreden besluit ten grondslag had mogen worden gelegd. De rechtbank vernietigt daarom dat gedeelte van het bestreden besluit.
7. De rechtbank neemt met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb zelf een beslissing over dat gedeelte. De rechtbank bepaalt dat aan eiseres voor de periode van 9 januari 2023 tot en met 14 januari 2029 een maatwerkvoorziening voor het schoonhouden van het huis wordt verstrekt van in totaal 111 minuten (99 + 12 minuten). Omdat het niet mogelijk is om ondersteuning in natura met terugwerkende kracht te ontvangen, bepaalt de rechtbank dat haar uitspraak, voor zover die in de plaats komt van het vernietigde deel van het bestreden besluit, werkt met ingang van één week na de datum van de uitspraak.
8. Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 875,- voor het indienen van het beroepschrift.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit, voor zover daarbij voor het schoonhouden van de tweede slaapkamer 2 minuten huishoudelijke hulp is geïndiceerd en toegekend, en laat dit besluit voor het overige in stand;
- voorziet zelf in de zaak zoals is overwogen in rechtsoverweging 7 en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre met ingang van één week na de datum van deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van het besluit;
- veroordeelt het college tot betaling van € 875,- aan proceskosten aan eiseres;
- bepaalt dat het college het griffierecht van 50,- aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H. Banda, rechter, in aanwezigheid van J.T. Boddeüs, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Bijvoorbeeld de uitspraak met het kenmerk: ECLI:NL:CRVB:2018:3835.