ECLI:NL:RBOVE:2024:891

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 februari 2024
Publicatiedatum
20 februari 2024
Zaaknummer
08.327883-22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in verkeerszaak wegens verontschuldigbare onmacht na verkeersongeval

Op 20 februari 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het veroorzaken van een verkeersongeval op 7 september 2022 in Tuk. De verdachte, bestuurder van een bedrijfsauto, was ten laste gelegd dat hij door zijn rijgedrag een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval had veroorzaakt, waarbij een ander, genaamd [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel had opgelopen. Tijdens de zitting op 6 februari 2024 heeft de officier van justitie de verdenking als wettig en overtuigend bewezen geacht, terwijl de verdediging aanvoerde dat de verdachte in een toestand van verontschuldigbare onmacht verkeerde ten tijde van het ongeval.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op het moment van het ongeval in een flauwe bocht naar rechts op de verkeerde weghelft terechtkwam, wat leidde tot een aanrijding met de bedrijfsauto van [slachtoffer]. De verdachte kon zich van het ongeval niets herinneren en verklaarde dat hij was weggevallen. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en getuigen in overweging genomen en geconcludeerd dat er geen aanwijzingen waren dat de verdachte onder invloed van alcohol of drugs was, en dat er geen technische gebreken aan zijn voertuig waren.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte ten tijde van het ongeval buiten zijn schuld in een toestand van bewustzijnsverlies verkeerde, waardoor hij niet in staat was om naar behoren te functioneren. Dit leidde tot de vrijspraak van de primair ten laste gelegde overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de verdachte door zijn rijgedrag gevaar en hinder op de weg heeft veroorzaakt, wat resulteerde in een bewezenverklaring van de subsidiair ten laste gelegde overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte werd ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat hem geen verwijt kon worden gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.327883-22 (P)
Datum vonnis: 20 februari 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1957 in [geboorteplaats],
wonende aan de [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
6 februari 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.M.J.A. Peters en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. A.P.E.M. Pover, advocaat in Meppel, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 7 september 2022 in Tuk als bestuurder van een bedrijfsauto een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waardoor [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen of zodanig letsel heeft opgelopen dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan (
de verdenking in de eerste plaats), dan wel dat hij door zijn rijgedrag gevaar en/of hinder op de weg heeft veroorzaakt (
de verdenking in de tweede plaats), dan wel dat hij niet zoveel mogelijk rechts heeft gehouden (
de verdenking in de derde plaats).
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 7 september 2022 te Tuk, gemeente Steenwijkerland als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto, merk
Opel Movano), komende uit de richting van Steenwijk, gaande in de richting van
Steenwijkerwold, daarmede rijdende over de weg, de Ruxveenseweg (de N334), en
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft
gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl het zicht van verdachte ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt of
gehinderd en/of
terwijl deze weg een (provinciale) N-weg was, waarbij de rijbanen van elkaar zijn
gescheiden door een dubbele doorgetrokken streep en/of
terwijl tegemoetkomend verkeer (bedrijfsauto, merk Opel Vivaro-B) reeds op korte
afstand was genaderd,
- zijn aandacht gedurende enige tijd niet, althans in onvoldoende mate, op het

overige verkeer en/of de (verkeers)situatie ter plaatse heeft gericht en/of

- in of nabij een in die weg (de Ruxveenseweg/N334) gelegen, gezien zijn,
verdachtes, rijrichting flauw naar rechts verlopende bocht, vanaf de door hem,
verdachte, bereden rijbaan van die weg niet heeft (bij)gestuurd en/of naar links is
gegaan en/of rechtdoor is gereden, waarbij hij niet het verloop van die weg/rijbaan
(de N334) heeft gevolgd en/of geheel of gedeeltelijk op de voor het
tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (de N334) is
terechtgekomen en/of
- in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet

aan zijn verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/of

- in strijd met het gestelde in artikel 76 van het voornoemd reglement de (dubbele)
doorgetrokken strepen, die zich niet langs de rand van de rijbaanverharding
bevonden, heeft overschreden en/of zich met het door hem bestuurde voertuig
geheel of gedeeltelijk links van die doorgetrokken strepen, -welke strepen op die
weg (de Ruxveenseweg/N334) waren aangebracht tussen de rijstroken, met verkeer
in beide richting-, heeft bevonden en/of
- (aldaar) is gebotst tegen, in elk geval in aanrijding is gekomen met een op die voor
het tegemoetkomende verkeer bestemde rijstrook rijdend, toen dicht genaderd
zijnde ander voertuig (bedrijfsauto, merk Opel Vivaro-B),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer])
zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit
tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is
ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 september 2022 te Tuk, gemeente Steenwijkerland als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto, merk
Opel Movano), komende uit de richting van de Steenwijk, gaande in de richting van
Steenwijkerwold, daarmede rijdende over de weg de Ruxveenseweg (de N334), en
- in of nabij een in die weg (de Ruxveenseweg/N334) gelegen, gezien zijn,
verdachtes, rijrichting flauw naar rechts verlopende bocht, vanaf de door hem,
verdachte, bereden rijbaan van die weg niet heeft (bij)gestuurd en/of naar links is
gegaan en/of rechtdoor is gereden, waarbij hij niet het verloop van die weg/rijbaan
(de N334) heeft gevolgd en/of geheel of gedeeltelijk op de voor het
tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (de N334) is
terechtgekomen en/of - in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet
aan zijn verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 76 van het voornoemd reglement de (dubbele)
doorgetrokken strepen, die zich niet langs de rand van de rijbaanverharding
bevonden, heeft overschreden en/of zich met het door hem bestuurde voertuig
geheel of gedeeltelijk links van die doorgetrokken strepen, -welke strepen op die
weg (de Ruxveenseweg/N334) waren aangebracht tussen de rijstroken, met verkeer
in beide richting-, heeft bevonden en/of
- (aldaar) is gebotst tegen, in elk geval in aanrijding is gekomen met een op die voor
het tegemoetkomende verkeer bestemde rijstrook rijdend, toen dicht genaderd
zijnde ander voertuig (bedrijfsauto, merk Opel Vivaro-B),
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 september 2022 te Tuk, gemeente Steenwijkerland als
bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto) op de voor het openbaar verkeer
openstaande weg, de Ruxveenseweg (N334), niet zoveel mogelijk rechts heeft
gehouden, waarbij letsel aan personen is ontstaan en/of schade aan goederen is
toegebracht.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt de verdenking in de eerste plaats, een overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, wettig en overtuigend bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat verdachte van de ten laste gelegde overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 moet worden vrijgesproken. Daartoe heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde verkeersongeval in de vorm van een black-out of wegraking in verontschuldigbare onmacht verkeerde, wat maakt dat dit ongeval niet aan de schuld van verdachte te wijten is. De verdenking in de tweede plaats, een overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, kan volgens de verdediging wel wettig en overtuigend worden bewezen, nu verdachte door zijn rijgedrag gevaar en/of hinder op de weg heeft veroorzaakt.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat bij de beoordeling van wat verdachte wordt verweten uit van de volgende feiten en omstandigheden. [1]
Op 7 september 2022, omstreeks 8:30 uur, rijdt verdachte bij daglicht als bestuurder van een bedrijfsauto (Opel Movano) op de Ruxveenseweg (de N334) in Tuk. Hij komt uit de richting van Steenwijk en rijdt in de richting van Steenwijkerwold. De maximumsnelheid ter plaatste bedraagt 80 kilometer per uur en de rijbaan is door middel van een dubbele doorgetrokken streep verdeeld in twee rijstroken. Het is die ochtend droog buiten. [2] Het zicht van verdachte op de weg wordt niet belemmerd. [3]
Op de Ruxveenseweg komt verdachte in een voor hem flauwe bocht naar rechts, [4] terecht op de voor het tegemoetkomende verkeer bestemde rijstrook. [5] Hier rijdt [slachtoffer] als bestuurder van een bedrijfsauto (Open Vivaro-B). Verdachte botst met de linker voorzijde van zijn bedrijfsauto tegen de linkerzijde van de bedrijfsauto van [slachtoffer], waardoor deze haaks op de rijrichting wordt geduwd en vervolgens over de kop gaat. [6]
Verdachte kan zich van het moment van het ongeval niets herinneren. Hij verklaart dat hij de bedrijfsauto van [slachtoffer] niet heeft gezien, omdat hij is weggevallen. Als verdachte uit zijn bedrijfsauto stapt, ziet hij pas wat er is gebeurd. Hij voelt zich op dat moment niet fit en duf. [7] Verdachte verklaart op de zitting van 6 februari 2024 hetzelfde. [8] Direct na het ongeval komt verdachte op getuige [getuige 1] wat wazig en afwezig over. [9]
Ten gevolge van dit verkeersongeval loopt [slachtoffer] letsel op, onder meer een schedelbreuk, een hersenkneuzing en een schouderkneuzing. [10] Ook is sprake van oogletsel. [slachtoffer] heeft sinds het ongeval met zijn rechteroog in plaats van 100 nog maar 30 procent zicht. [11]
Een overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994?
Voor een bewezenverklaring van een overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, is onder meer vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van verdachte te wijten is. Om tot dit oordeel te komen, moet op basis van de bewijsmiddelen ten minste worden vastgesteld dat verdachte in aanmerkelijke mate verwijtbaar onvoorzichtig of onoplettend heeft gereden. In zijn algemeenheid valt niet aan te geven of één verkeersovertreding daar voldoende voor kan zijn. Gelet op vaste rechtspraak van de Hoge Raad zijn verschillende factoren van belang, zoals het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan.
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat het verkeersgedrag van verdachte in beginsel is aan te merken als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend en kan leiden tot de conclusie dat het door verdachte veroorzaakte verkeersongeval aan de schuld van verdachte te wijten is. Dit kan echter anders zijn als op grond van feiten en omstandigheden aannemelijk is geworden dat niet kan worden gesproken van zodanige schuld. Dit is bijvoorbeeld aan de orde als verdachte ten tijde van het ongeval in een verontschuldigbare onmacht verkeerde. Door de verdediging is hier een beroep op gedaan.
Voor het honoreren van een beroep op verontschuldigbare onmacht is vereist dat verdachte aannemelijk maakt dat hij buiten zijn eigen schuld in een toestand is geraakt waarin hij lichamelijk of geestelijk niet in staat was naar behoren te functioneren. [12] De rechtbank is van oordeel dat in dit geval van een dergelijke toestand sprake is geweest. Hiertoe overweegt zij op basis van het procesdossier en de behandeling op de zitting het volgende.
Naar de mogelijke oorzaak en toedracht van het ongeval is door de politie onderzoek gedaan. Niet kon worden vastgesteld waarom verdachte naar links is gereden. Zo vertoonde het voertuig van verdachte geen gebreken en werd het zicht van verdachte niet belemmerd. Voorts blijkt uit onderzoek dat verdachte geen alcohol had gedronken. Evenmin is gebleken dat hij drugs en/of geneesmiddelen had gebruikt die de rijvaardigheid nadelig kunnen beïnvloeden.
Op de zitting heeft verdachte, evenals hij bij de politie direct na het ongeval heeft gedaan, verklaard dat hij zich niets kan herinneren van het moment van het ongeval, omdat hij is weggevallen. Als verdachte kort na het ongeval uit de bedrijfsauto stapt, voelt hij zich niet fit en duf. Die verklaring van verdachte vindt steun in de verklaring van getuige [getuige 1], die direct na het ongeval naar het voertuig van verdachte loopt en vindt dat verdachte wat wazig/afwezig op hem overkomt. Ook het feit dat geen van de getuigen heeft gezien dat verdachte enig corrigerende handeling heeft verricht toen de andere weghelft naderde, past bij de verklaring van verdachte.
Ter zitting heeft verdachte verder verklaard dat hij tweemaal eerder plots is weggeraakt.
Uit de door verdachte overlegde medische stukken leidt de rechtbank af dat verdachte na de laatste wegraking, in 2019, onderzocht is door een neuroloog en een cardioloog, die geen van beiden een oorzaak voor deze wegraking konden aanwijzen. Het is uit die medische stukken noch anderszins gebleken dat aan verdachte daarna is geadviseerd om geen auto meer te rijden.
De rechtbank is van oordeel dat het op basis van het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, aannemelijk is dat verdachte als gevolg van een plotseling opkomend bewustzijnsverlies met zijn bedrijfsbus op de verkeerde weghelft is terechtgekomen, waarna het verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Gelet op het plotselinge opkomen van de wegraking, was deze voor verdachte niet te voorzien. Hiermee komt de rechtbank tot de conclusie dat aannemelijk is dat verdachte ten tijde het verkeersongeval buiten zijn eigen schuld in een toestand is geraakt waarin hij lichamelijk of geestelijk niet in staat was naar behoren te functioneren. In strafrechtelijk opzicht kan verdachte dan ook geen verwijt worden gemaakt nu sprake is van verontschuldigbare onmacht. Verdachte wordt van de primair ten laste gelegde overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 vrijgesproken.
De overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994
Het voorgaande laat onverlet dat verdachte, zoals hem in de tweede plaats wordt verweten, door zijn rijgedrag gevaar en/of hinder op de weg heeft veroorzaakt. De rechtbank acht op basis van de bewijsmiddelen daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de subsidiair ten laste gelegde overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 heeft begaan.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, te weten dat:
hij op 7 september 2022 te Tuk, gemeente Steenwijkerland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto, merk Opel Movano), komende uit de richting van Steenwijk, gaande in de richting van Steenwijkerwold, daarmee rijdende over de Ruxveenseweg (de N334), in een, gezien zijn rijrichting, flauw naar rechts verlopende bocht, vanaf de door hem, bereden rijbaan van die weg, niet heeft bijgestuurd of rechtdoor is gereden, waarbij hij niet het verloop van die rijbaan heeft gevolgd en gedeeltelijk op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van de N334 is terechtgekomen, en, in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn verplichting heeft voldaan zoveel mogelijk rechts te houden, en, in strijd met het gestelde in artikel 76 van het voornoemd reglement de dubbele doorgetrokken strepen, die zich niet langs de rand van de rijbaanverharding bevonden, heeft overschreden en met het door hem bestuurde voertuig links van die doorgetrokken strepen (welke strepen op die weg (N334) waren aangebracht tussen de rijstroken, met verkeer in beide richtingen) heeft bevonden en aldaar is gebotst tegen een op die voor het tegemoetkomende verkeer bestemde rijstrook rijdende ander voertuig (bedrijfsauto, merk Opel Vivaro-B), door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt en/of het verkeer op die weg wed gehinderd.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
de overtreding:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

5.De strafbaarheid van verdachte

Gelet op wat de rechtbank hiervoor onder 3.3 heeft overwogen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte ten aanzien van de bewezen verklaarde overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 wegens de afwezigheid van alle schuld moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging. In strafrechtelijk opzicht kan verdachte immers geen verwijt worden gemaakt.

6.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte subsidiair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
strafbaarheid feit
- verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
de overtreding:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en
ontslaatverdachte daarvoor
van alle rechtsvervolging.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter, mr. S.H. Peper en
mr. J.L. Souman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.G. Drent en mr. N. Klunder, griffiers, en is in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2024.
De eerste griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie- eenheid Oost-Nederland, met proces-verbaalnummer PL0600-2022413614-1. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Een proces-verbaal verkeersongevalsanalyse van 8 november 2022, pagina’s 24 tot en met 41.
3.De verklaring van verdachte, zoals weergegeven in het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 12 september 2022, pagina’s 4 tot en met 10.
4.Een proces-verbaal verkeersongevalsanalyse van 8 november 2022, pagina’s 24 tot en met 41.
5.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2], pagina’s 13 en 14.
6.Een proces-verbaal verkeersongevalsanalyse van 8 november 2022, pagina’s 24 tot en met 41.
7.Een proces-verbaal van verhoor verdachte van 12 september 2022, pagina’s 4 tot en met 2022.
8.De verklaring van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 6 februari 2024.
9.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], pagina 19.
10.Een schriftelijk bescheid, te weten een geneeskundige verklaring van 10 november 2022, pagina 19.
11.Een proces-verbaal van verhoor slachtoffer [slachtoffer], pagina’s 11 en 12.
12.HR 1 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5822.