In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, gedateerd 19 februari 2024, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Enschede behandeld. Eiser had beroep ingesteld tegen de beëindiging van zijn benoeming als lid van de Adviescommissie Toegankelijkheid. De rechtbank beoordeelt eerst de ontvankelijkheid van het beroep, aangezien eiser zijn beroep één dag te laat had ingediend. De rechtbank volgt de lijn van eerdere uitspraken van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) en oordeelt dat de termijnoverschrijding in dit geval verschoonbaar is, gezien de omstandigheden van eiser, waaronder een telfout en een vorm van autisme die zijn functioneren beïnvloedt. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk is en gaat over tot de inhoudelijke beoordeling.
Vervolgens wordt de rechtmatigheid van het besluit van het college beoordeeld. De rechtbank stelt vast dat de beëindiging van de benoeming van eiser niet voldoende is onderbouwd. Het college heeft niet duidelijk gemaakt waarom de samenwerking met eiser niet succesvol was en heeft onvoldoende rekening gehouden met de omstandigheden van eiser, zoals zijn recente benoeming en zijn herstel na een fietsongeval. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit niet voldoet aan de eisen van zorgvuldigheid en motivering zoals gesteld in de Algemene wet bestuursrecht. Daarom wordt het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. Het college moet opnieuw op het bezwaar van eiser beslissen en het betaalde griffierecht vergoeden.