ECLI:NL:RBOVE:2024:853

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 februari 2024
Publicatiedatum
19 februari 2024
Zaaknummer
08-132503-23 en 08-274137-23 (gev.) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor poging tot doodslag en mishandeling met bijkomende maatregelen

Op 16 februari 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 36-jarige man, die zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag en mishandeling. De verdachte heeft op 28 mei 2023 in Losser, na het in trappen van de voordeur van zijn ex-partner, geweld gebruikt tegen zowel zijn ex-partner als haar nieuwe partner. Tijdens een worsteling heeft hij de nieuwe partner, [slachtoffer 1], meerdere keren met een ijzeren kachelpook geslagen en geprobeerd te wurgen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte excessief geweld heeft gebruikt, wat leidde tot ernstige verwondingen bij [slachtoffer 1]. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar, met terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met de slachtoffers en hun familie. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], voor de geleden schade door de geweldsdelicten. De rechtbank heeft de verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd, gezien zijn psychische toestand en het gebruik van middelen, en heeft de nodige maatregelen getroffen om herhaling te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08-132503-23 en 08-274137-23 (gev.) (P)
Datum vonnis: 16 februari 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1987 in [geboorteplaats 1] ,
nu verblijvende in de P.I. Zwolle in Zwolle.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 2 februari 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. I.L. Blonk en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. M.H. van der Linden, advocaat in Almelo, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de namens de benadeelde partij
[slachtoffer 1] voorgedragen slachtofferverklaring en van wat namens die benadeelde partij door mr. [naam 1] is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

In de zaak onder parketnummer 08-132503-23
De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:heeft geprobeerd [slachtoffer 1] van het leven te beroven, dan wel (subsidiair) [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht dan wel (meer subsidiair) heeft geprobeerd [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
feit 2:een ruit/raam van [slachtoffer 2] heeft vernield.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 28 mei 2023 te Losser, in elk geval in Nederland, ter uitvoering
van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van
het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer 1]
- met een ijzeren buis/staaf, althans met een (hard) voorwerp meermalen, althans
eenmaal, tegen het hoofd en/of lichaam heeft geslagen en/of
- met (de) vuist(en) meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd en/of lichaam
heeft geslagen en/of
- ( vervolgens) op die [slachtoffer 1] heeft gezeten en/of die [slachtoffer 1] op de grond
heeft gehouden en/of
- die [slachtoffer 1] gewurgd door met een ijzeren buis/staaf, althans een
(hard)voorwerp de hals en/of keel van die [slachtoffer 1] heeft dichtgedrukt en/of dicht
gehouden en/of
- de keel van de [slachtoffer 1] heeft dichtgeknepen en/of dichtgeknepen gehouden en
hierbij de woorden heeft toegevoegd “Ik maak je dood, ik maak je af”, althans
woorden van gelijke dreigende aard of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 mei 2023 te Losser, in elk geval in Nederland, aan [slachtoffer 1]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken oogkas en/of
een (zware) hersenschudding, heeft toegebracht door
- met een ijzeren buis/staaf, althans met een (hard) voorwerp meermalen, althans
eenmaal, tegen het hoofd en/of lichaam te slaan en/of
- met (de) vuist(en) meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd en/of lichaam te
slaan en/of
- ( vervolgens) op die [slachtoffer 1] is gaan zitten en/of die [slachtoffer 1] op de grond
gehouden en/of
- die [slachtoffer 1] gewurgd door met een ijzeren buis/staaf, althans een
(hard)voorwerp de hals en/of keel van die [slachtoffer 1] dicht te drukken en/of dicht
te houden en/of
- de keel van de [slachtoffer 1] dicht te knijpen en/of dicht geknepen te houden en
hierbij de woorden toe te voegen “Ik maak je dood, ik maak je af”, althans woorden
van gelijke dreigende aard of strekking;
meer subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 mei 2023 te Losser, in elk geval in Nederland, ter uitvoering
van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 1]
- met een ijzeren buis/staaf, althans met een (hard) voorwerp meermalen, althans
eenmaal, tegen het hoofd en/of lichaam heeft geslagen en/of
- met (de) vuist(en) meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd en/of lichaam
heeft geslagen en/of
- ( vervolgens) op die [slachtoffer 1] heeft gezeten en/of die [slachtoffer 1] op de grond
heeft gehouden en/of
- die [slachtoffer 1] gewurgd door met een ijzeren buis/staaf, althans een
(hard)voorwerp de hals en/of keel van die [slachtoffer 1] heeft dichtgedrukt en/of dicht gehouden en/of
- de keel van de [slachtoffer 1] heeft dichtgeknepen en/of dichtgeknepen gehouden en
hierbij de woorden heeft toegevoegd “Ik maak je dood, ik maak je af”, althans
woorden van gelijke dreigende aard of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
hij op of omstreeks 28 mei 2023 te Losser, in elk geval in Nederland, opzettelijk en
wederrechtelijk een ruit/raam, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan
[slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield,
beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
In de zaak onder parketnummer 08-274137-23
De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte [slachtoffer 2] heeft mishandeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 28 mei 2023 te Losser, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 2]
heeft mishandeld door (met kracht) met een ijzeren buis/staaf, althans met een
(hard) voorwerp meermalen, althans eenmaal, op/tegen de arm(en) en/of de romp,
althans het lichaam te slaan en/of te stompen.

3.De bewijsmotivering

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich – in overeenstemming met haar overgelegde schriftelijke requisitoir – op het standpunt gesteld dat alle aan verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Ten aanzien van de zaak onder parketnummer 08-132503-23, feit 1, stelt de officier van justitie dat het primair ten laste gelegde feit bewezen kan worden verklaard.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt, op basis van de inhoud van het dossier en van wat op de terechtzitting is besproken, de volgende feiten en omstandigheden vast.
Aangeefster [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) en verdachte zijn in 2016 gescheiden. Zij hebben samen vier kinderen. [slachtoffer 2] had ten tijde van de ten laste gelegde feiten een relatie met aangever [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ). Op 28 mei 2023 stond verdachte voor de woning van [slachtoffer 2] , gelegen aan [adres 1] . Op dat moment waren [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] en twee van de kinderen van verdachte en [slachtoffer 2] aanwezig in de woning. Verdachte verkeerde in de waan dat zijn kinderen werden misbruikt en dat aan hen drugs werden toegediend. Verdachte trapte de ruit van de voordeur in. Vervolgens ging hij door de ingetrapte ruit de woning binnen. [slachtoffer 1] had een ijzeren kachelpook vast en hij hield de tussendeur naar de woonkamer dicht. Verdachte kwam de woonkamer binnen en er ontstond een worsteling tussen hen waarbij verdachte de kachelpook van [slachtoffer 1] afpakte. Op enig moment lag [slachtoffer 1] op de grond in de bijkeuken. Verdachte zat bovenop hem waardoor [slachtoffer 1] geen kant op kon. Verdachte sloeg [slachtoffer 1] meerdere malen met de kachelpook en met zijn vuisten. Ook drukte verdachte de kachelpook over de lengte tegen de keel van [slachtoffer 1] naar beneden. Verdachte probeerde [slachtoffer 1] ook te wurgen met zijn handen. [slachtoffer 1] kreeg hierdoor geen lucht meer en maakte een gorgelend geluid. Verdachte zei daarbij: “ik maak je dood, ik maak je af.” Verdachte stopte toen [slachtoffer 2] hem op zijn rug sloeg met een honkbalknuppel om hem te laten stoppen met het geweld. Verdachte stond op en sloeg toen [slachtoffer 2] op haar arm met de kachelpook. De rechtbank stelt vast dat de kachelpook een ijzeren staaf is.
3.3.1.
In de zaak onder parketnummer 08-132503-23, feit 1
Bewijsoverweging
Bij de politie heeft de verdachte bekend dat hij [slachtoffer 1] met zijn vuisten heeft geslagen en dat hij op het hoofd van [slachtoffer 1] heeft geslagen met de kachelpook. Ook heeft hij tijdens dit verhoor bekend dat hij bovenop [slachtoffer 1] heeft gezeten, dat hij heeft geprobeerd de keel van [slachtoffer 1] dicht te knijpen en dat hij heeft gehoord dat [slachtoffer 1] een gorgelend geluid maakte. Bij de rechter-commissaris heeft verdachte vervolgens ontkend dat hij heeft geslagen met de pook en dat hij bovenop [slachtoffer 1] heeft gezeten. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij zich met betrekking tot zijn eigen aandeel in het conflict met [slachtoffer 1] weinig tot niets kan herinneren, maar dat hij zich nog wel kon herinneren dat hij en [slachtoffer 1] naast elkaar op de grond lagen en dat de pook tussen hen heen en weer werd geduwd.
De rechtbank zal verdachte houden aan zijn verklaring die hij bij de politie heeft afgelegd, nu hij deze verklaring kort na het incident heeft afgelegd. Hetgeen zich in de woning heeft voorgedaan lag op dat moment immers nog vers in zijn geheugen. Daar komt bij dat de gedetailleerde verklaringen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben afgelegd over hetgeen zich in de woning zou hebben voorgedaan in grote lijn overeenkomen met hetgeen verdachte hierover bij de politie heeft verklaard.
De rechtbank concludeert op grond van de verklaring van [slachtoffer 1] , de aangifte van [slachtoffer 2] , alsmede op grond van de verklaring van verdachte bij de politie, dat verdachte de geweldshandelingen zoals ten laste gelegd heeft begaan.
Opzet op de dood
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is of deze geweldshandelingen van verdachte een poging tot doodslag opleveren.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte excessief geweld heeft gebruikt tegen [slachtoffer 1] . Hij heeft [slachtoffer 1] meerdere keren met een zware ijzeren kachelpook van zo’n 50 centimeter met kracht op het hoofd en op het lichaam geslagen. Daarnaast heeft hij [slachtoffer 1] met deze pook en met zijn handen de keel dichtgedrukt/dichtgeknepen en dichtgehouden. [slachtoffer 1] kreeg als gevolg van het dichtknijpen geen adem meer en hij begon te gorgelen, hetgeen naar algemene ervaringsregels wijst op ademnood. Verdachte heeft daarbij de woorden “ik maak je dood, ik maak je af” toegevoegd. Het geweld werd toegepast op onder andere het hoofd en de hals. Dat zijn zeer kwetsbare lichaamsdelen. De hevigheid van het geweld wordt weerspiegeld in de aard, het aantal en de ernst van de aan [slachtoffer 1] toegebrachte letsels. Dat het niet (nog) ernstiger is afgelopen, heeft [slachtoffer 1] mogelijk te danken aan [slachtoffer 2] die hem te hulp schoot met een honkbalknuppel. Het was immers de pijn op zijn rug van een honkbalknuppel en een “raar glibberig gevoel” aan zijn handen waardoor verdachte naar eigen zeggen stopte met het geweld tegen [slachtoffer 1] en zich tegen [slachtoffer 2] keerde. Dit handelen, onder deze omstandigheden, is naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op de dood dat geen andere conclusie kan volgen dan dat verdachte daadwerkelijk de bedoeling – en daarmee vol opzet – had om [slachtoffer 1] van het leven te beroven.
De rechtbank acht daarmee de primair tenlastegelegde poging tot doodslag dan ook wettig en overtuigend bewezen.
3.3.2.
In de zaak onder parketnummer 08-132503-23, feit 2
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit op grond van de in de bewijsbijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
3.3.3.
In de zaak onder parketnummer 08-274137-23
Bewijsoverweging
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De verklaring van [slachtoffer 2] dat zij door verdachte met kracht is geslagen met een ijzeren staaf (kachelpook), staat niet op zichzelf, maar vindt op concrete onderdelen steun in de verklaring van [slachtoffer 1] , namelijk dat verdachte zich naar [slachtoffer 2] keerde nadat zij hem sloeg en in de foto’s van haar letsel. Deze foto’s zijn als bijlagen aan het verzoek tot schadevergoeding toegevoegd.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
in de zaak onder parketnummer 08-132503-23, feit 1 primair
hij op 28 mei 2023 te Losser, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer 1]
- met een ijzeren staaf, meermalen tegen het hoofd en het lichaam heeft geslagen en
- met de vuisten meermalen tegen het hoofd en het lichaam heeft geslagen en
- op die [slachtoffer 1] heeft gezeten en die [slachtoffer 1] op de grond heeft gehouden en
- die [slachtoffer 1] heeft gewurgd door met een ijzeren staaf de keel van die [slachtoffer 1] dicht te drukken en dicht te houden en
- de keel van de [slachtoffer 1] heeft dichtgeknepen en dichtgeknepen heeft gehouden en hierbij de woorden heeft toegevoegd “Ik maak je dood, ik maak je af”, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
in de zaak onder parketnummer 08-132503-23, feit 2
hij op 28 mei 2023 te Losser opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, die aan [slachtoffer 2] toebehoorde, heeft vernield;
in de zaak onder parketnummer 08-274137-23
hij op 28 mei 2023 te Losser [slachtoffer 2] heeft mishandeld door met kracht met een ijzeren staaf tegen de arm te slaan.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 287, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
in de zaak onder parketnummer 08-132503-23, feit 1 primair
het misdrijf: poging tot doodslag;
in de zaak onder parketnummer 08-132503-23, feit 2
het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
in de zaak onder parketnummer 08-274137-23
het misdrijf: mishandeling.

5.De strafbaarheid van verdachte

5.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte, in lijn met de conclusie van de psychiater in het Pro Justitia-rapport, ten aanzien van de ten laste gelegde feiten verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. De officier van justitie acht de verdachte derhalve strafbaar voor alle ten laste gelegde feiten.
5.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte ten aanzien van de ten laste gelegde feiten volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden verklaard. Zij stelt dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De raadsvrouw verwijst naar het Pro Justitia-rapport opgesteld door de psycholoog, en naar diens mededeling in het rapport dat de psychiater zich in haar bevindingen, conclusies en adviezen kon vinden.
5.3.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beoordeling of verdachte strafbaar is, heeft de rechtbank acht geslagen op de volgende rapporten:
  • het Pro Justitia-rapport van 19 september 2023, opgesteld door C.J.F. Kemperman, psychiater (hierna; de psychiater);
  • het Pro Justitia-rapport van 30 november 2023, opgesteld door M. Krops,
De psychiater heeft gerapporteerd dat bij verdachte sprake is van een waanstoornis. Verdachte was (en is) er stellig van overtuigd dat zijn kinderen misbruikt en gedrogeerd werden door zijn ex-partner en diens nieuwe partner. Het gedrag van verdachte vloeide grotendeels voort uit waanideeën. Daarnaast bestaat er een verdenking van middelenmisbruik, hetgeen door verdachte wordt ontkend. Middelengebruik leidt bij verdachte tot een versterking van de achterdochtige gedachten, psychoses en agressiviteit. De psychiater ziet een aanzienlijk verband tussen de waanstoornis van de verdachte en de ten laste gelegde feiten. Verdachte was ernstig onder invloed van waandenkbeelden en handelde daarvanuit. Echter, agressiviteit valt deels te relateren aan de persoonlijkheid van de verdachte. Het plegen van geweld was hem niet wezensvreemd. Verdachte was bovendien op de hoogte van het feit dat middelengebruik zijn psychose zou kunnen opwekken of verergeren. Dat had zijn behandelaar hem duidelijk gemaakt. Desondanks weigerde verdachte verslavingsbehandeling. De psychiater adviseert de ten laste gelegde gedragingen in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De psycholoog heeft gerapporteerd dat bij verdachte sprake is van een schizofreniespectrumstoornis en een stoornis in het (voorgeschreven) gebruik van tapentadol. De psycholoog meent, vanuit gedragsdeskundig oogpunt, een sterke mate van doorwerking te beredeneren van de geconstateerde psychopathologie van verdachte in de ten laste gelegde feiten. Naar inschatting van de psycholoog werd het denken en voelen van de verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten volledig gekleurd en ingegeven door zijn uitgebreide waansysteem met daarin onder meer paranoïde-, betrekkings- en vergiftigingswanen en geurhallucinaties, waardoor hij hevige angst ervaarde en onder invloed van tapentadol de controle over zichzelf volledig verloor. Vanuit een floride psychotisch toestandsbeeld – versterkt door middelengebruik – ontbrak het verdachte aan het vermogen tot corrigerende gedachten, kon hij de gevolgen van zijn handelen niet overzien en was hij niet in staat om zijn wil in vrijheid te bepalen. Verdachte was bekend met het feit dat het middel tapentadol was gecontra-indiceerd bij hem. De psycholoog meent echter dat de psychose van verdachte al voor het gebruik van tapentadol dusdanig sterk aanwezig was, dat er geen ruimte bestond tot het maken van een weloverwogen besluit. Een floride psychotisch toestandsbeeld, waarschijnlijk versterkt door tapentadolgebruik, is volgens de psycholoog de oorzaak geweest van de ten laste gelegde feiten. De psycholoog adviseert om de ten laste gelegde gedragingen in het geheel niet toe te rekenen aan de verdachte.
Uit het vorenstaande volgt dat onder de geraadpleegde deskundigen geen overeenstemming bestaat over de mate van toerekeningsvatbaarheid van verdachte. De psycholoog heeft in het rapport op pagina 25 onder punt 10 gerelateerd dat de zij de bevindingen, conclusies en adviezen van haar rapport heeft besproken met de psychiater en dat de psychiater zich hierin kon vinden. De rechtbank is van oordeel dat uit enkel deze mededeling van de psycholoog niet zonder meer geconcludeerd kan worden dat de psychiater deze bevindingen, conclusies en adviezen heeft overgenomen en tot de zijne heeft gemaakt. De rechtbank is met de psychiater van oordeel dat de ten laste gelegde feiten in verminderde mate aan de verdachte moeten worden toegerekend. De rechtbank wijst er in dat verband met name op dat verdachte voorafgaand aan de ten laste gelegde feiten tapentadol had ingenomen, terwijl hij bekend was met het feit dat het gebruik van dit middel voor hem gecontra-indiceerd was. De verdachte heeft ter terechtzitting zelf ook verklaard dat hem het gebruik van dit middel werd afgeraden door Mediant. Daarnaast heeft de psychiater gerapporteerd dat agressiviteit deels te relateren valt aan verdachtes persoonlijkheid, terwijl daarnaast uit het strafblad van verdachte van 23 januari 2024 blijkt, dat verdachte eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen in verband met het plegen van geweldsdelicten. Gelet op de voornoemde omstandigheden verenigt de rechtbank zich met de conclusie van het rapport van de psychiater en sluit de rechtbank aan bij het advies van de psychiater om verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
Er zijn ook overigens geen andere feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Het vorenstaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren wordt opgelegd. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd aan de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met voorwaarden op te leggen (bij een eventuele omzetting naar TBS dwangverpleging ongemaximeerd), met de voorwaarden zoals geformuleerd in het reclasseringsadvies, behoudens het contact- en locatieverbod. Het locatieverbod dient uitgebreid te worden in die zin dat verdachte zich niet binnen een straal van vijftien kilometer van de woningen van de slachtoffers mag bevinden. Het contactverbod dient uitgebreid te worden in die zin dat dit verbod ook geldt jegens de ouders en de zus van [slachtoffer 2] . De officier van justitie heeft gevorderd de dadelijke uitvoerbaarheid van de gevorderde tbs-maatregel en de daaraan verbonden voorwaarden te bevelen. De officier van justitie heeft ook gevorderd dat, voordat de TBS wordt beëindigd, een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel, als bedoeld in artikel 38z Sr, wordt opgelegd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen strafmaatverweer gevoerd, nu zij heeft gepleit tot ontslag van alle rechtsvervolging. Ten aanzien van de maatregel van een TBS met voorwaarden heeft de raadsvrouw verzocht het locatieverbod te beperken tot een straal van viereneenhalve kilometer.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en de ernst van de feiten
Verdachte heeft op 28 mei 2023 een reeks aan geweldsfeiten gepleegd. Hij is de woning van zijn ex-echtgenote [slachtoffer 2] binnengedrongen door een ruit in te trappen en door de ruit te klimmen. In de woning heeft [slachtoffer 1] nog geprobeerd zichzelf te verdedigen door een kachelpook ter hand te nemen. Verdachte heeft deze pook vervolgens afgepakt waarna hij op [slachtoffer 1] heeft ingeslagen, op hem is gaan zitten, zijn keel heeft dichtgeknepen en heeft geroepen: ‘ik maak je dood, ik maak je af.’ [slachtoffer 1] had het gevoel dat het helemaal misging en dat hij tussen ‘zes plankjes’ zou komen. Op het moment dat [slachtoffer 2] te hulp schoot, zag zij de doodsangst in de ogen van [slachtoffer 1] . Nadat [slachtoffer 2] verdachte sloeg, heeft verdachte zijn agressie op haar gericht en haar geslagen met de kachelpook. Door zijn buitengewoon agressieve en gewelddadige handelswijze heeft verdachte een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van beide slachtoffers, maar [slachtoffer 1] in het bijzonder. De foto’s van zijn letsel en de medische stukken uit het dossier illustreren de aard en intensiteit van het door verdachte op hem uitgeoefende geweld. Dat twee jonge kinderen aanwezig waren toen verdachte de woning in kwam, van wie één wegrende naar buiten, is illustrerend voor de angst en paniek die op dat moment aanwezig moeten zijn geweest. Dat [slachtoffer 1] het voorval kan navertellen is geenszins aan het handelen van de verdachte te danken. Uit de indringende slachtofferverklaring is gebleken dat het feit een groot effect op het (dagelijkse) leven van [slachtoffer 1] heeft gehad en nog steeds heeft.
Het voorgaande acht de rechtbank des te kwalijker nu de feiten in de woning van [slachtoffer 2] , een plek waar de slachtoffers zich bij uitstek veilig en onbezorgd moeten kunnen voelen, en deels in het bijzijn van twee kinderen hebben plaatsgevonden. Het moet voor hen allen een bijzonder angstige situatie zijn geweest. De rechtbank rekent dit alles de verdachte aan.
Justitiële documentatie
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 23 januari 2024. Hieruit blijkt dat verdachte eerder in aanraking met politie en justitie is gekomen voor soortgelijke strafbare feiten.
Gevangenisstraf
Vanwege de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Gelet op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder die zijn gepleegd, de persoon van verdachte en het feit dat de ten laste gelegde feiten in (sterk) verminderde mate aan de verdachte moeten worden toegerekend, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van twee jaar, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. Deze straf is lager dan door de officier van justitie is geëist, omdat de rechtbank het van belang acht dat verdachte na een niet al te lange tijd met zijn behandeling binnen een forensisch kader kan starten.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Rapportages
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank verder gelet op de hiervoor, onder het kopje strafbaarheid van de verdachte, genoemde rapportages en het maatregelrapport van de reclassering.
De psychiater heeft gerapporteerd dat het recidiverisico matig is, zolang verdachte zich houdt aan de behandelvoorschriften, in het bijzonder het nemen van medicatie en het abstinent blijven van drugs. Het recidiverisico wordt hoog wanneer verdachte ernstiger psychotisch wordt en geen medicatie neemt, maar wel drugs gebruikt. De psychiater adviseert verdachte ter stabilisatie en voortgezette behandeling op te laten nemen bij een FVK of FPC met nadien een mogelijk ambulant vervolg door een FACT-team en Tactus, waarbij het medicatiegebruik moet worden voortgezet. Verdachte dient abstinent te blijven van drugs. Dit is te waarborgen door middel van urinecontroles. Het is van belang dat verdachte geen ziekte-inzicht en ziektebesef heeft laten zien in het verleden. Als hij eenmaal psychotisch en in een waanwereld is, is hij te ver heen om nog te beseffen dat hij opgenomen moet worden en medicatie moet nemen. De ten laste gelegde feiten hebben plaatsgevonden terwijl hij onder begeleiding van Mediant was. Als de waanbeelden van verdachte ook na de klinische fase nog op de achtergrond aanwezig blijven en verergeren bij stress of bij drugsgebruik, dan is het recidivegevaar hoog. Hetgeen volgens de psychiater slechts met een forensische insteek kan worden ingeperkt. Er is dan een stevige behandeling op een hoog beveiligingsniveau nodig. De psychiater adviseert om onderzoek te doen naar de mogelijkheid om een TBS met voorwaarden op te leggen, waarbij een klinische stabilisatie, het voortgaan met anti-psychotische medicatie en het niet-gebruiken van drugs als voorwaarden gelden.
De psycholoog meent dat de voornaamste risicofactoren van verdachte liggen in de ernstige psychopathologie waartoe hij ziekte-inzicht ontbeert, de persisterende wanen ondanks ogenschijnlijke stabilisatie, zijn verslavingsproblematiek en tekortschietende copingvaardigheden op momenten dat het minder gaat met verdachte. De psycholoog acht de kans dat verdachte opnieuw handelt naar zijn waandenkbeelden hoog indien hij geen behandeling ondergaat en/of de wanen blijven voortduren, hij spanningen ervaart en weer overgaat tot middelengebruik. Afgaand op de delictsgeschiedenis van verdachte en de onderhavige ten laste gelegde feiten bestaat daarmee een hoog risico op recidive in een geweldsdelict met persoonlijk letsel van een slachtoffer. Op grond van de geconstateerde psychopathologie en middelenproblematiek bij verdachte alsmede het hoge recidiverisico op een geweldsdelict indien behandeling hiervoor uitblijft, acht de psycholoog forensische zorg geïndiceerd. De psycholoog adviseert de oplegging van een TBS met voorwaarden aan verdachte. Verdachte getuigde tijdens eerdere hulpverlenersinterventies als thans in de penitentiaire inrichting van ontvankelijkheid voor professionele hulp. Naast een intensieve behandeling en begeleiding moet er een langdurig toezichtskader komen. Verdachte kampt immers met blijvende ernstige psychopathologie. Om die reden adviseert de psycholoog om ook de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen aan de verdachte. De psycholoog schat in dat de recidiverisico’s met passende behandeling, begeleiding en een langdurig toezichtskader kunnen worden teruggedrongen naar een aanvaardbaar niveau.
Mevrouw [reclasseringswerker] , reclasseringswerker bij Reclassering Nederland heeft op
18 januari 2024 een maatregelrapport opgesteld. De reclassering schat in dat zonder passende (klinische) behandeling, de inzet van medicatie (antipsychotica) en het onthouden van de medicatie tapentadol het risico op terugval in psychotische ontregeling groot is en daarmee samenhangend eveneens het risico op recidive. De reclassering beschouwt de verdachte als ambivalent. Uit het onderzoek van de reclassering is echter gebleken dat, ondanks de ambivalente houding van verdachte ten opzichte van (klinische) behandeling, een TBS met voorwaarden haalbaar en uitvoerbaar is. In overeenstemming met de psycholoog en psychiater adviseert de reclassering een behandeltraject in de vorm van TBS met voorwaarden. De reclassering adviseert hierbij diverse voorwaarden op te leggen, waarbij wordt aangegeven dat verdachte is aangemeld bij FPK Inforsa te Amsterdam. Een opnamedatum is nog niet bekend. Daarnaast wordt geadviseerd om de voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren. De reclassering acht het noodzakelijk om aan verdachte een gedragsbeïnvloedende- en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen, zodat er bij het ten einde lopen van de TBS met voorwaarden direct gehandeld en behandeld kan worden op resterende risico’s.
TBS met voorwaarden
Gelet op de hiervoor uiteengezette adviezen is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een TBS met voorwaarden moet worden opgelegd. De rechtbank stelt vast dat aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van de maatregel is voldaan. Poging tot doodslag is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Bij verdachte bestond, blijkens de recente rapportages van de gedragsdeskundigen van verschillende disciplines, ten tijde van het plegen van het feit een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, namelijk een waanstoornis/schizofreniespectrumstoornis en een stoornis in het (voorgeschreven) gebruik van tapentadol. De veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen eisen het opleggen van de maatregel. Op basis van de hiervoor genoemde rapportages is er zonder adequate behandeling een hoog recidiverisico. Daarmee bestaat een reële kans op herhaling. Een intensieve behandeling in een gedwongen kader is noodzakelijk voor het terugdringen van het recidiverisico.
De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat de terbeschikkingstelling van verdachte dient te worden gelast en voorwaarden betreffende zijn gedrag, zoals geadviseerd door de reclassering en ter terechtzitting aangevuld door de officier van justitie, dienen te worden gesteld. Uit het dossier is gebleken dat verdachte contact heeft gezocht met de vader van [slachtoffer 2] , terwijl hij in het Huis van Bewaring verbleef. Hierin ziet de rechtbank aanleiding om het verzochte contactverbod met de naaste familieleden van [slachtoffer 2] toe te wijzen. Ook het locatieverbod, zoals gevorderd door de officier van justitie, zal worden opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat de belangen van de slachtoffers bij het locatieverbod zoals gevorderd door de officier van justitie zwaarder dienen te wegen dan het persoonlijk belang van de verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de bewezenverklaring, kwalificatie en strafmotivering, in onderling verband en samenhang bezien, sprake is van een misdrijf dat gericht was tegen of gevaar veroorzaakte voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen zoals bedoeld in artikel 38e, eerste lid Sr. Hieruit volgt dat er in de onderhavige zaak geen sprake is van een gemaximeerde TBS. De totale duur van de maatregel kan daarom - indien de TBS met voorwaarden zou worden omgezet naar TBS met verpleging van overheidswege - een periode van vier jaar te boven gaan.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Gelet op al hetgeen hiervoor reeds is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meerdere personen. De rechtbank zal derhalve bevelen dat de TBS met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is. Daarnaast acht de rechtbank het van belang de behandeling van de verdachte direct aansluitend aan zijn detentie zal aanvangen.
De gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM)
De rechtbank leidt uit de stukken over de persoon van de verdachte af dat de verdachte langdurig zorg en begeleiding nodig heeft. Mede gelet op de inschatting van de deskundigen en de reclassering is de rechtbank van oordeel dat het creëren van een mogelijkheid om de verdachte, ook na beëindiging van de tbs-maatregel, langdurig onder toezicht te stellen noodzakelijk is om het recidiverisico in de toekomst terug te kunnen dringen. De rechtbank constateert dan ook dat de oplegging van deze maatregel in het belang van de bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen is en dat daarmee aan de wettelijke voorwaarden voor oplegging van een GVM is voldaan. De rechtbank zal daarom, overeenkomstig de adviezen van de reclassering en de psycholoog, aan de verdachte een GVM als bedoeld in artikel 38z Sr opleggen.

7.De schade van benadeelden

7.1.
De vorderingen van de benadeelde partijen
[slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 86.088,61, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- verlies aan verdienvermogen ad € 71.275,31;
- huishoudelijke hulp ad € 630,00;
- verlies zelfwerkzaamheid ad € 722,13;
- medische kosten ad € 7.637,17;
- overig (zwemkosten) ad € 113,00;
- reiskosten ad € 711,00.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 5.000,00 gevorderd.
[slachtoffer 2]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.668,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de herstelkosten van de ruit voor een bedrag van € 168,00. Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 1.500,00 gevorderd.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
[slachtoffer 1]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel voor toewijzing vatbaar is.
[slachtoffer 2]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel voor toewijzing vatbaar is.
7.3
Het standpunt van de verdediging
[slachtoffer 1]
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij moet om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering.
[slachtoffer 2]
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering met betrekking tot de materiële schade afgewezen dient te worden, nu deze schadepost geen betrekking heeft op de vernielde ruit maar op het herstellen van een kleurverschil. De raadsvrouw stelt dat het bedrag van de gevorderde immateriële schade te hoog is en niet in verhouding staat tot de aangehaalde jurisprudentie.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 1]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit, onder parketnummer 08-132503-23 feit 1 primair, rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten van verlies aan verdienvermogen, huishoudelijk hulp, verlies zelfwerkzaamheid, medische kosten en zwemkosten zijn voldoende onderbouwd en door de wederpartij onvoldoende gemotiveerd betwist.
De rechtbank is van oordeel dat een deel van de gevorderde reiskosten, namelijk de reiskosten die zien op het bezoeken van de advocaat, het bijwonen van de zitting en de reiskosten alsmede de parkeerkosten die zijn gemaakt door anderen dan de benadeelde partij, geen rechtstreekse schade betreft die door het bewezenverklaarde feit is veroorzaakt. Deze reiskosten komen ook als proceskosten niet in aanmerking voor vergoeding, omdat de benadeelde partij niet in persoon, maar met een advocaat procedeert. De rechtbank verwijst naar het bepaalde in artikel 238 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in samenhang bezien met artikel 239 Sv en de jurisprudentie van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2023:414). Gelet op het vorenstaande wijst de rechtbank de vordering ten aanzien van de voornoemde gevorderde reiskosten voor dat gedeelte af.
Ten aanzien van de overige gevorderde reiskosten, te weten de reiskosten voor het bezoeken van het ziekenhuis, de tandarts en de apotheek/de huisarts, overweegt de rechtbank dat deze kosten niet als zodanig apart zijn gespecificeerd en onderbouwd, zodat die niet voor toewijzing vatbaar zijn. Hoewel niet in geschil is dat reiskosten zijn gemaakt, zal de rechtbank ook geen gebruik maken van haar bevoegdheid om de omvang van de schade op dit punt te schatten, omdat de overgelegde bewijsstukken daarvoor onvoldoende houvast geven. De rechtbank zal omdat geen onderscheid is te maken tussen de eventueel toewijsbare en zeker niet toewijsbare reiskosten deze kostenpost in zijn geheel afwijzen vanwege de ondeugdelijke onderbouwing.
[slachtoffer 2]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezen verklaarde feiten onder parketnummer 08-132503-23 feit 2 en onder parketnummer 08-274137-23 rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn onvoldoende betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 1.668,00 te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer 1]
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde feit, onder parketnummer 08-132503-23 feit 1 primair, is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 339 (driehonderdnegenendertig) dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
[slachtoffer 2]
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 26 (zesentwintig) dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 36f, 37a, 38, 38a, 38z en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer 08-132503-23 feit 1 primair, het misdrijf:
poging tot doodslag
parketnummer 08-132503-23 feit 2, het misdrijf:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
parketnummer 08-274137-23, het misdrijf:
mishandeling;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) jaren;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
t.a.v. parketnummer 08-132503-23, feit 1 primair
maatregel
- gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gestelden stelt daarbij de volgende
voorwaarden:
verdachte maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit;
verdachte werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
- verdachte meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is.
- verdachte laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van verdachte vast te stellen.
- verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden.
- verdachte helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid.
- verdachte werkt mee aan huisbezoeken.
- verdachte geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners.
- verdachte vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering.
- verdachte werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met verdachte, als dat van belang is voor het toezicht;
3. als de reclassering dat nodig vindt en verdachte daarmee instemt, kan verdachte voor een time-out worden opgenomen in een instelling te bepalen door DIZ. Deze time-out duurt totdat de reclassering of verdachte deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar;
4. verdachte gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering;
5. verdachte laat zich opnemen in FPK Inforsa of een andere zorginstelling (ook als dit
overbruggingszorg inhoudt), te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opnamedatum is op dit moment nog niet bekend. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de
behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang
gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
6. verdachte laat zich na afloop van een klinische behandeling behandelen door een forensische polikliniek, nader te bepalen door de reclassering. De behandeling start aansluitend op het afsluiten van de klinische behandeling. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
7. verdachte neemt, indien de reclassering dit nodig acht, actief deel aan de gedragsinterventie Middelengebruik of een andere gedragsinterventie die gericht is op verslaving en middelengebruik. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
8. verdachte neemt de medicatie in zoals deze wordt voorgeschreven door de behandelend arts;
9. verdachte verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering, indien dit nodig wordt bevonden. Het verblijf start aansluitend op beëindiging van de klinische behandeling. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
10. verdachte gebruikt geen drugs en alcohol en werkt mee aan controles op deze verboden (urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest)). De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte gecontroleerd wordt;
11. verdachte heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met de volgende personen:
- [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 1984 te [geboorteplaats 2] ;
- [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 3] 1987 te [geboorteplaats 3] ;
- de ouders van [slachtoffer 2] , te weten [naam 2] en [naam 3] wonende aan de [adres 2] ;
- de zus van [slachtoffer 2] , te weten [naam 4] wonende aan de [adres 3] ,
als en zolang de reclassering dit nodig acht.
12. verdachte bevindt zich niet in een straal van 15 (vijftien) kilometer in de nabijheid van de woning van de slachtoffers, te weten de woning van [slachtoffer 2] gelegen aan [adres 1] en de woning van [slachtoffer 1] gelegen aan [adres 4] , als en zolang de reclassering dit nodig acht;
12. verdachte spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk of onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur, passend bij zijn draagkracht. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
- beveelt dat deze maatregel en de bijbehorende voorwaarden
dadelijk uitvoerbaarzijn;
- legt aan de verdachte op de
maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperkingals bedoeld in artikel 38z Sr;
schadevergoeding benadeelde partij [slachtoffer 1]
-
wijstde vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
aftot een bedrag van € 711,00;
-
wijstde vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
toetot een bedrag van € 85.377,61 (bestaande uit € 80.377,61 materiële schade en € 5.000,00 immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] (parketnummer 08-132503-23 feit 1 primair): van een bedrag van € 85.377,61 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 mei 2023);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit (onder parketnummer 08-132503-23 feit 1 primair) tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 85.377,61, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 mei 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 339 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
schadevergoeding benadeelde partij [slachtoffer 2]
-
wijstde vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
toetot een bedrag van
€ 1.668,00(bestaande uit € 168,00 materiële schade en € 1.500,00 immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] (parketnummer 08-132503-23 feit 2 en parketnummer 08-274137-23): van een bedrag van € 1.668,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 mei 2023);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feiten (onder parketnummer 08-132503-23 feit 2 en onder parketnummer 08-274137-23) tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.668,00, (zegge: duizend zeshonderdachtenzestig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 mei 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 26 (zesentwintig) dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. M.A.H. Heijink en
mr. H.H. de Boef, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.M. Hoek en mr. B. Kleinlugtenbeld, griffiers, en is in het openbaar uitgesproken op 16 februari 2024.
Buiten staat
Mr. de Boef is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023236775. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Parketnummer 08-132503-23, feit 1 primair
1.
Het proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever [slachtoffer 1] van 29 mei 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever op pagina 9 e.v.:
Ik doe aangifte van zware mishandeling cq. poging doodslag, gepleegd door [verdachte] . Zondag 28 mei 2023 is het helemaal mis gegaan. Ik was bij [slachtoffer 2] blijven slapen. Rond 12.05 uur hoorde ik dat [kind 1] zei: "Papa staat voor het raam, hij moet weg." Ik hoorde dat [verdachte] het glas bij de voordeur in trapte. Ik zag toen dat [verdachte] naar binnen kwam. Ik heb toen de pook van de kachel gepakt. Hij duwde mij naar achteren richting de keuken. We waren in een worsteling. In die worsteling heeft hij de pook van de kachel afgepakt. [verdachte] zat boven op mij. Ik kon geen kant op. Hij sloeg mij met de pook meerdere malen. Ook sloeg hij mij met de vuisten. Ook heeft hij hem over de lengte tegen mijn keel gehouden en drukte de pook naar beneden. Hierdoor kon ik geen lucht meer halen. Ook heeft hij mij geprobeerd te wurgen met zijn handen om mijn keel. Ik kreeg geen lucht. Ik hoorde dat hij hierbij zei: "Ik maak je dood, Ik maak je af." Dit zei hij heel vaak. [verdachte] heeft mij over het hele lichaam geslagen. Dit heeft hij met zijn vuisten en de kachelpook gedaan. [slachtoffer 2] heeft [verdachte] met de honkbalknuppel geslagen om [verdachte] te stoppen.
2.
Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] van 28 mei 2023, in onderling verband en samenhang bezien met het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] van 29 mei 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever op pagina 29 e.v.:
Vandaag 28 mei 2023 zag ik dat [verdachte] voor het woonkamerraam stond en naar binnen keek. Ineens zag ik dat [verdachte] door het gat kroop van de ruit die hij net in had getrapt. Ik zag dat [verdachte] direct op [slachtoffer 1] afvloog. Ik ben met [kind 1] , [kind 2] naar [naam 5] en [naam 6] gerend, dit zijn de buren van [slachtoffer 1] . Ik ben toen weer naar huis gerend en ben de keuken ingegaan en ik hoorde een gorgelend geluid. Ik keek om het hoekje in de bijkeuken en ik zag dat [verdachte] bovenop [slachtoffer 1] zat. Ik zag dat [verdachte] iets op de keel van [slachtoffer 1] drukte. Ik hoorde [slachtoffer 1] gorgelen. Ik ben naar de gang gerend en heb een knuppel gepakt en heb met deze knuppel [verdachte] op de rug geslagen, meerdere keren. Ik hoorde [verdachte] schreeuwen: "ik vermoord je".
3..
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 29 mei 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte op pagina 186 e.v.:
V: Waar waren [slachtoffer 2] en de kinderen op dat moment?
A: [slachtoffer 2] en de kinderen waren op dat moment in de woonkamer, ik was met [slachtoffer 1] in de bijkeuken of de schuur. Ik weet niet hoe je dat precies noemt. Toen hij mij meermalen had geslagen met die pook heb ik mij wel verdedigd.
V: En hoe heb je dat gedaan?
A: Net mijn handen om te voorkomen dat hij mij zou raken. En ook met die pook.
V: Hoe vaak heb je [slachtoffer 1] geslagen met die pook?
A: Sowieso 1 keer.
V: Klopt het dat je uiteindelijk bovenop [slachtoffer 1] bent gaan zitten en hebt geprobeerd om
hem de keel dicht te knijpen?
A: Ja dat klopt.
V: Hoorde jij op het moment dat je [slachtoffer 1] de keel dichtkneep een gorgelend geluid?
A: Ja soms wel ja,
V: Hoe is dat letsel dan wel ontstaan?
A: Ik heb alleen met mijn vuisten geslagen. Ik heb hem wel met die pook geslagen maar
alleen op de bovenkant van zijn hoofd geloof ik. Daar zat in ieder geval nog wel
haar.
Parketnummer 08-132503-23, feit 2
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 2 februari 2024, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 28 mei 2023 (p. 31).
Parketnummer 08-274137-23
1.
Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] van 28 mei 2023, in onderling verband en samenhang bezien met het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] van 29 mei 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever op pagina 29 e.v.:
Vandaag 28 mei 2023 zag ik dat [verdachte] voor het woonkamerraam stond en naar binnen keek. Ineens zag ik dat [verdachte] door het gat kroop van de ruit die hij net in had getrapt. Ik zag dat [verdachte] opstond en zich omdraaide in mijn richting. Ik zag dat [verdachte] een slaande beweging maakte in mijn richting met de pook. Ik heb geprobeerd om deze slag af te weren met mijn arm. Dit lukte niet waardoor ik door de pook op mijn arm werd geraakt. Ik voelde pijn.
2.
Het geschrift, te weten het verzoek tot schadevergoeding, met bijlagen, van [slachtoffer 2] van 1 februari 2024, pagina 10 en 12, waarop is waargenomen een lijnvormige verwonding, met bloedvorming, ter hoogte van de linker pols.
3.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 2 februari 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Ik was op 28 mei 2023 in de woning van [slachtoffer 2] .
4.
Het proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever [slachtoffer 1] van 29 mei 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina 11:
Op een gegeven moment ging [verdachte] staan en ging hij richting [slachtoffer 2] .