In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 14 februari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee partijen, hierna te noemen [partij A] en [partij B], die samen eigenaar zijn van een woning. De partijen hebben een affectieve relatie gehad en de woning is in 2000 gezamenlijk aangeschaft. Na de beëindiging van hun relatie in februari 2001 zijn zij nog steeds gezamenlijk eigenaar van de woning. [partij A] heeft verzocht om de woning aan hem toe te delen, terwijl [partij B] heeft verzocht om de woning tegen de marktwaarde over te nemen of te verkopen. De rechtbank heeft in eerdere tussenvonnissen al enkele beslissingen genomen, waaronder de benoeming van een deskundige voor de taxatie van de woning. De deskundige heeft de marktwaarde vastgesteld op € 190.000,00.
In het eindvonnis heeft de rechtbank geoordeeld dat [partij A] de woning mag overnemen tegen de vastgestelde marktwaarde. Tevens is [partij B] verplicht om een vergoeding te betalen aan [partij A] voor de helft van de eigenaarslasten over de periode van 2001 tot en met 2022, wat neerkomt op € 117.031,78. Aan de andere kant is [partij A] verplicht om aan [partij B] een gebruiksvergoeding van € 108.550,00 te betalen, evenals de helft van de waarde van de kapitaalverzekering, wat € 10.288,28 bedraagt. De rechtbank heeft de vorderingen van beide partijen gedeeltelijk toegewezen en gedeeltelijk afgewezen, en heeft de proceskosten gecompenseerd.
De rechtbank heeft verder bepaald dat als [partij A] niet in staat is om de woning te financieren binnen een bepaalde termijn, de woning verkocht moet worden aan een derde. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van beide partijen als mede-eigenaren van de woning, inclusief de verplichtingen met betrekking tot eigenaarslasten en gebruiksvergoedingen.