ECLI:NL:RBOVE:2024:706

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 februari 2024
Publicatiedatum
12 februari 2024
Zaaknummer
08.098915.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 21-jarige man voor openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen met een steekincident als gevolg

Op 12 februari 2024 heeft de Rechtbank Overijssel in Almelo uitspraak gedaan in de zaak tegen een 21-jarige man, die zich schuldig heeft gemaakt aan openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, en een schadevergoeding van € 2.348,33 aan de benadeelde partij. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 12 maart 2022, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte geweld heeft gepleegd tegen het slachtoffer, die daarbij een steekwond in de rug opliep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweldsincident, ondanks zijn verweer dat hij handelde uit noodweer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte als eerste geweld heeft gebruikt door het slachtoffer te duwen en dat hij betrokken was bij de worsteling die volgde, waarbij de medeverdachte het slachtoffer met een mes heeft gestoken. De rechtbank heeft het beroep op noodweer verworpen, omdat de verdachte niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij zich in een noodweersituatie bevond. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de schadevergoeding is vastgesteld op € 2.348,33, inclusief materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.098915.23 (P)
Datum vonnis: 12 februari 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 2002 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 29 januari 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L. Guest en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. J.B.A. Kalk, advocaat in Enschede, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen wat namens de benadeelde partij [slachtoffer] door mr. R.W. Hoevers, advocaat te Enschede, is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 12 maart 2022 te Almelo, met een ander openlijk geweld heeft gepleegd tegen
[slachtoffer] met een steekverwonding als gevolg
(primair)dan wel dat hij [slachtoffer] heeft mishandeld
(subsidiair).
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 12 maart 2022 te Almelo
openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de Poulinkstraat, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] door:
- die [slachtoffer] een of meerdere malen (met kracht) te duwen ten gevolge waarvan deze naar achteren is gevallen en/of
- die [slachtoffer] (met kracht) vast te pakken en/of vast te houden en/of
- die [slachtoffer] een of meerdere malen te slaan en/of te stompen en/of te trappen en/of te schoppen in/op/tegen het gezicht/hoofd en/of op/tegen het lichaam en/of
- die [slachtoffer] in zijn rug ter hoogte van het linker schouderblad, althans in het lichaam, (met kracht) eenmaal te steken en/of te snijden met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp,
terwijl dit door hem gepleegde geweld enig letsel, te weten een steekverwonding in de rug ter hoogte van het linker schouderblad, althans in het lichaam, van [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 maart 2022 te Almelo [slachtoffer] heeft mishandeld door:
- die [slachtoffer] een of meerdere malen (met kracht) te duwen ten gevolge waarvan
deze naar achteren is gevallen en/of
- die [slachtoffer] (met kracht) vast te pakken en/of vast te houden en/of
- die [slachtoffer] een of meerdere malen te slaan en/of te stompen en/of te trappen
en/of te schoppen in/op/tegen het gezicht/hoofd en/of op/tegen het lichaam.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich - overeenkomstig zijn op schrift gestelde pleitnotities – ten aanzien van het primair ten laste gelegde feit op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken, omdat verdachte ervan overtuigd was dat hij in een één op één gevecht was verwikkeld met aangever. Van een mogelijke (relevante) bijdrage van een derde heeft verdachte niets meegekregen noch zijn daarover afspraken gemaakt. Het subsidiair ten laste gelegde feit kan volgens de raadsman als zodanig wel bewezen worden verklaard, maar omdat verdachte een beroep op noodweer toekomt, dient alsnog vrijspraak te volgen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of zij op basis van voldoende wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging komt dat verdachte zich het ten laste gelegde feit heeft begaan en zo ja, in welke variant. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
De feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt, op basis van de inhoud van het dossier en van wat op de terechtzitting is besproken, de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 12 maart 2022 bevonden [verdachte] (verdachte) en [medeverdachte] (medeverdachte) zich samen met getuigen [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] en [getuige 4] op het kruispunt Adadwarsstraat en Marktstraat in Almelo, komende uit het centrum van Almelo waar zij een café hadden bezocht. Verdachte en medeverdachte waren onder invloed van alcohol. De verdachten liepen samen voorop met één van de hiervoor genoemde getuigen in de richting van de Sesastraat. Kort hierachter liepen de drie andere getuigen. [slachtoffer] (aangever) liep enkele meters achter de groep in de zelfde richting over de Adadwarsstraat. Hij was op dat moment aan het bellen met zijn vriendin (getuige [getuige 5] ). Bij de parkeerplaats aan de Poulinkstraat stond de groep stil. Aangever passeerde omstreeks 04:15 uur de groep aan de linkerkant. De groep liep vervolgens verder in dezelfde richting als aangever. In de groep werd geschreeuwd. Op enig moment stonden in de Poulinkstraat beide verdachten tegenover aangever. Verdachte gaf aangever met beide handen een duw tegen de borst. Hierdoor viel aangever naar achteren. Verdachte gaf hem een vuistslag in het gezicht en liep op aangever af. Verdachte en aangever hielden elkaar vervolgens vast. Terwijl aangever met zijn hoofd voorovergebogen in worsteling is met verdachte, sloeg de medeverdachte hem tegen het lichaam. Ook schopte/trapte hij aangever een keer tegen het lichaam. De medeverdachte heeft aangever vervolgens met een mes in de rug gestoken. Als gevolg hiervan heeft aangever letsel opgelopen in de vorm van een steekwond.
Juridische overwegingen met betrekking tot openlijke geweldpleging
Een veroordeling ter zake van 'in vereniging geweld plegen' in de zin van artikel 141, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr), is aan de orde als de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld. Beoordeeld zal moeten worden of de door de verdachte geleverde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
Van nauwe en bewuste samenwerking kan echter ook sprake zijn bij een meer diffuus samenstel van uiteenlopende gerichte geweldshandelingen, dat plaatsvindt binnen een ongestructureerd, mogelijk spontaan samenwerkingsverband met een eigen – soms moeilijk doorzichtige – dynamiek (Hoge Raad 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1320).
De beoordeling
Verdachte heeft verklaard dat de aanleiding voor deze geweldshandelingen was dat aangever plotseling agressief op de groep waarin hij zich bevond kwam aflopen, tegen hem zei dat hij de meisjes mee zou nemen naar bed en dat verdachte klappen zou krijgen. Verdachte zou daarop zijn geduwd door aangever, waarop verdachte terugduwde, aangever hem sloeg en verdachte terugsloeg.
De rechtbank acht dit niet aannemelijk. Uit de bewijsmiddelen blijkt immers dat de verklaring van aangever over de aanloop van het gevecht voldoende steun vindt in de verklaringen van de getuigen [getuige 6] , [getuige 5] en het proces-verbaal van bevindingen van de camerabeelden van vóór het incident. Dat aangever voorafgaand en tijdens de confrontatie met verdachte aan het bellen was met zijn vriendin vindt steun in de door verbalisanten waargenomen camerabeelden. Daaruit blijkt ook dat de groep, met daarin verdachte en medeverdachte, stilstond, aangever bellend langsliep en die groep passeerde aan de linkerkant. De groep kwam vervolgens in beweging en liep achter aangever aan. Dit beeld, waarin aangever de groep passeert en de groep hem achterna loopt, is in tegenstrijd met de door verdachte geschetste aanloop van de gebeurtenissen.
Dat de groep luidruchtig was en schreeuwde – en niet aangever, zoals verdachte heeft verklaard – vindt verder steun in de verklaring van getuige [getuige 5] . Zij heeft verklaard dat haar gesprek met aangever om 04:14 uur begon. Zij hoorde aangever zeggen dat hij op weg naar huis was en dat hij ter hoogte van [café] liep. Dat is vlakbij de parkeerplaats aan de Poulinkstraat in Almelo. [getuige 5] hoorde vervolgens dat aangever zei dat er een ruzie was en zij hoorde hem zeggen: “Hee jongens doe eens rustig” of dergelijke woorden. Zij hoorde op de achtergrond meisjes schreeuwen. Ook de getuige [getuige 6] heeft verklaard dat hij (voornamelijk) meisjes hoorde schreeuwen.
Hoewel aangever ook geweld heeft gebruikt, volgt de rechtbank de verdediging niet in het standpunt dat verdachte geen openlijk geweld heeft gepleegd tegen aangever. Verdachte zag kennelijk aanleiding om welbewust de confrontatie met aangever op te zoeken door hem eerst achterna te lopen, terwijl de groep waarin hij zich bevond eerst stilstond toen aangever deze passeerde. Verdachte en medeverdachte verplaatsten zich aldus gezamenlijk in de groep. Beide verdachten stonden daarop voor aangever. Verdachte gaf aangever met beide handen een duw tegen de borst, waardoor aangever naar achteren viel. Ook heeft verdachte aangever een vuistslag gegeven in het gezicht, aangever gestompt en aangever vastgepakt. Getuige [getuige 6] zag twee jongens worstelen, duwen en trekken, en een jongen die er een beetje bij stond, eromheen te dansen alsof hij klappen wou uitdelen. De rechtbank stelt vast dat dit de medeverdachte is geweest. Dit kan verdachte, gegeven zijn betrokkenheid en nabijheid bij het conflict, niet zijn ontgaan. Nadat de medeverdachte aangever had gestoken met een mes, renden zowel verdachte als de medeverdachte weg.
Uit de hiervoor weergegeven feitelijke gang van zaken volgt dat verdachte en de medeverdachte voor, tijdens en na het geweldsincident zich steeds als duo hebben gemanifesteerd en dat zij gezamenlijk hebben opgetrokken en daarbij geweld gebruikten. Niet alleen kan hieruit worden afgeleid dat verdachte op de hoogte was van het door de medeverdachte gebruikte geweld tegen aangever en dat hij zich hiervan niet heeft gedistantieerd, maar ook dat het niet om meerdere losstaande geweldsincidenten ging die onafhankelijk van elkaar en toevallig tegelijk plaatsvonden, maar om één geweldsincident, uitgevoerd door verdachte en zijn medeverdachte. Zij leverden hiermee over en weer een significante en wezenlijke bijdrage aan de geweldshandelingen.
Nu het geweld bovendien plaatsvond in een openbaar gebied, namelijk een voor een ieder toegankelijke straat in een woonwijk, en waarneembaar was voor publiek, is sprake geweest van openlijke geweldpleging. De rechtbank is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan.
Verdachte zal worden vrijgesproken van de ten laste gelegde strafverzwarende omstandigheid omdat uit de inhoud van de bewijsmiddelen volgt dat niet verdachte, maar de medeverdachte aangever met een mes in de rug heeft gestoken.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 12 maart 2022 te Almelo openlijk, te weten op de openbare weg, de Poulinkstraat, een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] door:
- die [slachtoffer] eenmaal met kracht te duwen ten gevolge waarvan deze naar achteren is gevallen en
- die [slachtoffer] met kracht vast te pakken en vast te houden en
- die [slachtoffer] meerdere malen te slaan en te stompen en te trappen of te schoppen tegen het gezicht/hoofd en/of tegen het lichaam en
- die [slachtoffer] in zijn rug ter hoogte van het linker schouderblad met kracht eenmaal te steken met een mes.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat een beroep op noodweer niet kan slagen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte een beroep op noodweer toekomt en dat hij (bij een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit) dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat aangever de confrontatie heeft opgezocht en dat aangever verdachte als eerste een duw heeft gegeven. Verdachte heeft aangever daarop een duw terug gegeven en is weggelopen. Aangever heeft verdachte vervolgens van achteren aangevallen en hem een klap gegeven. Tegen deze wederrechtelijke aanval mocht verdachte zich verdedigen. Aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit is voldaan.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat een beroep op noodweer kan worden gehonoreerd indien aannemelijk is geworden dat het handelen van de verdachte was geboden door de noodzakelijke verdediging van verdachtes of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, waar onder omstandigheden mede is begrepen een onmiddellijk dreigend gevaar voor zodanige aanranding.
Volgens vaste rechtspraak kan een beroep op noodweer niet worden aanvaard als de gedraging van degene die zich daarop beroept, noch op grond van zijn bedoeling noch op grond van de uiterlijke verschijningsvorm van de gedraging kan worden aangemerkt als verdedigend, maar – naar de kern bezien – als aanvallend, bijvoorbeeld gericht op een confrontatie of deelneming aan een gevecht.
Uit de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden volgt dat verdachte en aangever verwikkeld zijn geraakt in een gevecht, waarbij over en weer werd getrokken en geduwd en slaande bewegingen werden gemaakt. Verdachte heeft als agressor als eerste geweld gebruikt door aangever te duwen. Gelet hierop is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden dat de verdachte zich in een noodweersituatie heeft bevonden. Het is namelijk niet aannemelijk geworden dat aangever de agressor was of dat zich gaandeweg de confrontatie een noodweersituatie voor verdachte heeft ontwikkeld. Bovendien is de rechtbank van oordeel dat het handelen van de verdachte als aanvallend moet worden gezien. Daar komt nog bij dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij een andere mogelijkheid had, namelijk weglopen, maar dat hij zich niet zomaar laat slaan.
De rechtbank verwerpt om deze redenen het beroep op noodweer. Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 141 Sr. Het bewezenverklaarde levert op:
primair, het misdrijf:
het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte feit te veroordelen tot het verrichten van een taakstraf voor de duur van 150 uren waarvan 60 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft een strafmaatverweer gevoerd ertoe strekkende dat oplegging van een geldboete of een taakstraf van maximaal 30 uren op zijn plaats is gelet op het nagenoeg blanco strafblad van verdachte en omdat verdachte bij defensie wil gaan werken. Voor het verkrijgen van een verklaring omtrent het gedrag (VOG) hanteert defensie maximaal 30 uren taakstraf als grens.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en de ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging in vereniging. Het geweld vond op straat plaats in de binnenstad van Almelo en bestond onder meer uit duwen, vastpakken, vasthouden, slaan, stompen, schoppen/trappen en steken met een mes in de rug van het slachtoffer. Verdachte heeft het slachtoffer geduwd en hem een vuistslag in het gezicht gegeven. Daarnaast heeft hij het slachtoffer vastgepakt en vastgehouden waarna er een worsteling is ontstaan. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij op deze manier een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het openlijk geweld. Tijdens de worsteling is het slachtoffer door de medeverdachte in de rug gestoken. De openlijke geweldpleging heeft grote impact gehad op het slachtoffer en zijn omgeving. Openlijk geweld in vereniging leidt ook in de samenleving tot gevoelens van angst en onveiligheid en kan er bovendien toe leiden dat burgers anderen niet meer durven aan te spreken op hun laakbare gedrag uit angst om zelf slachtoffer te worden. De rechtbank rekent dit verdachte in ernstige mate aan.
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 3 januari 2024 op naam van verdachte, waaruit blijkt dat hij in 2022 een strafbeschikking heeft gekregen wegens rijden zonder rijbewijs.
Leger des Heils, Jeugdbescherming en Reclassering (hierna: de reclassering) heeft een rapport over verdachte opgemaakt, gedateerd 22 november 2023. Uit het rapport blijkt dat de verdachte voldoende beschermende factoren heeft, waaronder huisvesting, dagbesteding, financiën en de relatie met partner en zijn gezin. Gezien het gebrek aan duidelijke risicofactoren die verband houden met de verdenking, het beknopte delictverleden en de houding van verdachte ziet de reclassering geen meerwaarde in het opleggen van bijzondere voorwaarden bij een eventueel deels voorwaardelijke straf. Het risico op recidive en het risico op letsel wordt ingeschat als gemiddeld. Het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als hoog. De reclassering adviseert het volwassenenstrafrecht toe te passen.
Er zijn geen contra-indicaties voor het opleggen van een werkstraf.
De strafoplegging
De rechtbank heeft voor het bepalen van de strafmaat aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor het openlijk geweld plegen tegen personen zonder lichamelijk letsel (van de strafverzwarende omstandigheid spreekt de rechtbank verdachte vrij) wordt een taakstraf voor de duur van 120 uren als uitgangspunt genomen.
De rechtbank vindt het gemak waarmee verdachte, gesteund door de groep, onder invloed van drank, is overgegaan tot het plegen van openlijk geweld zorgelijk. De rechtbank rekent dit in strafverzwarende zin mee. De rechtbank kan zich geen beeld vormen over de kans op herhaling van dergelijk geweld door verdachte, mede omdat verdachte, tegen beter weten in, blijft volhouden dat hij en de medeverdachte door het slachtoffer zijn aangevallen, nadat zij door hem waren uitgescholden en dat het normaal is om iemand te slaan als je zelf wordt geslagen. Daarmee toont verdachte aan dat hij geen enkel inzicht heeft in het strafbare van zijn handelen. Het risico op recidive en het risico op letsel wordt door de reclassering ingeschat als gemiddeld. De rechtbank zal verdachte daarom een deels voorwaardelijke straf opleggen. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er toe om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw soortgelijke strafbare feiten te plegen. De rechtbank houdt bij het bepalen van de aard en de hoogte van de straf in het voordeel van verdachte rekening met de omstandigheid dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld en dat hij zijn leven op de rit lijkt te hebben. Verdachte heeft twee dagen in voorlopige hechtenis doorgebracht. Deze zullen in mindering worden gebracht op het totaal van de op te leggen straf.
De rechtbank vindt de door de officier van justitie gevorderde straf te hoog. De rechtbank ziet echter gezien de ernst van het feit geen aanleiding de straf ten opzichte van het LOVS uitgangspunt te matigen, zoals door de raadsman is verzocht. Anders dan door de officier van justitie gevorderd zal de rechtbank aan het voorwaardelijk deel van de straf een proeftijd voor de duur van drie jaren opleggen.
Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 120 uren - bij niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 60 dagen hechtenis - waarvan 60 uren voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering is doorgebracht, passend en geboden.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte en medeverdachte hoofdelijk te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 3.221,30, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan, te weten 12 maart 2022. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- jas € 267,97;
- broek € 50,00;
- hemd € 60,00;
- t-shirt € 10,00;
- eigen risico € 298,33.
Ter vergoeding van proceskosten (reiskosten gesprek officier van justitie) wordt een bedrag van € 35,00 gevorderd. Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 2.500,00 gevorderd.
De vordering is ter terechtzitting nader toegelicht door de raadsman van de benadeelde partij.
De raadsman heeft ter terechtzitting een rekeningspecificatie afkomstig van de ziektekostenverzekeraar van 24 april 2022 voorgelezen. Hieruit volgt dat de benadeelde partij de kosten voor het ambulancevervoer vanuit het eigen risico heeft moeten betalen tot een bedrag van € 298,33.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij integraal kan worden toegewezen, maar alleen in de zaak van de medeverdachte, omdat de gevorderde schadevergoeding verband houdt met de steekwond die door de medeverdachte is toegebracht.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich – overeenkomstig zijn op schrift gestelde pleidooi – primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, gelet op de door hem gevoerde verweren. Subsidiair is door hem aangevoerd dat de vordering ten aanzien van de kleding dient te worden afgewezen, dan wel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Als de rechtbank gebruik maakt van haar schattingsbevoegdheid dan verzoekt de raadsman om maximaal € 120,00 voor de jas en het overhemd toe te kennen. Ten aanzien van de gevorderde vergoeding van het eigen risico dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard. Ten aanzien van de immateriële schadevergoeding acht de raadsman geen, dan wel een fors lagere immateriële schadevergoeding passend.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
Kleding
De opgevoerde schadepost ten aanzien van de kleding is betwist. Deze post is onvoldoende onderbouwd. Dat neemt niet weg dat wel is komen vast te staan dat de benadeelde partij schade heeft geleden, aangezien de kleding die hij droeg op 12 maart 2022 beschadigd is dan wel doordrenkt is geraakt met bloed. De exacte omvang van de schade staat niet vast. De rechtbank zal daarom gebruik maken van haar bevoegdheid om de omvang van de schade te schatten. De rechtbank stelt de omvang van de schade vast op € 250,00. De rechtbank zal het gevorderde daarom deels toewijzen tot dit bedrag.
De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van de kleding voor het meer of anders gevorderde niet-ontvankelijk verklaren.
Eigen risico
Tussen partijen is niet in geschil dat de benadeelde partij op 12 maart 2022 naar het Medisch Spectrum Twente in Almelo is vervoerd met een ambulance. Met de onderbouwing door de raadsman van de benadeelde partij ter terechtzitting is de opgevoerde schade voldoende komen vast te staan. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van
€ 298,33.
Proceskosten
Ter vergoeding van proceskosten (reiskosten gesprek officier van justitie) wordt een bedrag van € 35,00 gevorderd.
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij met een gemachtigde (advocaat) procedeert. Het wettelijk stelsel biedt in dat geval geen ruimte voor vergoeding van deze kosten. De rechtbank verwijst naar het arrest van de Hoge Raad van 28 maart 2023 (ECLI:NL:HR:2023:414) en zal de vordering voor dit deel afwijzen.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft lichamelijk letsel opgelopen. De rechtbank neemt voor de vaststelling van deze schade de letsellijst van het Schadefonds Geweldsmisdrijven en uitspraken in min of meer vergelijkbare zaken als uitgangspunt. De rechtbank zal de omvang van de immateriële schade naar maatstaven van billijkheid vaststellen op € 1.800,00.
De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade voor dat deel toewijzen. De rechtbank zal de benadeelde partij in de vordering voor het meer of anders gevorderde niet-ontvankelijk verklaren.
Wettelijke rente
De vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen tot een totaalbedrag van € 2.348,33 te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan, te weten 12 maart 2022.
Hoofdelijke aansprakelijkheid
Verdachte is voor de gehele schade naar burgerlijk recht met medeverdachte [medeverdachte] hoofdelijk aansprakelijk. Als één verdachte aan zijn betalingsverplichting voldoet, is de andere verdachte van zijn betalingsverplichting bevrijd.
De rechtbank verwijst naar artikel 6:166 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) waarin is bepaald dat indien één van tot een groep behorende personen onrechtmatig schade toebrengt en de kans op het aldus toebrengen van schade deze personen had behoren te weerhouden van hun gedragingen in groepsverband, zij hoofdelijk aansprakelijk zijn indien deze gedragingen hun kunnen worden toegerekend.
Als gevolg van deze wettelijke bepaling is het voor de aansprakelijkheid niet nodig dat er een causaal verband bestaat tussen de individuele gedragingen van het aangesproken groepslid en de schade. Het feit dat verdachte wordt vrijgesproken van de ten laste gelegde strafverzwarende omstandigheid, omdat niet hij, maar de medeverdachte aangever heeft gestoken, staat daarom niet in de weg aan de toepassing van artikel 6:166 BW. Verdachte is desondanks civielrechtelijk aansprakelijk voor de schade die de benadeelde partij heeft geleden.
De kans op het toebrengen van schade gedurende de worsteling met aangever, met inbegrip van de kans op het ontstaan van letsel in de vorm van een steekwond, was aanwezig. De kans op het aldus toebrengen van schade had verdachte behoren te weerhouden van zijn gedragingen in groepsverband. De schade die de benadeelde partij heeft geleden kan verdachte daarom worden toegerekend.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met
33 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair, het misdrijf:openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
120 (honderd twintig) uren;
- bepaalt dat van deze taakstraf een gedeelte van
60 (zestig) uren niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
- beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste zestig dagen doorgebracht in verzekering of voorlopige hechtenis, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 2.348,33 (bestaande uit € 548,33 materiële schade en € 1.800,00 immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 2.348,33, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 maart 2022 met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 2.348,33 (zegge: tweeduizend driehonderdvierentachtig euro en drieëndertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 maart 2022 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat
gijzeling voor de duur van 33 dagenkan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- wijst af de vordering van de benadeelde partij af voor wat betreft de gevorderde proceskosten van € 35,00;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het meer of anders gevorderde niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door H.H. de Boef, voorzitter, mr. J. Wentink en
mr. P.A.M. Miltenburg, rechters, in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2024.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023116479 van 20 april 2023. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 29 januari 2024, voor zover inhoudende als de verklaring van verdachte:
Op 12 maart 2022 liep ik samen met mijn neef [medeverdachte] in de binnenstad in Almelo. Er waren vier meisjes bij ons. Wij liepen over straat langs café [café] in de richting van de Sesastraat, bij de parkeerplaats Sesastraat/Poulinkstraat. Aangever kwam aangelopen.
Ik kreeg een duw. Ik heb hem terug geduwd. Ik draaide mij om en ik kreeg van hem een klap in mijn gezicht. Ik sloeg hem met mijn vuist in zijn gezicht. Ik pakte hem vast. Ik had hem vast en hij had mij vast. Het was worstelen, knuffelen.
2.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , pagina’s 155 tot en met 156, zakelijk weergegeven:
Op 12 maart 2022 was ik met [verdachte] en vier meiden. Wij hebben ruzie gekregen. [verdachte] en die jongen waren met elkaar aan het worstelen en hielden elkaar vast. Ik stond er bijna naast en ben de jongen gaan schoppen en slaan.
3.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , pagina 14 en 15:
Ik liep vandaag
[12 maart 2022], omstreeks 04:15 uur, vanuit de binnenstad van Almelo naar de Swanehof [huisnummer] te Almelo. Ik liep langs café [café] en in de richting van de Sesastraat. Op de parkeerplaats Sesastraat/Poulinkstraat zag ik een groep van vier jonge meiden en twee jonge jongens. Ik riep in de richting van dat groepje. De twee jongens kwamen op mij aflopen en wij kregen woorden met elkaar. Die twee jongens en ik kwamen in een soort duw en trekwerk terecht. Ik had een van die jongens vast en dus voor mij. Ik duwde deze jongen weg en op dat moment voelde ik pijn in mijn linkerschouder. Ik draaide mij om en de beide jongens renden weg.
4.
Het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] , pagina 18 tot en met 26, zakelijk weergegeven:
Ik liep al bellend met mijn vriendin [getuige 5] in de richting van de Swanehof. Ik zie in mijn telefoon dat ik van 04:14 uur aan het bellen ben met mijn vriendin. Vlak voor de Sesastraat aan de linkerzijde van de weg op de parkeerplaatsen zag ik een groepje staan. Ik liep al bellend langs. Zij waren aan het schreeuwen. Ik riep dat het geschreeuw nergens voor nodig was. Daar werd niet goed op gereageerd. Ik zag de twee jongens tegenover mij staan. Ik zag en voelde dat een van die jongens mij een duw gaf. Hij duwde mij kracht met twee handen tegen mijn borst. Ik viel toen naar achteren, die jongen liep op mij in. In die beweging heb ik hem vastgegrepen. Toen ik hem vast had, stond ik voorovergebogen. Ik zag toen dat de jongen die ik niet vasthad wegrende. Ik zag dat de jongen die wegrende een klein mesje in een van zijn handen had. Toen ze weg waren voelde ik dat mijn rug nat werd. Het bleek dat ik in mijn schouder was gestoken.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen (uitkijken camerabeelden), pagina 113, zakelijk weergegeven:
Op 6 september 2022 bekeek ik de beelden van stadstoezicht Almelo. De beelden zijn in de nacht van 11 maart 2022 en 12 maart 2022 opgenomen op de kruising Adastraat en marktstraat in Almelo. Op de beelden is te zien dat het pand van [café] in beeld is.
Ongeveer 1 minuut later kom er een meisje in beeld met twee jongens. Dit meisje lijkt op getuige [getuige 2] .
Kort hiernaar verschijnen ook 3 meisjes in beeld, die over de Adadwarsstraat lopen in de richting van de Sesasraat. Ik zie dat [getuige 2] en de twee jongens zich bij drie meisjes voegen en samen richting de Sesastraat lopen.
Vervolgens zie ik in beeld nog een persoon in beeld verschijnt en enkele meters achter de
op groep loopt over de Adadwarsstraat. Ik zie de beelden dat deze persoon al bellend achter groep loopt.
Ik zie dat de groep even stilstaat ter hoogte van de achterkant van het pand van [café] - Parkeerplaats Poulinkstraat. Ik zie dat de aangever links langs de groep en hen passeert. Aangever loopt richting de Poulinkstraat. Ik zie dat de groep vervolgens achter de aangever aanloopt en vervolgens uit beeld verdwijnt.
6.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6] , pagina 58 tot en met 62, zakelijk weergegeven:
Ik woon aan de [adres 2] , een appartement op de [nummer] verdieping. Ik hoorde allemaal ruzie en geschreeuw van buiten. Ik heb deur van het balkon opengedaan, ik ben naar buiten gelopen en heb daar gekeken. Ik heb heel veel geschreeuw op straat gehoord. Uiteindelijk zag ik dat ze aan het vechten waren met elkaar, worstelen. Twee jongens. Een andere, derde jongen, die trapte nog na tegen één van die andere twee jongens, en die kwam tegen een zwarte auto aan die daar geparkeerd staan. Er stonden ook dames bij, die waren ook aan het schreeuwen. Toen liepen ze weer weg. Toen hoorde ik één van die jongens die aan het vechten waren roepen: “Wacht maar, ik pak mijn mes wel.”
De dames riepen luidruchtig, scheldwoorden: “kankerlijer, teringlijer”, “kom dan”. Die jongens heb ik niet gehoord.
Ik zag drie/vier dames, drie of twee waren de luidruchtigsten, twee jongens zag ik nog en een jongen die er een beetje bij stond, eromheen dansen alsof hij klappen wou uitdelen.
Twee jongens hadden elkaar vast, eentje stond gebogen en de ander hield hem vast. De andere jongen die erbij stond, trapte de jongen die gebogen stond tegen zijn zij waardoor die jongen tegen de geparkeerde auto terechtkwam.
Een jongen stond gebogen, de ander had hem vast om zijn middel, over zijn rug aan de onderkant vast. De jongen die gebogen stond kreeg de trap.
7.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] pagina 65 en 66, zakelijk weergegeven:
Op 12 maart 2022 hoorde ik mijn telefoon gaan. Ik nam op om 04:14 uur en had [slachtoffer] aan de lijn. [slachtoffer] zei tegen mij dat hij op weg was naar huis en dat hij ter hoogte van [café] liep. Ik hoorde dat [slachtoffer] zei dat er een ruzie was. Ik hoorde ook dat [slachtoffer] zei: "Hee jongens doe eens rustig". Of dergelijke woorden. Ik hoorde meisjes op de achtergrond schreeuwen.
8.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , pagina’s 74 tot en met 77, zakelijk weergegeven:
[medeverdachte] is de jongen die heeft gestoken. Hij liet eerder op die avond een mes zien aan ons. Na het incident zei hij “Ik heb nog iemand neergestoken.”
9.
Het deskundigenverslag van 29 juni 2022, opgemaakt door W. Barends, forensisch arts, pagina’s 36 tot en met 38:
naam : [slachtoffer]
voornamen [slachtoffer]
geboortedatum: [geboortedatum 2]-2001
Gemelde behandeling/toelichting: het ziekenhuis meldde een snijverwonding van 2 cm lengte die een halve cm diep was.
Geschatte duur verdere genezing: 4 maanden
Toelichting : blijvend litteken
Lichaamsdeel: rug
Beschrijving: Op de rug naast het linker schouderblad is een streepvormige scherprandige rode huidverkleuring van circa 2,5 centimeter te zien, met daarnaast 6 puntvormige huidverkleuringen
Past bij gemelde toedracht bij letsel: mogelijk
Algemene ontstaanswijze: mesverwondingen veroorzaken scherprandige huidverwondingen. Bij onderzoek van de FA blijkt een hechtwond van circa 2 centimeter met 6 hechtplaatsen, overeenkomend met de bevindingen van het Ziekenhuis en de gemelde toedracht.