ECLI:NL:RBOVE:2024:6650

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 december 2024
Publicatiedatum
12 december 2024
Zaaknummer
11410906 \ CV EXPL 24-4136
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vorderingen in kort geding betreffende huurachterstand en ontruiming

In deze zaak heeft Licht Twee B.V., in diens hoedanigheid van bewindvoerder van eiser, een kort geding aangespannen tegen gedaagden. De vorderingen van Licht Twee B.V. zijn gericht op het verbieden van de tenuitvoerlegging van een eerder vonnis van de kantonrechter van 29 oktober 2024, waarin eiser werd veroordeeld tot ontruiming van de woning en betaling van huurachterstand. De achtergrond van de zaak betreft een huurovereenkomst die in oktober 2015 werd gesloten, waarbij eiser in betalingsproblemen kwam. Ondanks eerdere pogingen tot betalingsregelingen en een eerdere afwijzing van een ontbindingsvordering, is de huurachterstand verder opgelopen. Licht Twee B.V. stelt dat het vonnis van 29 oktober 2024 geen rechtskracht heeft omdat de bewindvoerder niet in de procedure is betrokken. Gedaagden betwisten dit en stellen dat zij op het moment van dagvaarden niet op de hoogte waren van het beschermingsbewind.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat gedaagden op goede gronden eiser zelf hebben gedagvaard en dat er geen juridische of feitelijke misslag is aangetoond. Het belang van gedaagden bij ontruiming weegt zwaarder dan het belang van eiser om in de woning te blijven. De vorderingen van Licht Twee B.V. zijn afgewezen, en zij zijn veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 11410906 \ CV EXPL 24-4136
Vonnis in kort geding van 11 december 2024
in de zaak van
LICHT TWEE B.V., IN DIENS HOEDANIGHEID VAN BEWINDVOERDER VAN [eiser],
te [woonplaats 1],
eisende partij,
hierna te noemen: Licht Twee B.V., respectievelijk [eiser],
gemachtigde: mr. D.A. IJpelaar,
tegen

1.[gedaagde 1],

te [woonplaats 2],
2.
[gedaagde 2],
te [woonplaats 3],
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden],
gemachtigde: mr. Th. van Wijngaarden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de producties van [gedaagden]
- de mondelinge behandeling van 4 december 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de pleitnota van [gedaagden]
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagden] en [eiser] hebben in oktober 2015 een huurovereenkomst gesloten voor de woning aan het adres [adres].
2.2.
Tussen partijen is bij de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, een zaak aanhangig geweest onder zaaknummer 11094681 \ CV EXPL 24-1902.
2.3.
Dat geschil zag op achterstand in de betaling van de huurpenningen. [gedaagden] hebben ontbinding van de huurovereenkomst tussen partijen en ontruiming van het gehuurde, alsmede betaling van de huurachterstand gevorderd.
2.4.
Bij vonnis van 2 juli 2024 heeft de kantonrechter de vordering tot ontbinding en ontruiming afgewezen, omdat [eiser] de huurachterstand had ingelopen tot één maand en omdat hij inmiddels over voldoende inkomen beschikte om de huurpenningen te betalen en de huurachterstand in te lopen.
2.5.
Kort daarna, op 16 oktober 2024, hebben [gedaagden] [eiser] opnieuw gedagvaard omdat de huurachterstand verder is opgelopen.
2.6.
Deze zaak is bij de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, aanhangig geweest onder zaaknummer 11362889 \ CV EXPL 24-3809.
2.7.
Bij verstekvonnis van 29 oktober 2024 heeft de kantonrechter de huurovereenkomst ontbonden, is [eiser] veroordeeld tot ontruiming van de woning en tot betaling van de achterstallige huurpenningen.
2.8.
De veroordelingen in het vonnis zijn uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.9.
[gedaagden] hebben vervolgens bij deurwaardersexploot van 12 november 2024 het vonnis aan [eiser] betekend en de ontruiming van de woning aangezegd tegen 19 december 2024.
2.10.
Bij beschikking van 16 oktober 2024 van de kantonrechter, is een beschermingsbewind ingesteld over de goederen van [eiser], met benoeming van Licht Twee B.V. tot bewindvoerder.
2.11.
Dit bewind is op 17 oktober 2024 gepubliceerd en opgenomen in het Openbare Centrale Curatele- en bewindregister.
2.12.
Licht Twee B.V. heeft ook een verzetsprocedure tegen het vonnis van 29 oktober 2024 gestart. Deze staat 29 januari 2025 op de rol bij de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle.

3.Het geschil

De vorderingen
3.1.
Licht Twee B.V. vordert, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- primair [gedaagden] te verbieden het vonnis van de kantonrechter te Zwolle d.d. 29 oktober 2024 ten uitvoer te leggen, op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor elke dag of gedeelte van een dag dat zij zich hieraan niet houdt,
- subsidiair [gedaagden] te veroordelen de tenuitvoerlegging van het vonnis van de kantonrechter te Zwolle d.d. 29 oktober 2024 op te schorten voor een periode tot dat de aanmelding bij de Gemeentelijke Kredietbank afgerond is, doch in elk geval voor de periode van minimaal zes maanden na de betekening van dit vonnis,
- primair en subsidiair [gedaagden] te veroordelen in de proceskosten, waaronder begrepen de nakosten.
Het standpunt van Licht Twee B.V.
3.2.
Licht Twee B.V. legt hieraan het volgende ten grondslag. Volgens haar mist het vonnis van 29 oktober 2024 rechtskracht. Zij verwijst hiertoe naar de uitspraak van de Hoge Raad [1] , waarin is bepaald dat de bewindvoerder moet worden gedagvaard en niet de onder bewind gestelde zelf. Tijdens het bewind berusten het beheer en de beschikking over de onder bewind staande goederen namelijk niet bij [eiser], maar bij de bewindvoerder. De bewindvoerder van [eiser] is desondanks in geen enkele juridische procedure betrokken, terwijl er een beschermingsbewind is en [gedaagden] hiervan op de hoogte waren – dan wel op de hoogte hadden moeten zijn – in ieder geval per 17 oktober 2024.
3.3.
Omdat de bewindvoerder niet in rechte is betrokken, ontbeert het vonnis van 29 oktober 2024 volgens Licht Twee B.V. een executoriale titel en zodoende is de hierop volgende executie onrechtmatig. Daarmee is evident dat het te executeren vonnis berust op een juridische of feitelijke misslag, zodat er grond is de tenuitvoerlegging te schorsen.
Het verweer van [gedaagden]
3.4.
[gedaagden] betwisten dat er sprake is van een juridische of feitelijke misslag. [gedaagden] waren bij betekening van de dagvaarding op 16 oktober 2024 niet bekend met het bewind en konden hiervan ook niet op de hoogte zijn. Immers, de beschikking van het bewind dateert van 16 oktober 2024 en de publicatie daarvan is in het Centraal Curatele- en Bewindregister gedaan op 17 oktober 2024. Licht Twee B.V. heeft hen ook niet geïnformeerd over haar bewind over [eiser]. Voor [gedaagden] bestaat geen verplichting om steeds het bewindregister te raadplegen en de bewindvoerder op te roepen als in de loop van het geding het bewind aan het licht komt. Volgens [gedaagden] hebben zij dus de juiste persoon in rechte betrokken.
3.5.
Verder hebben [gedaagden] gesteld dat geen sprake is van een noodtoestand. De gezondheidsproblemen van [eiser] zijn als sinds de eerste procedure bekend en kunnen, hoe vervelend ook voor [eiser], niet aan [gedaagden] worden tegengeworpen.
3.6.
Tot slot merken [gedaagden] op dat zij belang hebben bij de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis, vooruitlopend op de uitkomst van het verzet. Sinds het begin van de huurovereenkomst zijn er zeer regelmatig huurachterstanden ontstaan. [gedaagden] zijn steeds coulant geweest voor [eiser]: zij hebben hem kansen geboden en actief meegezocht naar oplossingen. De huurachterstand is inmiddels weer opgelopen tot ruim vier maanden en voor [gedaagden] is de maat nu vol.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
Het spoedeisend belang
4.1.
Licht Twee B.V. heeft gesteld dat zij een spoedeisend belang heeft bij de vordering. [gedaagden] betwisten niet dat er sprake is van een spoedeisend belang. De voorzieningenrechter neemt dan ook het spoedeisend belang in deze zaak aan.
Het juridisch kader
4.2.
Vooropgesteld wordt dat er op grond van het uitvoerbaar bij voorraad verklaarde vonnis een executoriale titel is om tot ontruiming van de woning over te gaan. De vraag die nu voorligt, is of de tenuitvoerlegging van dat vonnis moet worden geschorst.
4.3.
De Hoge Raad heeft een toetsingsmaatstaf geformuleerd voor de beoordeling in kort geding over tenuitvoerlegging van een verstek waartegen verzet is ingesteld. [2] Deze toetsingsmaatstaf komt er – kort gezegd – op neer dat de voorzieningenrechter de belangen van partijen dient af te wegen. Meer concreet zal moeten worden onderzocht of sprake is van omstandigheden die meebrengen dat het belang van Licht Twee B.V. bij behoud van bestaande toestand zolang niet op het door haar ingestelde verzet is beslist, zwaarder weegt dan het belang van [gedaagden] bij de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan. De kans van slagen van het verzet blijft buiten beschouwing, met dien verstande dat de voorzieningenrechter in zijn oordeelsvorming kan betrekken of de ten uitvoer te leggen beslissing berust op een kennelijke juridische of feitelijke misslag.
De primaire vordering wordt afgewezen
4.4.
Niet gebleken is dat het verstekvonnis van 29 oktober 2024 op een juridische of feitelijke misslag berust. Volgens de voorzieningenrechter hebben [gedaagden] op 16 oktober 2024 op goede gronden [eiser] zelf gedagvaard en in rechte betrokken. Op het moment van dagvaarden op 16 oktober 2024 konden zij niet weten dat op diezelfde dag bewind was ingesteld over de (toekomstige) goederen van [eiser]. Het bewind is op 17 oktober 2024 ingeschreven in het daartoe bestemde register. Daarnaast zijn er geen omstandigheden gesteld die maken dat [gedaagden] het bewind kenden of hadden behoren te kennen nadat het is uitgesproken en ingeschreven. Er zijn geen aanwijzingen naar voren gekomen die maakten dat [gedaagden] aanleiding hadden moeten zien het bewindregister te raadplegen.
4.5.
Evenmin is gesteld of gebleken dat er sprake is van een noodtoestand aan de zijde van [eiser]. Weliswaar heeft [eiser] op de mondelinge behandeling geschetst dat hij na de ontruiming op verschillende plekken zou moeten verblijven en dat hij zorgen heeft over de opslag van zijn huisraad, maar dit – hoe ingrijpend ook voor [eiser] - heeft volgens vaste rechtspraak, niet te gelden als een noodtoestand. Bovendien wordt de kantonrechter geacht reeds met deze omstandigheden rekening te hebben gehouden in het vonnis van 29 oktober 2024. Andere feiten of omstandigheden waaruit een noodtoestand kan worden afgeleid, zijn niet naar voren gekomen.
4.6.
De voorzieningenrechter vindt het belang van [gedaagden] om tot ontruiming over te gaan zwaarder wegen dan het belang van [eiser] om in de woning te blijven wonen. Zoals blijkt uit het vonnis van 2 juli 2024 hebben [gedaagden], ondanks herhaalde wanbetaling, zich altijd coulant opgesteld met het treffen van meerdere betalingsregelingen en het aanbieden van een goedkoper appartement inclusief een transitievergoeding. [eiser] heeft dit op de mondelinge behandeling ook erkend. Desondanks is de betalingsachterstand opnieuw opgelopen, inmiddels tot vier maanden. [eiser] heeft hierover op de zitting verklaard dat hij al een jaar geen inkomen meer heeft en dat hij in afwachting is van een bijstandsuitkering. Op basis van deze feiten valt redelijkerwijs niet te verwachten dat [eiser] de achterstallige schuld op korte termijn kan inlopen. Evenmin kan worden aangenomen dat de huurtermijnen in de nabije toekomst volledig en tijdig zullen worden voldaan, uitgaande van het huurbedrag en de hoogte van een eventuele bijstandsuitkering. Daarom ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om [eiser] alsnog een terme de grâce te verlenen en stelt de voorzieningenrechter het belang van [gedaagden] boven dat van [eiser].
4.7.
Het vorenstaande brengt mee dat uitgegaan dient te worden van het uitvoerbaar bij voorraad verklaarde vonnis van de kantonrechter van deze rechtbank van 29 oktober 2024, zodat [gedaagden] het recht hebben om tot executie daarvan over te gaan. Dit leidt tot de conclusie dat de vordering moet worden afgewezen.
De subsidiaire vordering wordt eveneens afgewezen
4.8.
De subsidiaire vordering zal worden afgewezen. Hiervoor is geen juridische grondslag gegeven en de voorzieningenrechter ziet deze ook niet. Daarbij geldt dat het bewind op 16 oktober 2024 is uitgesproken en op de mondelinge behandeling niet is gebleken dat er al vorderingen worden geboekt.
De proceskosten
4.9.
Licht Twee B.V. is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagden] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
814,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
949,00

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van Licht Twee B.V. af,
5.2.
veroordeelt Licht Twee B.V. in de proceskosten van € 949,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Licht Twee B.V niet tijdig aan deze veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.R.H. Lutjes en in het openbaar uitgesproken op 11 december 2024. (jjm)

Voetnoten

2.HR 22 december 2019 (ECLI:NL:HR:2019:2026)