ECLI:NL:RBOVE:2024:6284

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
27 november 2024
Publicatiedatum
27 november 2024
Zaaknummer
84-045153-24 (P), 84-260696-22, 84-117596-23, 84-038375-23 (gev ttz)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor overtredingen van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen met betrekking tot lachgas

Op 27 november 2024 heeft de Rechtbank Overijssel, zitting houdende in Zwolle, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere overtredingen van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. De verdachte is schuldig bevonden aan het opzettelijk vervoeren van gevaarlijke stoffen, in dit geval distikstofoxide (lachgas), zonder de vereiste veiligheidsmaatregelen in acht te nemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende data in 2022, waaronder 10 april, 30 april, 26 november en 2 december, handelingen heeft verricht die in strijd zijn met de voorschriften van de ADR (Accord européen relatif au transport international des marchandises Dangereuses par Route). De verdachte heeft onder andere gevaarlijke stoffen vervoerd in een bestelauto zonder de juiste etikettering, zonder de benodigde vervoersdocumenten en zonder de drukhouders op de juiste manier te stuwen of vast te zetten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren en gelast de teruggave van de in beslag genomen bestelauto. De economische politierechter heeft de verdachte vrijgesproken van enkele andere tenlastegelegde feiten, omdat niet bewezen kon worden dat hij deze had begaan. De uitspraak benadrukt de noodzaak van naleving van de veiligheidsvoorschriften bij het vervoer van gevaarlijke stoffen, ter bescherming van de veiligheid van de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Economische politierechter
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 84-045153-24 (P), 84-260696-22, 84-117596-23, 84-038375-23 (gev ttz)
Datum vonnis: 27 november 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2002 in [geboorteplaats],
wonende aan de [woonplaats],

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 13 november 2024.
De economische politierechter heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door verdachte en de raadsvrouw mr. M.L. Wierstra, advocaat te Den Haag, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
84-260696-22
feit 1: op 10 april 2022 handelingen in de zin van artikel 2 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen heeft verricht en daarbij niet de bij of krachtens het besluit vervoer gevaarlijke stoffen terzake gestelde regels in acht genomen;
feit 2: op 30 april 2022 handelingen in de zin van artikel 2 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen heeft verricht en daarbij niet de bij of krachtens het besluit vervoer gevaarlijke stoffen terzake gestelde regels in acht genomen;
84-117596-23
op 26 november 2022 handelingen in de zin van artikel 2 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen heeft verricht en daarbij niet de bij of krachtens het besluit vervoer gevaarlijke stoffen terzake gestelde regels in acht genomen;
84-038375-23
op 2 december 2022 handelingen in de zin van artikel 2 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen heeft verricht en daarbij niet de bij of krachtens het besluit vervoer gevaarlijke stoffen terzake gestelde regels in acht genomen;
84-045153-24
op 17 september 2022 handelingen in de zin van artikel 2 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen heeft verricht en daarbij niet de bij of krachtens het besluit vervoer gevaarlijke stoffen terzake gestelde regels in acht genomen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
84-260696-22
1
hij op of omstreeks 10 april 2022 te [plaats], althans in Nederland,
al dan niet opzettelijk, handelingen als bedoeld in artikel 2, eerste lid van de Wet
vervoer gevaarlijke stoffen heeft verricht ten aanzien van gevaarlijke stoffen en/of
met een transporteenheid
(bestelauto met kenteken [kenteken 1]), dat is aangewezen ingevolge artikel 3,
onderdeel b van genoemde wet, anders dan met inachtneming van de in dat
onderdeel bedoelde regels, immers heeft hij met een
transporteenheid, gevaarlijke stoffen, te weten een hoeveelheid (54 kg) dikstofoxide,
UN-nummer 1070, klasse 2, vervoerd over een voor het openbaar verkeer
openstaande weg, in elk geval over land, terwijl de bij of krachtens het besluit
vervoer gevaarlijke stoffen terzake gestelde regels niet in acht waren genomen,
immers
was in strijd met het bepaalde in voorschrift 7.5.7.1 van het ADR het voertuig niet
voorzien van inrichtingen die het vastzetten en de behandeling van de gevaarlijke
goederen mogelijk maakt en/of waren de drukhouders niet gestuwd of vast gezet,
en/of
werd in strijd met het bepaalde in voorschrift 7.5.11 voorschrift CV36 aangegeven in
kolom (18) van tabel A van hoofdstuk 3.2 niet nageleefd, immers werd de colli niet
in een open en/of geventileerd voertuig geladen en/of werden de laaddeuren van
het voertuig niet gemerkt met de tenminste 25 millimeter hoge tekst
“WAARSCHUWING GEEN VENTILATIE VOORZICHTIG OPENEN” in een taal die
door de afzender als geschikt werd beschouwd;
2
hij op of omstreeks 30 april 2022, te [plaats], althans in Nederland, al dan niet
opzettelijk, handelingen als bedoeld in artikel 2, eerste lid van de Wet vervoer
gevaarlijke stoffen heeft verricht ten aanzien van gevaarlijke stoffen en/of met
vervoermiddelen, dat is aangewezen ingevolge artikel 3, onderdeel b van genoemde
wet, anders dan met inachtneming van de in dat onderdeel bedoelde regels, immers
heeft hij toen en aldaar, een transporteenheid (bestelauto met kenteken [kenteken 1]),
laten staan, waarin of waarop zich , gevaarlijke stoffen, te weten een hoeveelheid (
49 KG)distikstofoxide (lachgas), UN nummer 1070, klasse 2, of resten daarvan
bevonden, op de [adres 1] gelegen aan de voor het openbaar verkeer
openstaande weg, terwijl de bij of krachtens het besluit vervoer gevaarlijke stoffen
terzake gestelde regels niet in acht waren genomen, immers
werd in strijd met voorschrift 8.1.2.1 onder a) van het ADR, geen vervoersdocument
in de transporteenheid meegevoerd als aangegeven in 5.4.1, die alle vervoerde
gevaarlijke goederen dekte;
en/of
droegen éen of meer drukhouder(s) geen duidelijke leesbare en duurzame
opschriften betreffende het UN-nummer en/of juiste vervoersnaam van het gas en
of het gasmengsel, zoals aangegeven in 3.1.2. (voorschrift 5.2.1.1 / 5.2.1.6. van
Bijlage 1 van de Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen);
en/of
werd in strijd met voorschrift 7.5.7.1 van het ADR het voertuig niet voorzien van
inrichtingen die het vastzetten en de behandeling van de gevaarlijke goederen
mogelijk maakt en/of waren de drukhouders niet gestuwd of vast gezet;
en/of
werd in strijd met het bepaalde in voorschrift 7.5.11 voorschrift CV36 aangegeven in
kolom (18) van tabel A van hoofdstuk 3.2 niet nageleefd, immers werd de colli niet
in een open en/of geventileerd voertuig geladen en/of werden de laaddeuren van
het voertuig niet gemerkt met de tenminste 25 millimeter hoge tekst
“WAARSCHUWING GEEN VENTILATIE VOORZICHTIG OPENEN” in een taal die
door de afzender als geschikt werd beschouwd;
en/of
was in strijd met bepaalde in voorschrift 8.1.4.2 van het ADR de transporteenheid
die volgens 1.1.3.6 van het ADR gevaarlijke goederen vervoerd niet voorzien van één
– inzetbaar- draagbaar brandblusapparaat voor de brandbaarheidsklassen 1 A,B
en/of C, met een minimumcapaciteit van
2 kilogram poeder;
84-117596-23
hij op of omstreeks 26 november 2022 te [plaats], althans in Nederland,
al dan niet opzettelijk,
handeling(en) als bedoeld in artikel 2, eerste lid van de Wet vervoer gevaarlijke
stoffen heeft verricht ten aanzien van gevaarlijke stoffen en/of met een
transporteenheid (bestelauto met kenteken [kenteken 2]), die is aangewezen ingevolge
artikel 3, onder b van genoemde wet, anders dan met inachtneming van de in dat
onderdeel bedoelde regels, immers heeft hij verdachte, gevaarlijke stoffen, te weten
ongeveer 297 kg dikstofoxide (lachgas), UN-nummer 1070, klasse 2, in 125, althans
één of meer, drukhouder(s) heeft vervoerd over een voor het openbaar verkeer
openstaande weg, in elk geval over land, en/of dit vervoermiddel heeft laten staan
en/of deze gevaarlijke stoffen tijdens het vervoer heeft nedergelegd op een
parkeerplaats terwijl die bij of krachtens het besluit vervoer gevaarlijke stoffen
terzake gestelde regels niet in acht waren genomen, immers
voornoemd vervoermiddel, in strijd met het bepaalde in voorschrift 7.5.7.1 van het
ADR, niet was voorzien van inrichtingen die het vastzetten en de behandeling van
die gevaarlijke goederen, te weten 125, althans één of meer, drukhouder(s) met
lachgas mogelijk maakt
en/of die drukhouders met lachgas niet heeft vastgezet met geschikte middelen die
in staat waren die drukhouders met lachgas in voornoemd voertuig in bedwang te
houden (zoals bevestigingsbanden, schuifwanden, verstelbare steunen) op een
wijze waardoor kan worden voorkomen dat door bewegingen de stand van die
drukhouders met lachgas zouden kunnen wijzigen en/of die drukhouders met
lachgas zouden kunnen beschadigen
en/of in dat vervoermiddel, in strijd met nummer 8.1.2.1 van de ADR, geen
vervoersdocumenten aanwezig waren
en/of in dat vervoermiddel, in strijd met nummer 5.2.1.2 van de ADR, het
UN-nummer niet goed leesbaar was aangegeven op de luchtdrukhouders
en/of in dat vervoermiddel, in strijd met nummer 5.2.2.1.1 van de ADR, niet voldaan
was aan de etiketteringsvoorschriften, immers was de begeleide lijst niet ingevuld
en/of de flessen waren niet of niet correct gelabeld;
84-038375-23
hij op of omstreeks 2 december 2022 te [plaats], althans in Nederland,
al dan niet opzettelijk,
handeling(en) als bedoeld in artikel 2, eerste lid van de Wet vervoer gevaarlijke
stoffen heeft verricht ten aanzien van gevaarlijke stoffen en/of met een
transporteenheid (Peugeot Partner met kenteken [kenteken 2]), die is aangewezen
ingevolge artikel 3, onder b van genoemde wet, anders dan met inachtneming van
de in dat onderdeel bedoelde regels, immers heeft hij verdachte, gevaarlijke stoffen,
(ongeveer 175 kg) lachgas, UN-nummer 1070, klasse 2, in 73, althans één of meer
drukhouder(s) laten vervoeren met een vervoermiddel (met kenteken [kenteken 2])
over een voor het openbaar verkeer openstaande weg, in elk gevaar over land, en/of
laten staan en/of nedergelegd terwijl die bij of krachtens het besluit vervoer
gevaarlijke stoffen terzake gestelde regels niet in acht waren genomen, immers
was in strijd met het bepaalde in voorschrift 7.5.7.1 van het ADR, voornoemd
vervoermiddel niet voorzien van inrichtingen die het vastzetten en de behandeling
van die gevaarlijke goederen, te weten 73, althans één of meer drukhouder(s) met
lachgas mogelijk maakt en/of waren die drukhouders met lachgas niet vast gezet
met geschikte middelen die in staat waren die drukhouders met lachgas in
voornoemd voertuig in bedwang te houden (zoals bevestigingsbanden,
schuifwanden, verstelbare steunen) op een wijze waardoor werd voorkomen dat
door bewegingen de stand van die drukhouders met lachgas zou kunnen wijzigen
en/of die drukhouders met lachgas zouden kunnen beschadigen,
en/of
- was in strijd met het bepaalde in voorschrift 7.5.7.11 voorschrift CV36 kolom (18)
van tabel A van hoofdstuk 3.2 de colli niet in een open en/of geventileerd voertuig
geladen en/of werd(en) de laaddeur(en) van voornoemd vervoermiddel niet
gemerkt met de tenminste 25 millimeter hoge tekst “WAARSCHUWING GEEN
VENTILATIE VOORZICHTIG OPENEN” in een taal die door de afzender als geschikt
werd beschouwd,
werd in strijd met het bepaalde voorschrift 8.1.2.1 onder a van het ADR niet de
vervoersdocumenten, aangegeven in voorschrift 5.4.1 van het ADR in die
transporteenheid meegevoerd;
84-045153-24
hij op of omstreeks 17 september 2022 te [plaats], althans in Nederland,
al dan niet opzettelijk,
handeling(en) als bedoeld in artikel 2, eerste lid van de Wet vervoer gevaarlijke
stoffen heeft verricht ten aanzien van gevaarlijke stoffen en/of met een
transporteenheid (bestelauto met kenteken [kenteken 1]), die is aangewezen ingevolge
artikel 3, onder b van genoemde wet, anders dan met inachtneming van de in dat
onderdeel bedoelde regels, immers heeft hij verdachte, gevaarlijke stoffen,
(ongeveer 127,68 kg) dikstofoxide(lachgas), UN-nummer 1070, klasse 2, in 61,
althans één of meer drukhouder(s) laten vervoeren met een vervoermiddel (met
kenteken [kenteken 1]) over een voor het openbaar verkeer openstaande weg, in elk
gevaar over land, en/of laten staan en/of nedergelegd tijdens het vervoer op een
parkeerplaats van voetbalvereniging KHC,
terwijl die bij of krachtens het besluit vervoer gevaarlijke stoffen terzake gestelde
regels niet in acht waren genomen, immers
-was in strijd met het bepaalde in voorschrift 7.5.7.1 van het ADR, voornoemd
vervoermiddel niet voorzien van inrichtingen die het vastzetten en de behandeling
van die gevaarlijke goederen, te weten 61, althans één of meer drukhouder(s) met
lachgas mogelijk maakt en/of waren die drukhouders met lachgas niet vast gezet
met geschikte middelen die in staat waren die drukhouders met lachgas in
voornoemd voertuig in bedwang te houden (zoals bevestigingsbanden,
schuifwanden, verstelbare steunen) op een wijze waardoor werd voorkomen dat
door bewegingen de stand van die drukhouders met lachgas zou kunnen wijzigen
en/of die drukhouders met lachgas zouden kunnen beschadigen,
en/of
-was in strijd met het bepaalde in voorschrift 7.5.7.11 voorschrift CV36 kolom (18)
van tabel A van hoofdstuk 3.2 de colli niet in een open en/of geventileerd voertuig
geladen en/of werd(en) de laaddeur(en) van voornoemd vervoermiddel niet
gemerkt met de tenminste 25 millimeter hoge tekst “WAARSCHUWING GEEN
VENTILATIE VOORZICHTIG OPENEN” in een taal die door de afzender als geschikt
werd beschouwd,
en/of
-werd in strijd met het bepaalde voorschrift 8.1.2.1 onder a van het ADR niet de
vervoersdocumenten , aangegeven in voorschrift 5.4.1 van het ADR in die
transporteenheid meegevoerd,
en/of
-was in strijd met voorschrift 5.2.1.1. van het ADR op 20, althans een of meer
drukhouder(s) met lachgas geen UN-nummer dat met de ingesloten gevaarlijke
goederen overeenkwam voorafgegaan door de letters “UN” duidelijk en duurzaam
op die drukhouders met lachgas aangegeven,
en/of
-was in strijd met artikel 8.1.4.4 van het ADR het draagbare brandblusapparaat in
voornoemd vervoermiddel
niet verzegeld teneinde vast te kunnen stellen dat dat draagbare brandblusapparaat
niet was gebruikt.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

3.De voorvragen

3.1
Ontvankelijkheid officier van justitie
3.1.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich in de zaak met parketnummer
84-038375-24op het standpunt gesteld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard vanwege strijd met de beginselen van een goede procesorde. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat op 2 december 2022 zijn moeder wordt gebeld door de wijkagent met het verzoek of verdachte zijn Peugeot Partner met kenteken [kenteken 2] (Peugeot Partner) kan verplaatsen naar aanleiding van klachten door buurtbewoners. Verdachte was destijds in Lelystad en voordat hij in staat was zijn voertuig te verplaatsen, wordt de moeder van verdachte nogmaals gebeld en stonden agenten voor haar deur. Verdachte heeft toen aangegeven dat hij niet mocht rijden met het voertuig. De wijkagent heeft vervolgens gezegd dat hij het voertuig wel een paar honderd meter mocht verplaatsen. Dat heeft verdachte uiteindelijk gedaan en vervolgens wordt hij direct staande gehouden en strafrechtelijk vervolgd. Deze gang van zaken is in strijd met de beginselen van een goede procesorde.
3.1.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een schending van de beginselen van een goede procesorde en dat hij ontvankelijk is in de vervolging.
3.1.3
Het oordeel van de economische politierechter
De economische politierechter overweegt dat de gang van zaken zoals beschreven door verdachte ter terechtzitting geen ondersteuning vindt in het dossier. Uit het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van verbalisant Kistemaker, de wijkagent, volgt dat zij op 2 december 2022 bij de moeder van verdachte is geweest in verband met de overlastmeldingen en dat zij telefonisch met verdachte heeft gesproken. Tijdens dat gesprek heeft zij aangegeven dat verdachte de Peugeot Partner moet weghalen, maar dat zij zich wel afvraagt of het voertuig niet te waar beladen is. Hierop heeft verdachte aangegeven dat het voertuig niet te zwaar beladen is en dat hij ermee kan rijden. [1] Niet is gebleken dat verdachte meermaals door verbalisant is gebeld noch dat verbalisant toestemming heeft gegeven voor het verplaatsen van de Peugeot Partner terwijl het niet voldeed aan de wettelijke eisen. Gelet daarop is de economische politierechter van oordeel dat de verklaring van verdachte in zoverre ongeloofwaardig is en geen sprake is van een schending van de beginselen van een goede procesorde.
De economische politierechter is van oordeel dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging.
3.2
De overige voorvragen
De economische politierechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat hij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging/verdachte
4.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken voor het niet meevoeren van een vervoersdocument in de zaken met parketnummers
84-260696-22, feit 2,
84-117596-23,
84-038375-23en
84-045153-24wanneer bewezen wordt verklaard dat verdachte het voertuig heeft laten staan. De overige ten laste gelegde feiten kunnen wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
De officier van justitie voert over de ten laste gelegde feiten het volgende aan.
84-260696-22
Ten aanzien van het onder feit 1 ten laste gelegde heeft verdachte op 14 april 2022 gereden met een Volkswagen Caddy met kenteken [kenteken 1] (Volkswagen Caddy).
Ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde stond verdachte op 30 april 2022 met de Volkswagen Caddy geparkeerd op de [adres 1] in [plaats]. Aldus heeft verdachte het voertuig aan de weg laten staan.
84-038375-23
Primair heeft verdachte op 2 december 2022 de Peugeot Partner over land vervoerd.
Subsidiair heeft verdachte de Peugeot Partner laten staan.
84-045153-24
Op 17 september 2022 werd de Volkswagen Caddy op naam van verdachte al rijdend aangetroffen op de Europa Allee. De bestuurder bleek [betrokkene] (hierna: [betrokkene]) te zijn. Hoewel niet kan worden bewezen dat verdachte met het voertuig heeft gereden, kan wel worden bewezen dat verdachte het voertuig heeft laten staan. Deze conclusie is voornamelijk gebaseerd op het feit dat [betrokkene] de beschikking heeft gekregen over de autosleutel van verdachte zonder dat verdachte hem een strobreed in de weg heeft gelegd. [betrokkene] heeft alle vrijheid gekregen om het voertuig te vullen met drukhouders en mee te rijden.
4.1.2
Het standpunt van de verdediging
Opzet
De raadsvrouw voert aan dat verdachte meermaals staande is gehouden tijdens het vervoer van lachgas. Enkele registraties van deze controles zijn opgenomen in het dossier, maar het merendeel niet. Tijdens het merendeel van de controles is met verdachte gesproken en mocht hij vervolgens doorrijden. Daardoor verkeerde verdachte in de veronderstelling dat wat hij deed was toegestaan. Over het ontbreken van de sticker op de laaddeuren hebben de meeste politieagenten dat toegestaan zonder dit te verbaliseren. De onderhavige zaken zijn voortgekomen uit politieagenten die hier anders over denken. Daarbij komt dat deze feiten uit 2022 stammen en verdachte sindsdien niet is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Dat alles maakt dat verdachte geen opzet heeft gehad op zijn gedragingen en moet worden vrijgesproken van de opzetvariant in alle zaken.
Vervoeren en laten staan
De raadsvrouw voert aan dat alleen in de zaak met parketnummer
84-260696-24, feit 1, sprake is van vervoer van gevaarlijke stoffen over de openbare weg. Voor het overige moet worden uitgegaan van het laten staan van de Volkswagen Caddy dan wel de Peugeot Partner.
84-260696-22
Ten aanzien van het onder feit 1 ten laste gelegde moet verdachte worden vrijgesproken voor het niet aanwezig hebben van een inrichting in het voertuig en de opzetvariant. Voor het overige refereert de raadsvrouw zich aan het oordeel van de economische politierechter.
Primair moet verdachte worden vrijgesproken omdat geen sprake is van het laten staan van een voertuig. Verdachte was immers bij de Volkswagen Caddy en hij was daar bezig. Bezwaarlijk kan worden gesteld dat hij de regels heeft overtreden terwijl hij nog bezig was met het voertuig en de inhoud.
Subsidiair moet verdachte worden vrijgesproken voor het ontbreken van het vervoersdocument, het opschrift op een drukhouder, de etiketten op drukhouders, de inrichting en stuwage en het brandblusapparaat. Voor de etikettering op de laaddeuren moet verdachte worden vrijgesproken voor de opzetvariant.
Bij het opschrift op de drukhouder gaat het erom dat bekend is welke gas er in de drukhouder zit. De fles in kwestie was echter leeg. Er zat dus geen gas in. Daarbij komt dat verdachte geen opzet heeft gehad op het feit. Hij heeft de flessen net gekregen van vrienden. Het is bezwaarlijk om in deze situatie opzet aan te nemen.
In het dossier bevindt zich slechts één foto van een drukhouder met een moeilijk leesbaar etiket. Dat een dergelijk etiket op de drukhouder zat, levert niet de conclusie op dat sprake is van een overtreding van de ADR. Voorts volgt uit het dossier dat sprake zou zijn van onleesbare etiketten, terwijl slechts één foto van een enkele drukhouder is gevoegd. Op basis van het dossier kan dus niet worden uitgesloten dat de rest van de etiketten op de drukhouder wel leesbaar zijn. Daarbij komt dat verdachte heeft verklaard dat het etiket nog leesbaar was toen hij de drukhouder kreeg. Het is niet onaannemelijk dat de drukhouder beschadigd is geraakt toen verbalisanten hun onderzoek hebben verricht.
De drukhouders zaten in een krat dat was vastgemaakt. Hoewel de flessen zelf niet waren gestuwd, was tijdens de controle geen sprake van vervoer over de openbare weg. Daarom was verdachte niet verplicht om de drukhouders te stuwen en vast te zetten.
Uit artikel 8.1.4 van de ADR volgt dat tijdens het vervoer sprake moet zijn van een brandblusapparaat. Verdachte was echter niet bezig met vervoer over de openbare weg. Dat heeft tot gevolg dat hij niet verplicht was een brandblusapparaat aanwezig te hebben in de Volkswagen Caddy.
Voor het overige refereert de raadsvrouw zich aan het oordeel van de economische politierechter.
84-117596-23
De raadsvrouw neemt het standpunt in dat verdachte moet worden vrijgesproken voor het ten laste gelegde feit en voert hiertoe het volgende aan.
Ten aanzien van de inrichting bevinden zich in het dossier bevinden zich slechts een aantal foto’s van de inrichting en stuwage. Op deze foto’s valt te zien dat er bakken zijn en houten planken in de laadruimte waaraan iets kan worden vastgezet.
Ten aanzien van het niet stuwen/vastzetten klopt het dat niet alle flessen zijn vastgemaakt. Verdachte heeft echter niet gereden noch was hij voornemens te gaan rijden. Het doel is veilig vervoer, maar er was juist geen sprake van vervoer.
Ten aanzien van de etikettering hebben verbalisanten nagelaten foto’s rondom de drukhouder te maken. Daardoor kunnen wij niet constateren dat het niet in orde zou zijn. Het is namelijk mogelijk dat zich elders op de fles wel een leesbaar etiket bevindt.
84-045153-24
De raadsvrouw neemt primair het standpunt in dat verdachte moet worden vrijgesproken voor het ten laste gelegde feit.
84-038375-23
De raadsvrouw neemt het standpunt in dat verdachte moet worden vrijgesproken vanwege een gebrek aan wettig bewijs. Door verdachte staande te houden en te vervolgen terwijl de wijkagent voorafgaande aan deze gang van zaken de in
3.1.1beschreven uitlatingen heeft gedaan richting verdachte, is zijn recht op een eerlijk proces geschonden. Dit alles neigt naar uitlokking. Het voorgaande heeft tot gevolg dat de inhoud van het proces-verbaal onrechtmatig is vergaard en moet worden uitgesloten van het bewijs.
4.2
Het oordeel van de economische politierechter
4.2.1
Ten aanzien van het onder parketnummer 84-045153-24 ten laste gelegde
4.2.1.1 De redengevende feiten en omstandigheden
De economische politierechter stelt op basis van het dossier en van hetgeen ter terechtzitting is besproken de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 17 september 2022 zijn verbalisanten naar de parkeerplaatsen van voetbalvereniging KHV aan de Veneweg in Kampen gereden vanwege een melding omtrent het overladen van 50 lachgasflessen. [2] Hierbij was een Volkswagen Caddy betrokken. Op weg naar deze locatie kwam een Volkswagen Caddy met kenteken [kenteken 1] vanaf de Veneweg de Europa Allee oprijden. Verbalisanten waren bekend met dit kenteken omdat het zeer geregeld werd genoemd in verband met de handel in lachgas dan wel overlast van lachgasgebruik. Het voertuig stond op naam van verdachte. Tijdens de controle werd [betrokkene] aangetroffen als bestuurder van het voertuig. Enige minuten na de staande houding kwam verdachte ter plaatse.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij vanwege buikpijn naar huis is gegaan en [betrokkene] met de autosleutels heeft achtergelaten bij het voertuig op de parkeerplaats. Het voertuig zou toen niet zijn gevuld met drukhouders omdat de leverancier nog niet was verschenen. Hij zou [betrokkene] geen opdracht hebben gegeven om met het voertuig te gaan rijden.
4.2.1.2 Het oordeel van de economische politierechter
De economische politierechter is op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte de Volkswagen Caddy met gevaarlijke stoffen op 17 september 2022 heeft laten vervoeren dan wel heeft laten staan. Niet is gebleken dat verdachte op enigerlei wijze opdracht of toestemming heeft gegeven aan [betrokkene] om in de Volkswagen Caddy gevaarlijke stoffen te vervoeren of de Volkswagen Caddy met gevaarlijke stoffen te laten staan. Het enkele feit dat verdachte [betrokkene] heeft achtergelaten met de autosleutels maakt dat niet anders. Voorts is onduidelijk gebleven hoe de situatie in het voertuig was voorafgaande aan het vertrek van verdachte. Hierdoor kan niet worden vastgesteld of en, zo ja, in hoeverre het voertuig was geladen met drukhouders. Gelet op het voorgaande is de economische politierechter van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.
Ten overvloede overweegt de economische politierechter het volgende. Aan verdachte is tevens ten laste gelegd dat hij door het laten vervoeren tevens een handeling als bedoeld in artikel 2, eerste lid Wvgs heeft verricht zonder de daarvoor geldende regels in acht te nemen. De economische politierechter stelt evenwel vast dat het (door een ander) laten vervoeren van gevaarlijke stoffen niet is opgenomen in de opsomming van de handelingen in artikel 2, eerste lid Wvgs.
4.2.2
Ten aanzien van het onder parketnummer 84-260696-22 ten laste gelegde
4.2.2.1 De redengevende feiten en omstandigheden
De economische politierechter stelt op basis van het dossier en van hetgeen ter terechtzitting is besproken de volgende feiten en omstandigheden vast.
Ten aanzien van het onder feit 1 ten laste gelegde
Op 10 april 2022 reed een Volkswagen Caddy met kenteken [kenteken 1] over de Ooievaarstraat in Kampen. Uit een controle van het kenteken bleek dat het voertuig op 11 december 2021 betrokken is geweest bij een overtreding voor de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. Gelet daarop hebben verbalisanten het voertuig gecontroleerd. [3] Tijdens de controle heeft de bestuurder van het voertuig zich geïdentificeerd als verdachte.
De Volkswagen Caddy was een transporteenheid, ingericht als gesloten voertuig als bedoeld in artikel 1.2.1 van de Bijlage I van de Regeling Vervoer over Land van Gevaarlijke stoffen. Voorts was sprake van vervoer van gevaarlijke stoffen als bedoeld in artikel 1.2.1 ADR. In de laadruimte bevonden zich vijftien drukhouders van twee kilogram en zes drukhouders van vier kilogram. In totaal ging het om 21 drukhouders met 54 kilogram distikstofoxide (lachgas). [4]
Alle drukhouders lagen los in een stalen krat met de kop in dezelfde richting. Hiervan lagen 21 drukhouders dwars op de rijrichting tegen elkaar aan gestapeld, zes drukhouders lagen daarnaast in de lengterichting op elkaar gesteld en één drukhouder lag hier scheef bovenop. [5] Deze drukhouders kwamen qua stapelhoogte niet boven de rand van het krat uit en tussen de drukhouders en de rand van het krat zat nog een loze ruimte van ongeveer twintig centimeter. Hierdoor konden de drukhouders verschuiven en kon de colli bewegen. De drukhouders waren niet afzonderlijk vastgezet. [6] Hiervan zijn foto’s gemaakt en gevoegd aan het dossier.
Aan de buitenzijde van de Volkswagen Caddy was geen aangebrachte waarschuwingstekst. Daarbij ontbrak dus de waarschuwing de deuren voorzichtig te openen in verband met het ontbreken van ventilatie. [7]
Ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde
Op 30 april 2022 reageerden verbalisanten op een melding van een vernieling waarbij twee jongens in een witgekleurde Volkswagen Caddy betrokken waren. Op de parkeerplaatsen naast het [locatie] aan de [adres 1] in [plaats] stond een witgekleurde Volkswagen Caddy met kenteken [kenteken 1]. Het bestuurdersportier stond open en verdachte zat op de bestuurdersstoel. [8]
De Volkswagen Caddy is ter waarheidsvinding in beslag genomen en op het politiebureau doorzocht. De Volkswagen Caddy was een transporteenheid, ingericht als gesloten voertuig als bedoeld in artikel 1.2.1 van de Bijlage I van de Regeling Vervoer over Land van Gevaarlijke stoffen. Voorts was sprake van vervoer van gevaarlijke stoffen als bedoeld in artikel 1.2.1 ADR. In totaal ging het om 28 drukhouders met 49 kilogram distikstofoxide (lachgas).
Alle 28 drukhouders lagen los in het stalen krat. Hiervan lagen 21 drukhouders dwars op de rijrichting tegen elkaar aan gestapeld, zes drukhouders lagen daarnaast in de lengterichting op elkaar gestapeld en één drukhouder lag hier scheef bovenop. [9] Hierbij lagen meerdere drukhouders met de afsluiter tegen een andere drukhouder aan. Hierdoor is de kans op beschadigen en lekraken nog groter. Alle drukhouders kwamen qua stapelhoogte niet boven de rand van het krat uit. Echter kunnen deze drukhouders, doordat deze los liggen, bij krachtig remmen of uitwijken verschuiven of nog erger, los komen van de ondergrond en kunnen ze beschadigd raken en gaan lekken. De drukhouders waren niet gezekerd met bijvoorbeeld een spanband.
Eén drukhouder was voorzien van onleesbare etiketten en één drukhouder was in het geheel niet voorzien van etiketten. Hiervan zijn twee foto’s gemaakt en gevoegd aan het dossier.
In de Volkswagen Caddy werd geen actueel vervoersdocument aangetroffen noch had verdachte de beschikking over een dergelijk vervoersdocument.
De aangetroffen brandblusser in de Volkswagen Caddy was niet verzegeld en de drukmeter stond in het rood terwijl het in het groen moest staan voor gebruik hiervan.
De laaddeuren van de Volkswagen Caddy waren niet gemerkt met de tenminste 25 millimeter hoge tekst “WAARSCHUWING GEEN VENTILATIE VOORZICHTIG OPENEN” in een taal die door de afzender als geschikt werd beschouwd.
4.2.2.2 Het oordeel van de economische politierechter
Ten aanzien van het onder feit 1 ten laste gelegde
Distikstofoxide
De economische politierechter overweegt over de toepassing van de ADR dat (een deel van) de beschrijving en verplichtingen van toepassing op distikstofoxide (lachgas) kan worden afgeleid uit de in artikel 3.2.1 opgenomen Tabel A Lijst van gevaarlijke goederen van de ADR:
[Afbeelding]
[Afbeelding]
Inrichting, stuwage en vastzetten
De economische politierechter ziet zich voor de vraag gesteld of de Volkswagen Caddy niet was voorzien van inrichtingen die het vastzetten en de behandeling van de gevaarlijke goederen mogelijk maakt en/of de drukhouders niet waren gestuwd of vast gezet.
De economische politierechter overweegt hiertoe als volgt.
Uit artikel 7.5.7.1 van de ADR volgt over de inrichtingen, stuwage en het vastzetten van gevaarlijke stoffen dat:

7.5.7 Behandeling en stuwage
7.5.7.1 Zonodig moet het voertuig of container zijn voorzien van inrichtingen die het vastzetten en de behandeling van de gevaarlijke goederen mogelijk maken. Colli die gevaarlijke goederen bevatten en onverpakte gevaarlijke voorwerpen moeten zijn vastgezet met geschikte middelen die in staat zijn de goederen in het voertuig of de container in bedwang te houden (zoals bevestigingsbanden, schuifwanden, verstelbare steunen) op een wijze die bewegingen die de stand van de colli zouden kunnen wijzigen, voorkomt of die zouden kunnen leiden tot beschadiging van de colli. Indien gevaarlijke goederen samen met andere goederen worden vervoerd (bijvoorbeeld grote machines of kratten), moeten alle goederen op stevige wijze worden vastgezet of verpakt in de voertuigen of de containers, zodat het vrijkomen van gevaarlijke goederen wordt voorkomen. Beweging van de colli kan ook worden voorkomen door het opvullen van lege ruimten met behulp van stuwmiddelen of door blokkeren en vastbinden. Indien bindmiddelen worden gebruikt zoals vastzetbanden of riemen, dan moeten deze niet zo sterk worden gespannen, dat beschadiging of vervorming van het collo wordt veroorzaakt.”
De economische politierechter is van oordeel dat op basis van de foto in het dossier verdachte in de Volkswagen Caddy en hetgeen verdachte daarover ter zitting heeft verklaard de beschikking had over een inrichting die het vastzetten en de behandeling van gevaarlijke goederen mogelijk maakt immers in de Volkswagen Caddy bevond zich een stalen krat waarvan niet is gebleken dat deze krat zelf onvoldoende was vastgezet. De economische politierechter spreekt verdachte hiervan vrij.
Voor het stuwen en vastzetten van de drukhouders in het krat heeft verdachte met de loze ruimte in het krat niet voldaan aan alle eisen gesteld in artikel 7.5.7.1 ADR. Liggende flessen moeten zodanig op een zekere en gepaste wijze vastgezet, vastgemaakt of bevestigd zijn dat zij niet kunnen verschuiven. Met het bestaan van een loze ruimte is daaraan niet voldaan. Dat maakt dat de economische politierechter van oordeel is dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Etikettering op voertuig
De economische politierechter overweegt dat verdachte zowel bij de politie als ter terechtzitting heeft verklaard dat hij inderdaad geen sticker had aangebracht vanwege het risico op een inbraak, wanneer hij deze sticker wel zou hebben aangebracht. Gelet op het voorgaande is de economische politierechter van oordeel dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde
Vervoer en laten staan
De economische politierechter ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte gevaarlijke stoffen in een transporteenheid heeft vervoerd dan wel een transporteenheid met gevaarlijke stoffen heeft laten staan. De economische politierechter overweegt hiertoe als volgt.
Allereerst moet worden vastgesteld wanneer sprake is van een overtreding in de zin van artikel 5 Wet vervoer gevaarlijke stoffen (Wvgs). Uit deze wetsbepaling volgt dat:
“Het is verboden de handelingen, bedoeld in artikel 2, eerste lid, te verrichten ten aanzien van gevaarlijke stoffen en met vervoermiddelen die zijn aangewezen ingevolge artikel 3, onderdeel b, anders dan met inachtneming van de in dat onderdeel bedoelde regels.”
Het voorgaande betekent dat voor een bewezenverklaring in ieder geval sprake moet zijn van de in artikel 2, eerste lid, Wvgs verrichte handelingen en de in artikel 3, onder b, Wvgs aangewezen vervoermiddelen.
Uit artikel 2, eerste lid, Wvgs volgt onder meer:
“1. Deze wet is van toepassing op:
a. het vervoeren van gevaarlijke stoffen met een vervoermiddel over land, per spoor en over de binnenwateren;
c. het laten staan en het laten liggen van een vervoermiddel, waarin of waarop zich gevaarlijke stoffen of resten daarvan bevinden;”
Hieruit volgt dat zowel het vervoeren van gevaarlijke stoffen als het laten staan van een vervoermiddel met gevaarlijke stoffen onder de reikwijdte van artikel 5 Wvgs valt.
Uit artikel 3 Wvgs volgt over aangewezen vervoermiddelen:
“Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden gevaarlijke stoffen of categorieën van gevaarlijke stoffen aangewezen, ten aanzien waarvan het verrichten van de handelingen, bedoeld in artikel 2, eerste lid, en het verrichten van deze handelingen met bij of krachtens die maatregel aangewezen vervoermiddelen:
b. is toegestaan mits de bij of krachtens die maatregel terzake gestelde regels in acht zijn genomen.”
In artikel 1.2 ADR wordt een “vervoermiddel” gedefinieerd als “een voertuig of wagen voor vervoer over de weg of per spoor”.
Het “vervoer” wordt gedefinieerd als “de verplaatsing van gevaarlijke goederen, met inbegrip van voor het vervoer noodzakelijk oponthoud en met inbegrip van voor het verkeer noodzakelijk verblijf van gevaarlijke goederen in de voertuigen, tanks en in de containers vóór, tijdens en na de verplaatsing. (…)”.
Op basis van deze definities kan worden vastgesteld dat het voertuig van verdachte een aangewezen vervoermiddel in de zin van artikel 3, onder b, Wvgs is.
Vervolgens moet worden beoordeeld of op 30 april 2022 sprake is geweest van vervoer van gevaarlijke stoffen dan wel het laten staan van een voertuig met gevaarlijke stoffen.
De economische politierechter is op basis van het dossier van oordeel dat niet is geconstateerd dat verdachte heeft gereden met de Volkswagen Caddy en spreekt verdachte vrij voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.
Over het laten staan van de Volkswagen Caddy met gevaarlijke stoffen heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij bezig was met de verkoop van lachgas. De definitie van het begrip ‘laten staan’ in artikel 2 Wvgs moet ruim worden geïnterpreteerd. Hieronder valt ook dat het voertuig geladen is met gevaarlijke stoffen en je ondertussen met een andere activiteit bezig bent zoals de verkoop van lachgas. Dat maakt dat de economische politierechter van oordeel is dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte een transporteenheid met gevaarlijke stoffen heeft laten staan.
Vervoersdocument
De economische politierechter ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte ten tijde van de controle moest beschikken over een vervoersdocument. De economische politierechter overweegt hiertoe als volgt.
Uit artikel 8.1.2 ADR volgt dat:

8.1.2 Aan boord van de transporteenheid mee te voeren documenten
8.1.2.1 Naast de documenten die vanwege andere wettelijke voorschriften worden vereist, moeten in de transporteenheid de volgende documenten worden meegevoerd:
a. a) de vervoerdocumenten, aangegeven in 5.4.1, die alle vervoerde gevaarlijke goederen dekken;”
Op basis van dit artikel geldt de verplichting voor het meevoeren van vervoersdocumenten alleen wanneer de transporteenheid gevaarlijke goederen vervoerd en niet tijdens het laten staan van het voertuig. Gelet op het voorgaande is de economische politierechter van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken voor het niet meevoeren van een vervoersdocument.
Brandblusapparaat
De economische politierechter ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte ten tijde van de controle moest beschikken over een draagbaar brandblusapparaat en, zo ja, of het apparaat voldeed aan de eisen. De economische politierechter overweegt hiertoe als volgt.
Uit de artikelen 8.1.4 en 8.1.4.2 ADR volgt dat:

8.1.4 Brandbestrijdingsuitrusting
8.1.4.1 In de volgende tabel zijn de minimale voorschriften voor draagbare brandblusapparaten voor de brandbaarheidsklassen1 A, B en C opgenomen die van toepassing zijn op transporteenheden die gevaarlijke goederen vervoeren met uitzondering van die waarnaar in 8.1.4.2 verwezen wordt:”
“8.1.4.2 Transporteenheden die gevaarlijke goederen volgens 1.1.3.6 vervoeren, moeten voorzien zijn van één draagbaar brandblusapparaat voor de brandbaarheidsklassen 1 A, B en C, met een minimumcapaciteit van 2 kg poeder (of een daarmee overeenkomende capaciteit voor een ander geschikt blusmiddel).”
De economische politierechter komt op basis van deze artikelen, in samenhang met de definities van “vervoer” en “vervoermiddel” in artikel 1.2 van de ADR, tot de conclusie dat een draagbaar brandblusapparaat aanwezig moet zijn wanneer je gevaarlijke goederen vervoerd of een transporteenheid met gevaarlijke goederen laat staan. Deze conclusie heeft tot gevolg dat verdachte ten tijde van de controle moest beschikken over een draagbaar brandblusapparaat dat voldeed aan de eisen in 8.1.4 van de ADR.
De economische politierechter is op basis van het dossier van oordeel dat het draagbare brandblusapparaat niet voldeed aan de eisen in artikel 8.1.4.4 ADR en dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Etikettering op voertuig
De economische politierechter overweegt dat verdachte zowel bij de politie als ter terechtzitting heeft verklaard dat hij inderdaad geen sticker had aangebracht vanwege het risico op een inbraak. Gelet op het voorgaande is de economische politierechter van oordeel dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Etikettering op drukhouders
De economische politierechter overweegt dat uit het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal volgt dat de etikettering op de drukhouders niet in orde was. De verklaring van verdachte dat de etikettering op één van de flessen nog leesbaar zou zijn voorafgaande aan de controle door de politie vindt geen steun in het dossier. Gelet op het voorgaande is de economische politierechter van oordeel dat het ten laste gelegde onderdeel wettig en overtuigend bewezen wordt.
Inrichting, stuwage en vastzetten
De economische politierechter ziet zich voor de vraag gesteld of de Volkswagen Caddy niet was voorzien van inrichtingen die het vastzetten en de behandeling van de gevaarlijke goederen mogelijk maakt en/of de drukhouders niet waren gestuwd of vast gezet.
De economische politierechter is van oordeel dat de inrichting voldeed aan de eisen in de ADR en dat verdachte voor dit onderdeel moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de stuwage volgt uit het dossier dat de drukhouders in het krat zijn gestapeld, het krat niet vol zit en over de drukhouders geen bevestigingsbanden zijn aangebracht. Gelet op het voorgaande is de economische politierechter van oordeel dat de drukhouders niet zodanig op een zekere en gepaste wijze zijn vastgezet, vastgemaakt of bevestigd dat zij niet kunnen verschuiven. Het ten laste gelegde onderdeel is naar het oordeel van de economische politierechter wettig en overtuigend bewezen.
Opzet
De raadsvrouw heeft gesteld dat bij alle ten laste gelegde gedragingen geen sprake was van opzet.
Bij de bewezenverklaarde gedragingen benadrukt de rechtbank dat aan verdachte een economisch delict ten laste is gelegd. Het begrip “opzet” moet in het economisch strafrecht in beginsel worden uitgelegd als “kleurloos opzet”. Dit betekent dat voor een bewezenverklaring van het opzettelijk begaan van een dergelijk delict niet vereist is dat het opzet van de verdachte was gericht op het niet naleven van de in de bewezenverklaring bedoelde wettelijke verplichtingen (vgl. ECLI:NL:HR:2009:BH2684). Voldoende is dat het opzet is gericht op de gedragingen.
Vereist is in dit geval dus slechts dat verdachte op de tenlastegelegde datum gevaarlijke stoffen heeft vervoerd of heeft laten staan in een voertuig. Niet is vereist dat hij opzettelijk niet heeft voldaan aan de verplichtingen in de ADR. Gelet op hetgeen de economische politierechter eerder heeft overwogen over de tenlastegelegde feiten acht de economische politierechter wettelijk en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde opzettelijk heeft begaan.
4.2.3
Ten aanzien van het onder parketnummer 84-117596-23 ten laste gelegde
4.2.3.1 De redengevende feiten en omstandigheden
De economische politierechter stelt op basis van het dossier en van hetgeen ter terechtzitting is besproken de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 26 november 2022 reageerden verbalisanten op een melding over meerdere jongens met auto’s die lachgas zouden gebruiken op het parkeerterrein van voetbalvereniging KHC aan de Veneweg in [plaats]. [10] Ter plaatse stond een Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 3] en een Peugeot Partner met kenteken [kenteken 2]. Deze voertuigen stonden naast elkaar en daar tussenin stonden meerdere luchtdrukhouders. Een tweetal personen in de Volkswagen Golf herkende verbalisant als zijnde verdachte en [betrokkene]. Verdachte zei tegen verbalisant dat hij stond te wachten op iemand, zodat hij de drukhouders die buiten stonden in een andere auto kon vervoeren. Hij was de sleutel van het bestelbusje verloren. Verbalisant voelde dat de portier van het bestelbusje niet op slot was en direct kon worden geopend. Hierop is op grond van de Wvgs een onderzoek ingesteld naar de Peugeot Partner.
In de laadruimte van de Peugeot Partner zijn 128 drukhouders aangetroffen. In totaal ging het om 125 verzegelde drukhouders die mogelijk waren gevuld met 297 kilogram distikstofoxide (lachgas). Verdachte had bakken in de laadbak geplaatst. De bakken waren overvol en de flessen waren niet vastgezet. Er lagen flessen naast de bakken en los in de laadbak. [11]
Op de verpakking van de drukhouders was het bij lachgas behorende UN-nummer niet duidelijk en duurzaam was aangegeven. Het kenmerk was niet goed leesbaar. [12] Van de drukhouders zijn foto’s gemaakt en aan het dossier gevoegd.
De begeleide lijst was niet ingevuld, niet alle flessen waren correct gelabeld en de op sommige flessen ingeslagen nummers waren niet goed leesbaar.
4.2.3.2 Het oordeel van de economische politierechter
Vervoersdocument
De economische politierechter is op basis van het dossier van oordeel dat verdachte het voertuig heeft laten staan en dat verdachte moet worden vrijgesproken voor dit onderdeel van de tenlastelegging.
Etikettering op voertuig
De economische politierechter overweegt dat verdachte zowel bij de politie als ter terechtzitting heeft verklaard dat hij inderdaad geen sticker had aangebracht vanwege het risico op een inbraak. Gelet op het voorgaande is de economische politierechter van oordeel dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Etikettering op drukhouders
De economische politierechter overweegt dat uit het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal volgt dat de etikettering op de drukhouders niet in orde was. Gelet op het voorgaande is de economische politierechter van oordeel dat het ten laste gelegde onderdeel wettig en overtuigend bewezen wordt.
Inrichting, stuwage en vastzetten
De economische politierechter ziet zich voor de vraag gesteld of de Peugeot Partner niet was voorzien van inrichtingen die het vastzetten en de behandeling van de gevaarlijke goederen mogelijk maakt en/of de drukhouders niet waren gestuwd of vast gezet.
De economische politierechter is daarbij van oordeel dat het enkel plaatsen van bakken in de laadbak niet kan worden aangemerkt als het hebben van een inrichting die het vastzetten van en de behandeling van de gevaarlijke goederen mogelijk maakt, als bepaald in voorschrift 7.5.7.1. van het ADR, zodat de economische politierechter ook dit deel van de tenlastelegging bewezen verklaart.
Ten aanzien van de stuwage volgt uit het dossier dat de bakken overvol waren en de flessen niet waren vastgezet. Er lagen flessen naast de bakken en los in de laadbak. Gelet op het voorgaande is de economische politierechter van oordeel dat de drukhouders niet zodanig op een zekere en gepaste wijze zijn vastgezet, vastgemaakt of bevestigd dat zij niet kunnen verschuiven. Het ten laste gelegde onderdeel is naar het oordeel van de economische politierechter wettig en overtuigend bewezen.
Opzet
De economische politierechter is op basis van hetgeen de economische politierechter heeft overwogen onder parketnummer
84-260696-22
Opzet’ van oordeel dat verdachte opzet heeft gehad op de tenlastegelegde gedragingen.
4.2.4
Ten aanzien van het onder parketnummer 84-038575-23 ten laste gelegde
4.2.4.1 De redengevende feiten en omstandigheden
De economische politierechter stelt op basis van het dossier en van hetgeen ter terechtzitting is besproken de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 2 december 2022 zagen verbalisanten een Peugeot Partner met kenteken [kenteken 2] over de Twiegweerd in [plaats] rijden. Eerder op die dag was een melding binnengekomen over overlast van een voertuig beladen met lachgasflessen op het Zomerbed in de wijk Onderdijks in [plaats]. [13] Ter plaatse stond een zwarte Volkswagen Polo met kenteken [kenteken 4] ter hoogte van de Peugeot Partner. De bijrijder, verdachte, heeft zich geïdentificeerd en gaf aan dat hij inderdaad heeft gereden in de Peugeot Partner.
Verbalisanten zijn samen met verdachte naar de Peugeot Partner gegaan om de inhoud van de laadruimte te bekijken. Hierin werden 143 drukhouders aangetroffen. In totaal ging het om 73 gevulde drukhouders met 145 kilogram dikstikstofoxide (lachgas). [14]
De drukhouders waren in het geheel niet vastgezet noch door geschikte middelen in bedwang gehouden. De drukhouders waren gestapeld en kwamen boven de kratten uit. Slechts de achterste drie kratten met daarin drukhouders werden vastgehouden door middel van een bevestigingsmiddel. Door bewegingen van het voertuig en de daardoor optredende krachten konden de drukhouders van stand kon veranderen.
De laaddeuren van de Peugeot Partner waren niet gemerkt met de tenminste 25 millimeter hoge tekst “WAARSCHUWING GEEN VENTILATIE VOORZICHTIG OPENEN” in een taal die door de afzender als geschikt werd beschouwd. [15]
Ten tijde van het daadwerkelijke vervoer van gevaarlijke stoffen (lachgas) was geen vervoersdocument aanwezig in het voertuig.
4.2.4.2 Het oordeel van de economische politierechter
Rechtmatigheid bewijs
De economische politierechter ziet zich voor de vraag gesteld of het bewijs in de onderhavige zaak rechtmatig is verkregen. De economische politierechter overweegt hiertoe als volgt.
Gelet op hetgeen de economische politierechter heeft overwogen onder
3.1.3is niet gebleken dat de verklaring van verdachte wordt ondersteund door de stukken in het dossier.
De economische politierechter is van oordeel dat geen sprake is van onrechtmatig verkregen bewijs.
Inrichting, stuwage en vastzetten
De economische politierechter ziet zich voor de vraag gesteld of de Peugeot Partner niet was voorzien van inrichtingen die het vastzetten en de behandeling van de gevaarlijke goederen mogelijk maakt en/of de drukhouders niet waren gestuwd of vast gezet.
De economische politierechter is daarbij van oordeel dat het enkel plaatsen van bakken in de laadbak niet kan worden aangemerkt als het hebben van een inrichting die het vastzetten van en de behandeling van de gevaarlijke goederen mogelijk maakt, als bepaald in voorschrift 7.5.7.1. van het ADR, zodat de economische politierechter ook dit deel van de tenlastelegging bewezen verklaart.
Ten aanzien van de stuwage volgt uit het dossier dat de drukhouders in het geheel niet waren vastgezet noch door geschikte middelen in bedwang werden gehouden. De drukhouders waren gestapeld en kwamen boven de kratten uit. Slechts de achterste drie kratten met daarin drukhouders werden vastgehouden door middel van een bevestigingsmiddel. Door bewegingen van het voertuig en de daardoor optredende krachten konden de drukhouders van stand kon veranderen. Gelet op het voorgaande is de economische politierechter van oordeel dat de drukhouders niet zodanig op een zekere en gepaste wijze zijn vastgezet, vastgemaakt of bevestigd dat zij niet kunnen verschuiven. Het ten laste gelegde onderdeel is naar het oordeel van de economische politierechter wettig en overtuigend bewezen.
Etikettering op voertuig
De economische politierechter overweegt dat verdachte zowel bij de politie als ter terechtzitting heeft verklaard dat hij inderdaad geen sticker had aangebracht vanwege het risico op een inbraak. Gelet op het voorgaande is de economische politierechter van oordeel dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Vervoersdocument
De economische politierechter is op basis van het dossier van oordeel dat verdachte het voertuig heeft laten staan en dat verdachte moet worden vrijgesproken voor dit onderdeel van de tenlastelegging.
Opzet
De economische politierechter is op basis van hetgeen de economische politierechter heeft overwogen onder parketnummer
84-260696-22
Opzet’, van oordeel dat verdachte opzet heeft gehad op de tenlastegelegde gedragingen.
4.3
De bewezenverklaring
De economische politierechter acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
84-260696-22
1
hij op 10 april 2022 te [plaats], opzettelijk,
handelingen als bedoeld in artikel 2, eerste lid van de Wet
vervoer gevaarlijke stoffen heeft verricht ten aanzien van gevaarlijke stoffen en
met een transporteenheid
(bestelauto met kenteken [kenteken 1]), dat is aangewezen ingevolge artikel 3,
onderdeel b van genoemde wet, anders dan met inachtneming van de in dat
onderdeel bedoelde regels, immers heeft hij met een
transporteenheid, gevaarlijke stoffen, te weten een hoeveelheid (54 kg) dikstofoxide,
UN-nummer 1070, klasse 2, vervoerd over een voor het openbaar verkeer
openstaande weg, in elk geval over land, terwijl de bij of krachtens het besluit
vervoer gevaarlijke stoffen terzake gestelde regels niet in acht waren genomen,
immers
waren de drukhouders niet gestuwd of vast gezet,
en
werd in strijd met het bepaalde in voorschrift 7.5.11 voorschrift CV36 aangegeven in
kolom (18) van tabel A van hoofdstuk 3.2 niet nageleefd, immers werd de colli niet
in een open en/of geventileerd voertuig geladen en werden de laaddeuren van
het voertuig niet gemerkt met de tenminste 25 millimeter hoge tekst
“WAARSCHUWING GEEN VENTILATIE VOORZICHTIG OPENEN” in een taal die
door de afzender als geschikt werd beschouwd;
2
hij op 30 april 2022, te [plaats], opzettelijk,
handelingen als bedoeld in artikel 2, eerste lid van de Wet vervoer
gevaarlijke stoffen heeft verricht ten aanzien van gevaarlijke stoffen en met
vervoermiddelen, dat is aangewezen ingevolge artikel 3, onderdeel b van genoemde
wet, anders dan met inachtneming van de in dat onderdeel bedoelde regels, immers
heeft hij toen en aldaar, een transporteenheid (bestelauto met kenteken [kenteken 1]),
laten staan, waarin of waarop zich , gevaarlijke stoffen, te weten een hoeveelheid (
49 KG)distikstofoxide (lachgas), UN nummer 1070, klasse 2, of resten daarvan
bevonden, op de [adres 1] gelegen aan de voor het openbaar verkeer
openstaande weg, terwijl de bij of krachtens het besluit vervoer gevaarlijke stoffen
terzake gestelde regels niet in acht waren genomen, immers
droegen meerdere drukhouders geen duidelijke leesbare en duurzame
opschriften betreffende het UN-nummer en juiste vervoersnaam van het gas en
of het gasmengsel, zoals aangegeven in 3.1.2. (voorschrift 5.2.1.1 / 5.2.1.6. van
Bijlage 1 van de Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen);
en
waren de drukhouders niet gestuwd of vast gezet;
en
werd in strijd met het bepaalde in voorschrift 7.5.11 voorschrift CV36 aangegeven in
kolom (18) van tabel A van hoofdstuk 3.2 niet nageleefd, immers werd de colli niet
in een open en/of geventileerd voertuig geladen en werden de laaddeuren van
het voertuig niet gemerkt met de tenminste 25 millimeter hoge tekst
“WAARSCHUWING GEEN VENTILATIE VOORZICHTIG OPENEN” in een taal die
door de afzender als geschikt werd beschouwd;
en
was in strijd met bepaalde in voorschrift 8.1.4.2 van het ADR de transporteenheid
die volgens 1.1.3.6 van het ADR gevaarlijke goederen vervoerd niet voorzien van één
– inzetbaar- draagbaar brandblusapparaat voor de brandbaarheidsklassen 1 A,B
en C, met een minimumcapaciteit van 2 kilogram poeder;
84-117596-23
hij op 26 november 2022 te [plaats], opzettelijk,
handelingen als bedoeld in artikel 2, eerste lid van de Wet vervoer gevaarlijke
stoffen heeft verricht ten aanzien van gevaarlijke stoffen en met een
transporteenheid (bestelauto met kenteken [kenteken 2]), die is aangewezen ingevolge
artikel 3, onder b van genoemde wet, anders dan met inachtneming van de in dat
onderdeel bedoelde regels, immers heeft hij verdachte, gevaarlijke stoffen, te weten
ongeveer 297 kg dikstofoxide (lachgas), UN-nummer 1070, klasse 2, in 125 drukhouders dit vervoermiddel heeft laten staan op een parkeerplaats terwijl die bij of krachtens het besluit vervoer gevaarlijke stoffen terzake gestelde regels niet in acht waren genomen, immers
voornoemd vervoermiddel, in strijd met het bepaalde in voorschrift 7.5.7.1 van het
ADR, niet was voorzien van inrichtingen die het vastzetten en de behandeling van
die gevaarlijke goederen, te weten 125 drukhouders met lachgas mogelijk maakt
en die drukhouders met lachgas niet heeft vastgezet met geschikte middelen die
in staat waren die drukhouders met lachgas in voornoemd voertuig in bedwang te
houden (zoals bevestigingsbanden, schuifwanden, verstelbare steunen) op een
wijze waardoor kan worden voorkomen dat door bewegingen de stand van die
drukhouders met lachgas zouden kunnen wijzigen en die drukhouders met
lachgas zouden kunnen beschadigen
en in dat vervoermiddel, in strijd met nummer 5.2.1.2 van de ADR, het
UN-nummer niet goed leesbaar was aangegeven op de luchtdrukhouders
en in dat vervoermiddel, in strijd met nummer 5.2.2.1.1 van de ADR, niet voldaan
was aan de etiketteringsvoorschriften, immers was de begeleide lijst niet ingevuld
en de flessen waren niet of niet correct gelabeld;
84-038375-23
hij op 2 december 2022 te [plaats], opzettelijk,
handelingen als bedoeld in artikel 2, eerste lid van de Wet vervoer gevaarlijke
stoffen heeft verricht ten aanzien van gevaarlijke stoffen en met een
transporteenheid (Peugeot Partner met kenteken [kenteken 2]), die is aangewezen
ingevolge artikel 3, onder b van genoemde wet, anders dan met inachtneming van
de in dat onderdeel bedoelde regels, immers heeft hij verdachte, gevaarlijke stoffen,
(ongeveer 175 kg) lachgas, UN-nummer 1070, klasse 2, in 73 drukhouders
laten staan terwijl die bij of krachtens het besluit vervoer gevaarlijke stoffen terzake gestelde regels niet in acht waren genomen, immers
was in strijd met het bepaalde in voorschrift 7.5.7.1 van het ADR, voornoemd
vervoermiddel niet voorzien van inrichtingen die het vastzetten en de behandeling
van die gevaarlijke goederen, te weten 73 drukhouders met
lachgas mogelijk maakt en waren die drukhouders met lachgas niet vast gezet
met geschikte middelen die in staat waren die drukhouders met lachgas in
voornoemd voertuig in bedwang te houden (zoals bevestigingsbanden,
schuifwanden, verstelbare steunen) op een wijze waardoor werd voorkomen dat
door bewegingen de stand van die drukhouders met lachgas zou kunnen wijzigen
en die drukhouders met lachgas zouden kunnen beschadigen,
en
- was in strijd met het bepaalde in voorschrift 7.5.7.11 voorschrift CV36 kolom (18)
van tabel A van hoofdstuk 3.2 de colli niet in een open en geventileerd voertuig
geladen en werden de laaddeuren van voornoemd vervoermiddel niet
gemerkt met de tenminste 25 millimeter hoge tekst “WAARSCHUWING GEEN
VENTILATIE VOORZICHTIG OPENEN” in een taal die door de afzender als geschikt
werd beschouwd,
en
werd in strijd met het bepaalde voorschrift 8.1.2.1 onder a van het ADR niet de
vervoersdocumenten, aangegeven in voorschrift 5.4.1 van het ADR in die
transporteenheid meegevoerd;
De economische politierechter spreekt verdachte vrij van het onder parketnummer
84-045153-24ten laste gelegde.
De economische politierechter acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat hij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 2, 3 en 5 van de Wet wegvervoer gevaarlijke stoffen in samenhang met de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en de artikelen 3.1.2, 5.1.2.1, 5.2.2.1.1, 5.4.1, 7.5.7.1, 7.5.11, 8.1.2, 8.1.4.2 en 8.1.4.4 van de ADR. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
telkens het misdrijf:
overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 5, Wet vervoer gevaarlijke goederen, opzettelijk begaan.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De economische politierechter oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie en het standpunt van de verdediging
6.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 160 uren. Bij deze eis heeft de officier van justitie de richtlijnen van het OM tot uitgangspunt genomen. Meermaals is geconstateerd dat verdachte de regels aan zijn laars heeft gelapt. De officier van justitie heeft rekening gehouden met de eerdere strafbeschikking opgelegd voor een soortgelijk feit, de toepassing van artikel 63 Sr en de overschrijding van de redelijke termijn in de zaken met parketnummers
84-260696-22en
84-045153-24.
6.1.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat een geheel voorwaardelijke taakstraf moet worden opgelegd. Hierbij verwijst de raadsvrouw naar de overschrijding van de redelijke termijn in de zaken met parketnummers
84-260696-22,
84-117596-23en
84-045153-24. Voorts moet rekening worden gehouden met het feit dat verdachte per januari 2023 is gestopt en verder niet meer is voorgekomen in verband met soortgelijke feiten, dat het om oudere feiten gaat en artikel 63 Sr van toepassing is.
6.2
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de economische politierechter rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De economische politierechter acht daarbij het volgende van belang.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft op 10 en 30 april, 26 november en 2 december 2022 in zijn bedrijfsauto drukhouders lachgas vervoerd over de openbare weg zonder dan wel laten stil staan zonder daarbij te voldoen aan voorschriften die tot doel hebben de risico’s van een dergelijk vervoer dan wel stil staan van gevaarlijke stoffen te beperken. De verdachte heeft daarmee ongeoorloofde risico’s genomen ter zake de veiligheid van goederen en personen, onder wie andere weggebruikers en omwonenden. Dit neemt de economische politierechter hem kwalijk.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie over verdachte van 4 oktober 2024. Hieruit blijkt dat verdachte eerder een strafbeschikking heeft ontvangen voor een soortgelijk strafbaar feit. Dat verdachte per 1 januari 2023 is gestopt met de lachgas-handel werkt in dit geval niet straf verlagend. Lachgas valt sindsdien datum onder de Opiumwet, zodat verdachte hoe dan ook gehouden was te stoppen met deze handel en het daarbij behorende vervoer. De economische politierechter houdt rekening met de toepassing van artikel 63 Sr.
De op te leggen (hoofd)straf
De economische politierechter houdt bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf rekening met het feit dat de redelijke termijn in de zin van artikel 6 EVRM in de zaken met parketnummers
84-260696-22en
84-117596-23is overschreden. In de zaak met parketnummer
84-260696-22is de termijn voor feit 1 met zeven maanden en voor feit 2 met zes maanden overschreden. In de zaak met parketnummer
84-117596-23is de termijn met één dag overschreden Deze overschrijdingen komen voor rekening van het Openbaar Ministerie, nu niet is gesteld of gebleken dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die overschrijding van de redelijke termijnen kunnen rechtvaardigen. De rechtbank zal daarom bij het bepalen van de strafmaat rekening houden met de overschrijdingen van de redelijke termijnen.
Verdachte heeft verklaard te zijn gestopt met de handel in lachgas omdat dit met ingang van 1 januari 2023 verboden is geworden. Het opleggen van een (deels) voorwaardelijke straf is daarom niet opportuun.
Het voorgaande brengt de economische politierechter, mede gezien de gedeeltelijke vrijspraak, tot de conclusie dat een lager dan geëiste taakstraf van 80 uren passend en geboden is.
6.3
De inbeslaggenomen voorwerpen
6.3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het in beslag genomen voertuig verbeurd moet worden verklaard.
6.3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat het in beslag genomen voertuig wegens vrijspraak voor het ten laste gelegde moet worden geretourneerd aan verdachte.
6.3.3
Het oordeel van de economische politierechter
De economische politierechter overweegt dat uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat het voertuig op 17 september 2022 onder [betrokkene] in beslag is genomen en dat verdachte de rechthebbende is.
De economische politierechter zal de teruggave aan de rechthebbende gelasten van het aan hem toebehorende op de beslaglijst vermelde voertuig, aangezien dit in het licht van de vrijspraak in de zaak met parketnummer 84-045153-24 in welk kader het voertuig in beslag werd genomen, niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

6.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 22c, 22d, 57 en 63 Sr.

7.De beslissing

De economische politierechter:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder parketnummer
84-045153-24tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het overig tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
telkens het misdrijf:
overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 5, Wet vervoer gevaarlijke goederen, opzettelijk begaan;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
80 (tachtig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
40 (veertig) dagen;
de inbeslaggenomen voorwerpen
- gelast de teruggave van 1 STK Bestelauto (omschrijving: PL0600-2022431101-G2636149) aan de rechthebbende, te weten de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P. van Campen, economische politierechter, in tegenwoordigheid van mr. C.L. Struik, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 27 november 2024.

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van bevindingen van 3 december 2022, pagina 21.
2.Het proces-verbaal van wet vervoer gevaarlijke stoffen van 10 oktober 2022, pagina 4.
3.Het proces-verbaal van wet vervoer gevaarlijke stoffen van 10 mei 2022, pagina 2.
4.Het proces-verbaal van wet vervoer gevaarlijke stoffen van 10 mei 2022, pagina 2 tot en met 3.
5.Het proces-verbaal van wet vervoer gevaarlijke stoffen van 10 mei 2022, pagina 7.
6.Het proces-verbaal van wet vervoer gevaarlijke stoffen van 10 mei 2022, pagina 2.
7.Het proces-verbaal van wet vervoer gevaarlijke stoffen van 10 mei 2022, pagina 7 tot en met 8.
8.Het proces-verbaal wet vervoer gevaarlijke stoffen van 26 mei 2022, pagina 13.
9.Het proces-verbaal van wet vervoer gevaarlijke stoffen van 26 mei 2022, pagina 14 tot en met 15.
10.Het proces-verbaal wet wegvervoer gevaarlijke stoffen van 20 april 2023, pagina 2.
11.Het proces-verbaal wet wegvervoer gevaarlijke stoffen van 20 april 2023, pagina 4.
12.Het proces-verbaal wet wegvervoer gevaarlijke stoffen van 20 april 2023, pagina 3.
13.Het proces-verbaal wet wegvervoer gevaarlijke stoffen van 25 januari 2023, pagina 5.
14.Het proces-verbaal wet wegvervoer gevaarlijke stoffen van 25 januari 2023, pagina 6.
15.Het proces-verbaal wet wegvervoer gevaarlijke stoffen van 25 januari 2023, pagina 7.