ECLI:NL:RBOVE:2024:6015

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 november 2024
Publicatiedatum
19 november 2024
Zaaknummer
08.173933.24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onoplettendheid van bestuurder

Op 19 november 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 42-jarige vrouw, die als bestuurder van een auto betrokken was bij een verkeersongeval op 5 september 2023 in Zwolle. De rechtbank heeft de vrouw veroordeeld tot een geldboete van € 2.500,- en een voorwaardelijke ontzegging van haar rijbevoegdheid voor drie maanden, met een proeftijd van twee jaren. De verdachte veroorzaakte het ongeval door onvoldoende op te letten en niet rechts te houden, waardoor een fietser, genaamd [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld, wat leidde tot de aanrijding. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waaronder de ernst van het letsel van het slachtoffer en de persoonlijke situatie van de verdachte, die een groot gezin heeft. De rechtbank heeft vastgesteld dat het letsel van het slachtoffer als zwaar lichamelijk letsel kan worden gekwalificeerd, en dat de verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit op basis van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en de opgelegde straf als passend en geboden beschouwd.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.173933.24 (P)
Datum vonnis: 19 november 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1982 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
5 november 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en haar raadsman mr. K. Kok, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte als bestuurder van een auto schuldig is aan het veroorzaken van een verkeersongeval, waardoor
[slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, dan wel dat zij gevaar op de weg heeft veroorzaakt dan wel onvoldoende rechts heeft gehouden.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
zij op of omstreeks 5 september 2023 te Zwolle als bestuurder van een voertuig
(bedrijfsauto), daarmee rijdende op de weg, het [adres 3],
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft
gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl verdachte ter plaatse bekend was,
- in strijd met bord C6 van bijlage I van het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens 1990, welk bord was voorzien van een onderbord als bedoeld in
artikel 67 van voormeld reglement, voorzien van de tekst “uitgezonderd
aanwonenden en/of landbouwverkeer” het [adres 3] is op/ingereden en/of
- niet of in onvoldoende mate heeft opgelet en/of is blijven opletten op eventueel
naderend verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of
- in strijd met artikel 3 van voormeld reglement niet aan haar verplichting heeft
voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van voormeld reglement haar snelheid niet
zodanig heeft geregeld dat zij, verdachte, in staat was voormeld voertuig tot
stilstand te brengen binnen de afstand waarover zij genoemde weg kon overzien en
waarover deze vrij was en/of
- ( vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een fietser die
vanuit tegengestelde richting naderde, ten gevolge waarvan of waarbij de
bestuurder van die fiets ten val is gekomen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]
) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat
daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale
bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
zij op of omstreeks 5 september 2023 te Zwolle als bestuurder van een voertuig
(bedrijfsauto), daarmee rijdende op de weg, het [adres 3],
- in strijd met bord C6 van bijlage I van het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens 1990, welk bord was voorzien van een onderbord als bedoeld in
artikel 67 van voormeld reglement, voorzien van de tekst “uitgezonderd
aanwonenden en/of landbouwverkeer” het [adres 3] is op/ingereden en/of
- niet of in onvoldoende mate heeft opgelet en/of is blijven opletten op eventueel
naderend verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of
- in strijd met artikel 3 van voormeld reglement niet aan haar verplichting heeft
voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van voormeld reglement haar snelheid niet
zodanig heeft geregeld dat zij, verdachte, in staat was voormeld voertuig tot
stilstand te brengen binnen de afstand waarover zij genoemde weg kon overzien en
waarover deze vrij was en/of
- ( vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een fietser die
vanuit tegengestelde richting naderde, ten gevolge waarvan of waarbij de
bestuurder van die fiets ten val is gekomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 5 september 2023 te Zwolle als bestuurder van een bedrijfsauto
op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, het [adres 3], niet zoveel
mogelijk rechts heeft gehouden, waarbij letsel aan personen is ontstaan of schade
aan goederen is toegebracht.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van het primair ten laste gelegde bepleit.
De raadsman heeft gesteld dat enkel bewezen kan worden dat verdachte onvoldoende rechts heeft gehouden en dat zij vervolgens tegen de fietsster is gebotst. De raadsman heeft bepleit dat verdachte van hetgeen onder het eerste gedachtestreepje is tenlastegelegd dient te worden vrijgesproken, omdat zij als aanwonende moet worden gezien, nu het haar weiland is waar het [adres 3] omheen loopt. De raadsman heeft naar voren gebracht dat er wel wettig en overtuigend bewijs is voor het subsidiair tenlastegelegde.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.
Verdachte reed op 5 september 2023 als bestuurder van een auto in de gemeente Zwolle op het [adres 3] in de richting van de [adres 2] . Het [adres 3] is gesloten voor motorrijtuigen op meer dan twee wielen, uitgezonderd aanwonenden en landbouwverkeer. Verdachte is bekend met deze weg en rijdt hier meerdere keren per week. [slachtoffer] fietste op datzelfde moment op het [adres 3] en kwam uit de tegengestelde richting. Verdachte zag [slachtoffer] aan komen fietsen en zij zouden elkaar in een bocht passeren. [slachtoffer] fietste – vanuit haar rijrichting bezien – uiterst rechts op de weg toen zij de bocht in stuurde. Verdachte hield bij het insturen van de bocht onvoldoende rechts, waardoor zij in de bocht in botsing kwam met [slachtoffer] , waarbij de auto van verdachte de linkerzijde van [slachtoffer] raakte en [slachtoffer] ten val kwam. [slachtoffer] heeft door de aanrijding meerdere botbreuken in haar aangezicht opgelopen, waaronder botbreuken van meerdere kaakbijholtes, beide oogkassen en het jukbeen en een deel van de tandenrij midden-boven is geheel los komen te liggen.
Aan de rechtbank ligt de vraag voor of het rijgedrag van verdachte schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) oplevert. Zij overweegt hierover als volgt.
Om tot een bewezenverklaring van artikel 6 WVW te komen, moet vastgesteld worden dat verdachte zich zodanig heeft gedragen dat het aan haar schuld is te wijten, dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Het bestanddeel “schuld” is in dit geval nader omschreven als “zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam”.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is niet in zijn algemeenheid aan te geven of
één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in de zin van
artikel 6 WVW, maar komt het bij de boordeling aan op het geheel van de gedragingen van
verdachte, de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de overige
omstandigheden van het geval. Uit de rechtspraak kan ook niet als algemene regel worden afgeleid dat schuld in de zin van artikel 6 WVW in geen geval kan worden bewezenverklaard als de gedraging van de verdachte die heeft geleid tot het ongeval, haar aanleiding vindt in uitsluitend een enkel moment van onoplettendheid. De omstandigheden van het geval – waartoe ook de aard van de verkeerssituatie kan worden gerekend – kunnen immers zodanige aandacht vergen dat ook een kort moment van onoplettendheid als zeer onvoorzichtig kan worden aangemerkt. Verder kan niet alleen uit de ernst van de gevolgen van
verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer
worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin. [1]
De rechtbank is, gelet op de feiten en omstandigheden zoals die hiervoor zijn weergegeven, van oordeel dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gehandeld. Allereerst mocht verdachte niet op het [adres 3] rijden, omdat zij – anders dan door de raadsman betoogd – geen ‘aanwonende’ is, nu haar woonadres niet aan het [adres 3] ligt. De auto waarin zij reed betreft ook geen landbouwvoertuig. Verdachte was ter plaatse bekend en was zich er van bewust dat zij op een smalle weg reed en dat het voor verkeer ter plaatse lastig is om elkaar te passeren, temeer nu verdachte in een brede auto reed. Verdachte had, gelet op deze omstandigheden, naar het oordeel van de rechtbank extra oplettend moeten zijn, met name nu [slachtoffer] als fietsster ten opzichte van de auto een kwetsbare verkeersdeelnemer is. Verdachte had haar snelheid moeten aanpassen en matigen en voldoende rechts moeten houden. Dit heeft verdachte niet gedaan en daardoor kon de botsing plaatsvinden. Het verkeersongeval is daarom aan haar schuld, als bedoeld in artikel 6 WVW, te wijten.
Het letsel dat [slachtoffer] heeft opgelopen, kan gelet op de aard en ernst daarvan, worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
primair
zij op 5 september 2023 te Zwolle als bestuurder van een voertuig (auto), daarmee rijdende op de weg, het [adres 3], aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, terwijl verdachte ter plaatse bekend was,
- in strijd met bord C6 van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, welk bord was voorzien van een onderbord als bedoeld in artikel 67 van voormeld reglement, voorzien van de tekst “uitgezonderd aanwonenden en/of landbouwverkeer” het [adres 3] is ingereden en
- niet of in onvoldoende mate heeft opgelet en is blijven opletten op eventueel naderend verkeer en de verkeerssituatie ter plaatse en
- in strijd met artikel 3 van voormeld reglement niet aan haar verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van voormeld reglement haar snelheid niet zodanig heeft geregeld dat zij, verdachte, in staat was voormeld voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover zij genoemde weg kon overzien en waarover deze vrij was en
- vervolgens is gebotst tegen een fietser die vanuit tegengestelde richting naderde, ten gevolge waarvan de bestuurder van die fiets ten val is gekomen, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander genaamd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat de rechtbank haar daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 6 WVW. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
primair
het misdrijf: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een geldboete van
€ 2.500,-- en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van drie maanden, met een proeftijd van twee jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat een onvoorwaardelijke rijontzegging niet redelijk is, nu verdachte acht kinderen heeft.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft als bestuurder van een auto een aan haar schuld te wijten verkeersongeval veroorzaakt. Verdachte reed met haar brede auto op het [adres 3] – een voor haar bekende weg – terwijl zij daar niet mocht rijden. [slachtoffer] kwam haar tegemoet fietsen. Doordat verdachte niet goed anticipeerde en niet voldoende rechts hield, volgde een aanrijding. Dit ongeluk heeft voor [slachtoffer] grote gevolgen gehad. Zij heeft door de aanrijding zwaar lichamelijke letsel opgelopen, dat nog steeds veel invloed heeft op haar dagelijks leven.
In dit geval betreft de schuld in de zin van artikel 6 WVW binnen de kaders van de geschonden norm de minst zware vorm van schuld. Dat komt tot uitdrukking in de strafmaat, waarbij de rechtbank de door het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht) geformuleerde oriëntatiepunten als uitgangspunt neemt. Het oriëntatiepunt is – bij sprake van aanmerkelijke schuld en geen alcoholgebruik – een taakstraf van 240 uren en een rijontzegging voor de duur van een jaar.
In deze zaak zijn er naar het oordeel van de rechtbank omstandigheden die aanleiding geven om ten gunste van verdachte van de oriëntatiepunten af te wijken.
Ter terechtzitting heeft verdachte zich schuldbewust getoond en dit kwam de rechtbank oprecht voor. Verdachte heeft een groot gezin, waaronder schoolgaande kinderen, die voor het vervoer, maar ook voor hun zorg in het algemeen van haar afhankelijk zijn.
De rechtbank acht ook van belang dat verdachte, blijkens haar strafblad van 9 juli 2024, nooit eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
Met de officier van justitie acht de rechtbank het passend en geboden aan verdachte op te leggen een geldboete van € 2.500,-- en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van drie maanden. De rechtbank zal de rijontzegging, gelet op de persoonlijke situatie van verdachte zoals hiervoor beschreven en om verdachte er van te weerhouden in de toekomst wederom soortgelijke feiten te plegen, geheel voorwaardelijk opleggen. De rechtbank bepaalt de proeftijd op twee jaren.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23 en 24c Sr en 175 en 179 WVW.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair
het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot betaling van
een geldboete van € 2.500,-- (vijfentwintighonderd euro);
- beveelt dat bij niet volledige betaling en verhaal van de geldboete, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
35 (vijfendertig) dagen;
-
ontzegtde verdachte de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
3 (drie) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaren.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.N. Neumann, voorzitter, mr. A. van Holten en
mr. D.E. Schaap, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J. Seuters, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 19 november 2024.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023408258. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 5 november 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Op 5 september 2023 reed ik op het [adres 3]. Ik rijd regelmatig op die weg, een paar keer per week. Ik zag dat een fietser mij tegemoet kwam en wij moesten elkaar in de bocht passeren. Zij fietste heel netjes, helemaal aan haar rechterkant van de weg. Ik reed rustig en ik dacht dat ik wel langs haar heen kon, maar dat bleek een inschattingsfout. Ik heb op de foto’s in het dossier wel gezien dat ik de fietsster te weinig ruimte heb gegeven. Ik had dat anders moeten doen. Ik had door de berm moeten gaan.
2.
Het proces-verbaal Forensisch onderzoek plaats delict van 19 februari 2024, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , pagina 5 (van dit proces-verbaal), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisanten:
De bestuurder van de bedrijfsauto, merk DODGE, type RAM 1500 reed over het [adres 3] gemeente Zwolle, komende uit de richting van de [adres 4] en gaande in de richting van de [adres 2] . De bestuurster van de fiets kwam uit de richting van de [adres 2] en ging in de richting van de [adres 4]. De bestuurster van de bedrijfsauto was ter hoogte van de [adres 4] het [adres 3] opgereden terwijl deze gesloten is voor motorrijtuigen op meer dan twee wielen, uitgezonderd aanwonenden en landbouwverkeer. Hier voldeed de bestuurster niet aan, zij staat ingeschreven aan de [adres 1] en de bedrijfsauto was geen landbouwverkeer. Kort voordat het [adres 3] aansluit op de [adres 2] , buigt deze scherp naar links. De bestuurster van de bedrijfsauto heeft hierbij de binnenbocht genomen. Haar positie op de weg was niet uiterst rechts. De bestuurster van de fiets fietste aan de rechterzijde van het [adres 3]. De bestuurster van de bedrijfsauto raakte met de linker voorzijde de bestuurster van de fiets, deze kwam ten val.
3.
Een schriftelijk bescheid, te weten een letselrapportage van S.J.Th. van Kuijk, forensisch arts, betreffende [slachtoffer] , opgesteld op 24 september 2024, voor zover inhoudende:
Hoofd/hals: 1/ uitgebreide multipele breuken van de aangezichtsschedel, die is losgebroken van de hersenschedel via een zgn. Le Fort-2 breuk
Herstel: Naar verwachting redelijk tot goed functioneel herstel binnen 1 jaar waarbij
waarschijnlijk blijvend zichtbare littekens in het gelaat achterblijven. Daarnaast moet worden aangetekend dat er ook diverse ingrepen aan het gebit noodzakelijk zijn geweest omdat de linker voortand is uitgebroken en afgestorven.
Blijvend letsel: Bij controle ca 6 maanden na het ongeval zijn nog steeds littekens in het gelaat zichtbaar en heeft BE nog steeds geen reuk / smaak. Onduidelijk is of dit nog zal herstellen.
Bijzonderheden: Zeer complex en uitgebreid letsel / breuken van de aangezichtsschedel. Hiervoor is een uitgebreid revalidatietraject uitgezet.

Voetnoten

1.Hoge Raad, 15 oktober 2024 (ECLI:NL:HR:2024:1398)