3.4De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
primair
zij op 5 september 2023 te Zwolle als bestuurder van een voertuig (auto), daarmee rijdende op de weg, het [adres 3], aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, terwijl verdachte ter plaatse bekend was,
- in strijd met bord C6 van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, welk bord was voorzien van een onderbord als bedoeld in artikel 67 van voormeld reglement, voorzien van de tekst “uitgezonderd aanwonenden en/of landbouwverkeer” het [adres 3] is ingereden en
- niet of in onvoldoende mate heeft opgelet en is blijven opletten op eventueel naderend verkeer en de verkeerssituatie ter plaatse en
- in strijd met artikel 3 van voormeld reglement niet aan haar verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van voormeld reglement haar snelheid niet zodanig heeft geregeld dat zij, verdachte, in staat was voormeld voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover zij genoemde weg kon overzien en waarover deze vrij was en
- vervolgens is gebotst tegen een fietser die vanuit tegengestelde richting naderde, ten gevolge waarvan de bestuurder van die fiets ten val is gekomen, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander genaamd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat de rechtbank haar daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.