Uitspraak
uitspraak van de meervoudige kamer in de zaken tussen
[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres
de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de minister,
Inleiding
Totstandkoming van de besluiten
Op 22 november 2021 heeft eiseres bij de minister een aanvraag om studiefinanciering ingediend voor de periode vanaf september 2021.
In het verweerschrift heeft de minister de motivering van de bestreden besluiten nader aangevuld omdat meer bekend is geworden over de werkwijze van Global Confederation of Romanian Students Media Group (GCRS), zijnde de organisatie waar eiseres werk voor verrichtte. De minister stelt ook dat niet aannemelijk is dat sprake is geweest van verrichte arbeid of een verrichte dienst tegen betaling. Dat in beroep ten aanzien van een aantal maanden alsnog bankafschriften zijn overgelegd waaruit betaling van de facturen blijkt, maakt dat niet anders. De reden daarvoor is de werkwijze van GCRS zoals weergegeven in het verweerschrift. Deze komt er samengevat op neer dat familieleden van studenten geld doneren aan GCRS, zodat dit geld vervolgens door GCRS aan de student kan worden betaald. Die doorbetaling wordt dan gepresenteerd als betaling van een factuur. Hiermee is feitelijk sprake van een gesloten ‘kasronde’. Er wordt daarom niet daadwerkelijk arbeid verricht tegen beloning, zoals vereist is om als migrerend werknemer aanspraak te kunnen maken op studiefinanciering.
Aannemelijk is dat deze werkwijze ook heeft plaatsgevonden in het geval van eiseres. Eiseres heeft niet voldoende aannemelijk gemaakt dat zij, ondanks de algemene handelwijze van GCRS, wel daadwerkelijk arbeid heeft verricht tegen beloning.
Subsidiair stelt de minister dat eiseres geen migrerend werknemer of zelfstandige is in Nederland. Hierbij wordt verwezen naar artikel 1, eerste lid, van het Europese Verdrag inzake de rechtpositie van migrerende werknemers. Daarin is opgenomen dat een migrerend werknemer een onderdaan van een lidstaat betreft die op het grondgebied van een andere lidstaat gaat verblijven, ten einde aldaar arbeid in loondienst te gaan verrichten. Eiseres stelt werkzaamheden te hebben verricht voor een stichting geregistreerd in [plaats], Zweden, die zich richt op Roemeense studenten. Dat eiseres daadwerkelijk is toegetreden tot de Nederlandse arbeidsmarkt is niet gebleken.
Eiseres voert aan dat "migrerend werknemer" geen vastomlijnd begrip is. Eiseres wijst op het arrest Jany [2] waaruit volgt dat op basis van objectieve feiten en omstandigheden die aan de economische activiteiten ten grondslag liggen beoordeeld moet worden of reële en daadwerkelijke arbeid is verricht. Eiseres stelt dat daar in haar geval wel degelijk sprake van is en wijst hiervoor naar alle overlegde facturen, de btw-aangiftes en de btw afdrachten aan de Belastingdienst en urenregistraties. Dat de facturen niet tot een tijdige uitbetaling hebben geleid maakt dit niet anders. Uiteindelijk zijn de facturen immers betaald.
Eiseres stelt dat zij de door haar gestelde werkzaamheden heeft verricht, hiervoor betaald is en dat zij dat ook voldoende aannemelijk heeft gemaakt door het overleggen van facturen en urenregistraties. Dat de urenregistraties van haar en andere studenten op elkaar lijken is logisch, omdat GCRS hen modellen verstrekte. Dat is geen teken van fraude.
Eiseres wijst er ten slotte ook nog op dat ze pas sinds 2024 voor GCRS werkt, daarvoor werkte ze voor Rumanska studenteres förening i sverige. Dit blijkt ook uit de door haar overgelegde facturen. Er was sprake van drie verschillende organisaties met ieder hun eigen identificatienummer. De gestelde fraude van GCRS kan haar daarom sowieso niet aangerekend worden.
In reactie op het subsidiaire standpunt van de minister stelt eiseres dat ze in Nederland haar werkzaamheden heeft verricht en hier ook belastingplichtig was.
Beoordeling door de rechtbank
Vanaf 2018 kwamen bij de minister aanvragen binnen van studenten die werkzaamheden zouden verrichten voor de organisatie aangeduid als onder meer GCRS. De bewijsstukken bij de verschillende aanvragen vertonen opvallend veel overeenkomsten. Zo zijn de overgelegde overeenkomsten, facturen en urenregistraties veelal identiek dan wel vergelijkbaar. Het aantal overeengekomen uren en de hoogte van de overeengekomen beloning zijn doorgaans hetzelfde. Er ontstond steeds meer twijfel over de legitimiteit van de gestelde werkzaamheden
.In het najaar van 2022 heeft de minister de twijfels besproken met de Belastingdienst, die daarop een onderzoek is gestart bij een aantal studenten die werkzaam zijn voor GCRS. In november 2023 heeft de Belastingdienst bevindingen gedeeld met die studenten. Een geanonimiseerd voorbeeld heeft de minister bij het verweerschrift overgelegd. De Belastingdienst constateert onder meer dat uit onderzoek is gebleken dat de uitgevoerde taken geen enkele commerciële waarde hebben. Hieruit bleek onder andere dat artikelen nergens werden gepubliceerd en na binnenkomst bij GCRS vernietigd, groepsgesprekken (livestreams) werden op internet gezet, maar worden door vrijwel niemand bekeken. De student (of diens familieleden) maakte(n) bijdragen (donaties) over, die het voor GCRS mogelijk maakten om geld naar de student over te maken. De donaties en uitbetalingen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Er zijn maandelijks aangiften omzetbelasting ingediend, maar de betaalde belasting is terugbetaald naar aanleiding van verzoeken om vermindering. De Belastingdienst concludeert dat er geen sprake van deelname aan het economisch verkeer is en dat er geen prestaties tegen vergoeding zijn verricht.
Ten slotte wekt het bevreemding dat de werkzaamheden in de eerste helft van 2022 zouden hebben plaatsgevonden en pas in april 2023 worden betaald, op verschillende data en niet op volgorde van datum factuur. Gelet op de omstandigheid dat er zoveel tijd tussen gestelde arbeid en uitbetaling wordt het algemene beeld van de minister dat er geen direct verband zit tussen werkzaamheden en betaling, bevestigd.