3.6Artikel 83, vijfde lid, aanhef en onder a, van de AVG bepaalt dat inbreuken op de basisbeginselen inzake verwerking, met inbegrip van de voorwaarden voor toestemming, overeenkomstig de artikelen 5, 6, 7 en 9 zijn onderworpen aan administratieve geldboeten tot € 20.000.000,--.
Is sprake van een overtreding? Is sprake van (verwerken van) persoonsgegevens?
4. De rechtbank wijst erop dat volgens vaste rechtspraak, als het opleggen van een bestuurlijke boete door een bestuursorgaan een discretionaire bevoegdheid betreft, de bewijslast van de overtreding bij het bestuursorgaan ligt, waarbij aan de bewijsvoering hoge eisen worden gesteld. De rechtbank zal toetsen of de AP genoegzaam bewijs heeft geleverd voor de stelling dat eiser in strijd met artikel 5, eerste lid onder a, jo. artikel 6, eerste lid van de AVG persoonsgegevens heeft verwerkt.
5. Uit de door eiser en de AP overgelegde stukken blijkt dat in het kader van de beoogde passantentelling in de binnenstad van Enschede in de periode van 25 mei 2018 tot en met 30 april 2020 met tien sensoren het MAC-adres is opgevangen van eigenaren/gebruikers van mobiele apparaten waarop de wifi stond ingeschakeld. De MAC-adressen werden tijdelijk op het werkgeheugen van de sensor opgeslagen en vervolgens gehasht (gepseudonimiseerd), waarna het gehashte MAC-adres direct naar de server van PFM werd doorgestuurd. Op de server werden van het gehashte MAC-adres (sedert 1 januari 2019) de laatste drie karakters afgeknipt.
6. De AP stelt zich op het standpunt dat de identiteit van de natuurlijke persoon niet direct volgt uit het MAC-adres dan wel het gepseudonimiseerde MAC-adres en de locatiegegevens van de sensoren, maar dat de natuurlijke persoon op grond van deze identificatoren wel te identificeren is.
7. De AP heeft hiertoe drie verschillende manieren genoemd, te weten:
a.
identificatie van personen aan de hand van de gegevens opgeslagen op de sensor:
PFM kent de exacte locatie van de sensoren en heeft toegang tot het werkgeheugen en de software die draait op elke sensor. Tegelijk met een nieuwe detectie van een mobiel apparaat door een sensor is het voor iemand van PFM mogelijk om ter plaatse waar te nemen welke persoon binnen het bereik van de sensor loopt. Vooral op stille momenten in de binnenstad leidt dit direct tot identificatie van natuurlijke personen. Ter controle kan de persoon worden gevraagd naar zijn/haar MAC-adres.
identificatie van personen aan de hand van de gegevens in de kortetermijntabel (tot 1 januari 2019):
PFM draagt zorg voor het verzamelen en valideren van de gegevens. De kortetermijntabel op de server berust bij PFM. Van mobiele apparaten die het bereik van een sensor ingaan worden gegevens met daaraan gekoppeld ‘status 1’ opgenomen in de kortetermijntabel en als hetzelfde mobiele apparaat even later het bereik van de sensor weer verlaat, dan worden gegevens met ‘status 2’ verzonden naar de kortetermijntabel. Indien echter een mobiel apparaat binnen het bereik van een bepaalde sensor blijft, bijvoorbeeld omdat die persoon daarbinnen woont of werkt, dan staat er in de kortetermijntabel alleen een status 1 record met daarbij het gepseudonimiseerde MAC-adres, datum en tijdstip. Als voor langere tijd een status 2 record uitblijft dan is het PFM bekend dat de betreffende persoon (mogelijk bewoner of winkelmedewerker) zich nog steeds binnen het bereik van de sensor bevindt. Iemand van PFM kan vervolgens ter plaatse vaststellen om welke persoon het gaat en de persoon identificeren.
identificatie van personen aan de hand van de gegevens in de langetermijntabel:
Voor PFM is het ook op basis van de historische gegevens, opgenomen in de langetermijntabel op de server, mogelijk om natuurlijke personen te identificeren. Verweerder heeft vastgesteld dat er in de langetermijntabel van ná 1 januari 2019, dus na invoering van het afknippen van drie karakters van het gehashte MAC-adres, leef- en bewegingspatronen te herkennen zijn. Dit zal ook het geval zijn in de langetermijntabel van vòòr 1 januari 2019, toen er nog unieke gepseudonimiseerde MAC-adressen in stonden, omdat toen ook steeds zes maanden aan gegevens werden bewaard. Aan de hand van een patroon is het voor PFM mogelijk om te voorspellen wanneer de betreffende natuurlijke persoon zich ergens bevindt, bijvoorbeeld de persoon die elke nacht tussen 04:00 en 05:00 uur zich beweegt tussen sensoren in de binnenstad van Enschede. In de nacht lopen er nauwelijks andere mensen op straat en is het voor PFM mogelijk om ter plaatse deze persoon te identificeren.
8. Deze drie manieren van identificatie van natuurlijke personen vergen van PFM volgens de AP, gelet op de vereiste tijd, kosten en mankracht, geen excessieve inspanning. Dat medewerkers van PFM deze middelen in de praktijk niet inzetten om personen in de binnenstad van Enschede te identificeren doet er niet aan af dat ze dit redelijkerwijs zouden kunnen. De identificatie kan ook door medewerkers van [bedrijf 1] gedaan worden omdat hij op basis van de service level agreement met PFM toegang heeft tot alle gegevens die PFM verzamelt. Ook eiser kan de identificatie doen omdat hij op basis van de bewerkersovereenkomst met [bedrijf 1] ook toegang heeft tot alle gegevens.
9. De AP komt tot de conclusie dat de combinatie van MAC-adres en locatiegegevens en de combinatie gepseudonimiseerd MAC-adres en locatiegegevens op de sensor vanaf 25 mei 2018 tot en met 30 april 2020 en in de korte- en lagentermijntabel tot aan 1 januari 2019 kwalificeren als persoonsgegevens in de zin van de AVG.
10. De rechtbank merkt op dat de AP bij de weerlegging van de bezwaren van eiser bij herhaling uitgaat van de onaannemelijkheid van omstandigheden en gelijkwaardige bewoordingen in plaats van zich te baseren op onderzoek naar feiten. Gewezen wordt op de volgende randnummers in het bestreden besluit van 6 april 2022. Nr. 22:
“De AP acht het niet aannemelijk dat de sensoren daadwerkelijk 70 meter rondom de sensor signalen opvangen”. Nr. 30:
“Dat dit bevragen er nooit, in geen enkel geval, toe zou leiden dat iemand zijn MAC-adres afgeeft, acht de AP niet aannemelijk. Het is in elk geval niet uitgesloten …”Nr. 37:
“De AP heeft weliswaar niet vastgesteld dat inloggen op afstand mogelijk is (…) Hoewel de AP niet heeft onderzocht en vastgesteld (…)”Nr. 39:
“(…) waardoor niet aannemelijk is dat het voor PFM onmogelijk zou zijn om toegang te krijgen tot de informatie die is opgeslagen in het cachegeheugen.” Nr. 42:
“De AP vindt het aannemelijk dat bij PFM de kennis en de programmeervaardigheden aanwezig zijn om uit de langetermijntabel ook leefpatronen te kunnen destilleren.”
11. Verder begrijpt de rechtbank dat de AP de in het boetebesluit van 11 maart 2021 genoemde waarneming van natuurlijke personen met een camera als mogelijk niet legaal middel in het bestreden besluit van 6 april 2022 heeft laten vallen.
12. De rechtbank constateert dat de AP haar besluiten in essentie heeft gebaseerd op de mogelijkheid voor eiser om natuurlijke personen aan de hand van gehashte, gepseudonimiseerde en afgeknipte MAC-adressen ter plaatse te identificeren. Hierbij gaat de AP in de genoemde manieren uit van de mogelijkheid dat een medewerker van de door eiser ingeschakelde bureaus of een medewerker van eiser zelf op enig moment in de vroege ochtend, als er weinig mensen op straat zijn, ter plaatse in staat zou kunnen zijn om vast te stellen dat een specifieke, unieke gebruiker van een mobiel apparaat zich binnen het bereik van een sensor bevindt en deze persoon dan mogelijk zou kunnen identificeren.
13. De rechtbank is van oordeel dat de AP onvoldoende heeft onderzocht of de door haar genoemde manieren het inderdaad, in de gegeven situatie, mogelijk maken om de identiteit van een gebruiker van een mobiel apparaat met het blote oog te achterhalen. De enkele stelling van de AP dat bedoelde medewerkers dit redelijkerwijs zouden kunnen doen overtuigt de rechtbank niet. De AP had, gelet op overweging 26 van de AVG moeten onderzoeken of het redelijkerwijs te verwachten is dat de genoemde middelen worden gebruikt om de natuurlijke persoon direct of indirect te identificeren, waarbij de kosten en de benodigde tijd voor identificatie met in achtneming van de beschikbare technologie op het tijdstip van verwerken en de technologische ontwikkelingen betrokken hadden moeten worden.
14. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat de AP, met name gelet op de zware bewijslast die op verweerder berust in het geval van het opleggen van een bestuurlijke boete, niet heeft bewezen dat eiser met de door hem gebruikte methode persoonsgegevens heeft verwerkt van eigenaren/gebruikers van mobiele apparaten waarop de wifi stond ingeschakeld in de binnenstad van Enschede. Hieruit volgt dat de AP niet heeft bewezen dat eiser de hem verweten overtreding heeft begaan.
15. Hieruit volgt vervolgens dat [naam] niet als derde-partij is aan te merken.