ECLI:NL:RBOVE:2024:5913

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 november 2024
Publicatiedatum
14 november 2024
Zaaknummer
C/08/314421 / HA ZA 24-197
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vernietiging van bindend advies inzake stormschade aan onroerende zaken

In deze zaak vordert eiser, die in 2018 stormschade heeft geleden aan zijn onroerende zaken, een verklaring voor recht dat het bindend advies van een derde-expert is vernietigd. Eiser is het niet eens met de schadevaststelling door de bindend adviseur en vordert daarnaast dat Nationale-Nederlanden de kosten van de ingeschakelde deskundige en de proceskosten betaalt. De rechtbank heeft de vorderingen van eiser afgewezen en hem in de proceskosten veroordeeld. De rechtbank oordeelt dat het beroep van Nationale-Nederlanden op verjaring niet slaagt, omdat de e-mail van de gemachtigde van eiser voldoende duidelijk is als buitengerechtelijke vernietigingsverklaring. De rechtbank concludeert dat eiser niet heeft aangetoond dat de bindend adviseur vooringenomen was of dat het bindend advies motiveringsgebreken bevat. De rechtbank wijst de vorderingen van eiser af en legt de proceskosten bij hem neer.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: C/08/314421 / HA ZA 24-197
Vonnis van 13 november 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. J.M. Pol,
tegen
de naamloze vennootschap
NATIONALE-NEDERLANDEN SCHADEVERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Den Haag,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Nationale-Nederlanden,
advocaat: mr. E.A.L. van Emden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 t/m 20,
- de conclusie van antwoord met producties A en B,
- de aanvullende productie (ook genummerd 20) van [eiser] ,
- de aanvullende producties C t/m F van Nationale-Nederlanden,
- de mondelinge behandeling van 11 oktober 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt en waarbij de advocaten gebruik hebben gemaakt van spreekaantekeningen, die zijn overgelegd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De samenvatting

[eiser] heeft in 2018 stormschade gehad aan zijn onroerende zaken in [vestigingsplaats] . Hij heeft zijn schade geclaimd bij Nationale-Nederlanden. Partijen verschilden van mening over de omvang van de schade. Zij hebben daarom naast de eigen schade-experts een derde-expert ingeschakeld, die de schade heeft vastgesteld bij wijze van bindend advies. [eiser] is het niet eens met het bindend advies. Hij vordert in deze procedure een verklaring voor recht dat het bindend advies door hem is vernietigd, dan wel dat de rechtbank het alsnog vernietigt.
Daarnaast vordert hij dat Nationale-Nederlanden de kosten van de door hem voor deze zaak ingeschakelde deskundige en de proceskosten betaalt. De rechtbank wijst de vorderingen af, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten. De motivering van deze beslissing volgt hierna.

3.De feiten

3.1.
[eiser] is eigenaar van de onroerende zaak aan de [adres] , bestaande uit een woonhuis met aangebouwde schuur, een ligboxenstal (ook wel aangeduid als (voormalige) loopstal) met aangebouwd zomerhuisje, een jongveestal en kapschuren.
3.2.
[eiser] heeft bij (de rechtsvoorganger van) Nationale-Nederlanden een woonhuis-verzekering afgesloten.
3.3.
Op 18 januari 2018 heeft een storm schade aan de onroerende zaak van [eiser] toegebracht. [eiser] heeft de schade bij Nationale-Nederlanden gemeld.
3.4.
Nationale-Nederlanden heeft EMN Expertise (hierna: EMN) ingeschakeld om de schade vast te stellen. EMN heeft een inspectie gedaan en op 21 februari 2018 een voorlopig rapport van expertise opgesteld. Daarin is de schade van [eiser] begroot op een bedrag van € 100.000,00. [eiser] was het daar niet mee eens en heeft een eigen begroting van de schade gemaakt, die uitkwam op een bedrag van € 219.835,70 (inclusief btw).
3.5.
[eiser] heeft daarna bij Nationale-Nederlanden aanvullende schade gemeld die volgens hem ook het gevolg was van de storm van 18 januari 2018. Het gaat om schade aan het dak van de ligboxenstal. EMN heeft daar onderzoek naar gedaan en op 12 oktober 2018 een tussenrapport opgesteld, waarin zij de totale schade heeft begroot op € 226.500,00. Dat bedrag is inclusief € 50.000,00 aan niet verzekerde schade aan bouwmaterialen die tijdens de storm in/rond de onroerende zaak lagen opgeslagen.
3.6.
[eiser] heeft een contra-expertise laten uitvoeren door AdViDex Expertisediensten (hierna: AdViDex). AdViDex heeft de schade begroot op een bedrag van € 992.167,64. EMN was daarmee niet akkoord. Op 9 maart 2020 is vervolgens een akte van disakkoord gesloten.
3.7.
Bij “akte benoeming van experts” van 19 april 2019 is de heer [naam 1] van Crawford Brand & Techniek (hierna: de bindend adviseur) benoemd om bij wijze van bindend advies de schade van [eiser] vast te stellen “binnen de grenzen van de beide taxaties”. De bindend adviseur heeft op 29 juni 2020 in het bijzijn van de experts van EMN en AdViDex de onroerende zaak geïnspecteerd. De bindend adviseur heeft in zijn bindend advies van 26 augustus 2020 de schade begroot op € 223.215,00. Dat bedrag is inclusief € 50.000,00 aan niet verzekerde schade aan bouwmaterialen die tijdens de storm in/rond de onroerende zaak lagen opgeslagen. De bindend adviseur heeft, voor zover hier van belang, in het bindend advies de volgende motivering gegeven voor zijn oordeel:
‘- Het verschil in inzicht tussen beide partijen spitst zich toe op de discussie of de loopstal wel of niet total loss is.
- Tijdens mijn bezoek aan het schadeadres heb ik geconstateerd dat de bovenbouw van de loopstal was hersteld en deze geheel door verzekerde was gerenoveerd. De gelijmde houten spanten en de houten gordingen bevonden zich nog zichtbaar in de staat van voor de schadedatum en vertoonden geen gebreken ontstaan door de harde wind.
- Ondergetekende heeft geen gebreken aangetroffen, die een eventuele aantasting van het keldermetselwerk kunnen verklaren danwel aannemelijk maken.
- Desgevraagd deelde de expert van verzekerde mede dat er geen constructief onderzoek naar de schade aan de kelder heeft plaatsgevonden.
- De eventuele schade aan het keldermetselwerk kon ondergetekende niet worden getoond.
- Op basis van het bovenstaande ben ik van mening dat de beoordeling van de expert van de verzekerde gebaseerd is op een veronderstelling en op geen enkele wijze kon worden aangetoond.
3.8.
[eiser] heeft een expert van [bedrijf] (hierna: [bedrijf] ) opdracht gegeven om de schade opnieuw te beoordelen. In het rapport van 7 oktober 2022 van [bedrijf] staat onder meer het volgende:

In mijn opinie heeft het er de schijn van dat er bij de schadebepaling op enig moment onmin tussen partijen is ontstaan hetgeen heeft geleid tot verharding van standpunten hetgeen het oplossen van het dossier in de weg heeft gestaan. Daar waar over bepaalde schade-elementen aanvankelijk wél is gesproken lijken dezer bij de eindhonorering niet of slechts ten dele aan bod te zijn gekomen. De uiteindelijke schadevaststelling lijkt vervolgens op basis van “grote stappen, snel thuis” te zijn verricht en blijkt voorts slecht verifieerbaar in verband met het ontbreken van een specificatie zowel in het eindrapport van EMN als in dat van de arbiter.
Naar mijn mening is er voor wat betreft de voormalig loopstal te weinig schade vastgesteld. Het betreft hier één eindgevel en een deel van het dak.
De bewering dat de voormalige loopstal total loss zou zijn wordt door mij niet onderschreven.
(…)
Naar het zich laat aanzien is de schade door EMN vastgesteld (en door de arbiter overgenomen) op basis van dit in eerste aanleg door de heer [eiser] gemaakte schadestuk met als enige correctie het terugbrengen van de staartkosten.
(…)
Mijns inziens bestond de schade als gevolg van de storm uit het herstellen van de topgevel en een gedeelte van het dakvlak.
(…)
Zoals hiervoor aangehaald worden de herstelkosten voor de topgevel in de kostenraming vermeld voor een bedrag zonder opslagen en btw van € 19.180,00. Naar mijn mening zou het verhogen van dit bedrag met 15% aan opslagen en toevoeging van de btw reëel zijn. Ergo: (afgerond)€ 27.000,00.
(…)
Ik houd dezelfde herstelkosten voor deze extra gevel aan als de hierboven genoemde€ 27.000,00.
(…)
Antwoord: In mijn optiek is de voormalige loopstal niet total loss en er zijn ook geen logische technische aanwijzingen dat dit eventueel door de storm van 18 januari 2018 zou kunnen zijn ontstaan. Wel is er schade ontstaan aan een deel van het dak en de achtergevel, ten tijde van de storm van voornoemde datum.
(…)
Antwoord: In mijn optiek laat de schade aan de voormalige loopstal zich als volgt becijferen:
  • Schade aan topgevels, 2 x 27.000,00 € 54.000,00
  • Schade aan dak € 67.000,00
  • Schade aan spanten/gordingen€ 10.000,00
  • Totaal schade aan voormalige loopstal, inclusief btw € 131.000,00
(…)
3.9.
De gemachtigde van [eiser] heeft Nationale-Nederlanden op 22 februari 2023 geschreven dat [eiser] het bindend advies vernietigt en gevraagd of zij daarmee akkoord kon gaan. Nationale-Nederlanden heeft op 7 april 2023 afwijzend gereageerd.
3.10.
EMN heeft in een rapport van 18 juli 2024 op verzoek van Nationale-Nederlanden de volgende toelichting gegeven over het verloop van de inspectie op 29 juni 2020:
‘(…)
De bezichtiging is in goede orde verlopen. De arbiter heeft de diverse gebouwen
waaruit de opstal bestaat bekeken en heeft met de aanwezigen gesproken over de schadeopstelling en posten. Nadat het grootste gedeelte van de claim van de contra-expert kwam te vervallen door het ontbreken van de kelder / funderingsschade was er sprake van een zekere mate van ongeloof bij de arbiter over de door de contra-expert opgestelde claim. Daarnaast is tijdens de bezichtiging gesproken over het dak en de vraag of de inzakking van het dak storm gerelateerd was. De arbiter heeft de spanten en de betonnen sokkels waar deze in verankerd zitten bekeken en er is besproken dat gezien het uitblijven van schade bij de sokkels, geen sprake kan zijn geweest van een dusdanige inwerking van de storm op het dak dat de inzakking een gevolg is van de storm. Als de houten spanten hadden bewogen dan zou dit spanningen in de sokkels hebben veroorzaakt met losspringend cement tot gevolg, hiervan was geen sprake.
Ter plekke hebben de contra-expert en de heer [eiser] geen tegenargumenten genoemd en waren betrokkenen het er ter plekke over eens dat de inzakking van het dak niet door de storm kwam (en dus geen onderdeel van de verzekeringsclaim kon zijn).
3.11.
AdViDex heeft in een rapport van 26 september 2024 op verzoek van [eiser] de volgende toelichting gegeven over het verloop van de inspectie op 29 juni 2020:

De arbiter heeft de woning en de stal aan de binnenzijde bekeken, met dien verstande dat de arbiter bij de stal de poeren en de sokkels heeft bekeken. Zijn conclusie was op basis daarvan direct dat de stal niet totall loss was. De heer [naam 2] heeft nog aangegeven dat daarvoor ook de kelder en het dak bekeken moest worden. Daarnaast heeft hij aangegeven waarom de schuur naar zijn mening wel totall loss was. Zijn opmerking irriteerde de arbiter en hij gaf aan genoeg gezien te hebben. De opmerking van EMN dat er een zekere mate van ongeloof bij de arbiter was deel ik. Nadat hij van mening was dat de schuur niet totall loss was, was hij geïrriteerd en hoefde verder niets meer te zien.(…)’
3.12.
Nationale-Nederlanden heeft [eiser] eind 2020 € 86.957,50 overgemaakt (te weten 50% van de herstelkosten ad € 172.015,00 plus € 1.200,00 schade door rondvliegend bouwmateriaal minus het eigen risico).

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert - samengevat - dat de rechtbank:
I. voor recht verklaart dat het bindend advies van 26 augustus 2020 is vernietigd, dan wel het bindend advies alsnog vernietigt;
II. Nationale-Nederlanden veroordeelt om aan [eiser] een bedrag van € 7.744,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 februari 2023;
III. Nationale-Nederlanden veroordeelt in de proceskosten.
4.2.
Nationale-Nederlanden voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

verjaring
5.1.
Eén van de meest verstrekkende verweren van Nationale-Nederlanden is een beroep op verjaring. [eiser] vordert dat de rechtbank voor recht verklaart dat het bindend advies van 26 augustus 2020 is vernietigd, dan wel dit alsnog vernietigt. Nationale-Nederlanden stelt dat uit de manier waarop dit is gevorderd blijkt dat het onzeker is of de e-mail van de gemachtigde van [eiser] van 22 februari 2023 moet worden gezien als buitengerechtelijke vernietigingsverklaring. In die e-mail vraagt de gemachtigde aan Nationale-Nederlanden of zij kan instemmen met de vernietiging. Daaruit blijkt volgens Nationale-Nederlanden dat er nog geen buitengerechtelijke vernietigingsverklaring is uitgebracht. Op grond van artikel 3:52 lid 1 sub d Burgerlijk Wetboek (BW) verjaart de rechtsvordering tot vernietiging drie jaar nadat de vernietigingsbevoegdheid de betrokkene ten dienste is komen te staan. Nationale-Nederlanden stelt dat de verjaringstermijn op of kort na, 26 augustus 2020, toen [eiser] kennisnam van het bindend advies, is aangevangen. Als de bedoelde e-mail niet als buitengerechtelijke vernietigingsverklaring kan worden aangemerkt, dan was de vordering tot vernietiging op het moment van dagvaarding al verjaard en moet deze daarom worden afgewezen.
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep van Nationale-Nederlanden op verjaring niet slaagt. In de e-mail van 22 februari 2023 schrijft de gemachtigde van [eiser] : ‘
Bij deze vernietigt cliënt dan ook het bindend advies’. Daaruit blijkt voldoende duidelijk dat [eiser] met die e-mail bedoeld heeft het bindend advies buitengerechtelijk te vernietigen. Dat hij vervolgens nog aan Nationale-Nederlanden vraagt of zij akkoord gaat met de vernietiging, doet daar niet aan af. Voor buitengerechtelijke vernietiging is niet vereist dat de wederpartij daarmee instemt. Met de vernietiging bij e-mail van 22 februari 2023 is [eiser] binnen de verjaringstermijn van drie jaar gebleven.
belang bij de vorderingen
5.3.
Nationale-Nederlanden voert daarnaast aan dat [eiser] geen belang heeft bij zijn vorderingen, omdat zijn recht op uitkering geheel is vervallen. Zij stelt dat [eiser] schade heeft geclaimd voor de fundering van een kelder die volgens haar niet bestaat. Dit is een schending van de informatieplicht van artikel 7:941 lid 2 BW. Daarmee heeft [eiser] geprobeerd om Nationale Nederlanden met opzet te misleiden. Het gevolg daarvan is dat op grond van artikel 7:941 lid 5 BW het recht op uitkering geheel is komen te vervallen, aldus Nationale-Nederlanden.
5.4.
Tijdens de mondelinge behandeling is door Nationale-Nederlanden verklaard dat er nog een onderzoek loopt naar mogelijke fraude van [eiser] bij het claimen van de schade aan de kelder. Dit onderzoek is, voor zover de rechtbank bekend, nog niet afgerond. Het staat daardoor gezien de gemotiveerde betwisting door [eiser] niet vast dat er geen kelder is en/of dat er door de storm geen schade is aangericht aan de (fundering van de) kelder. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat Nationale-Nederlanden onvoldoende heeft onder-bouwd dat [eiser] op grond van artikel 7:941 lid 5 BW geen recht meer heeft op uitkering en dat hij daarom geen belang meer heeft bij deze zaak.
vernietiging van het bindend advies
5.5.
De volgende vraag die voorligt is of het bindend advies vernietigbaar is. [eiser] legt aan de vernietiging ten grondslag dat de bindend adviseur vooringenomen was, dat hij de schade niet goed heeft vastgesteld en dat het bindend advies motiveringsgebreken bevat. Hij verwijst ter onderbouwing van zijn standpunt naar het rapport van [bedrijf] . Daaruit blijkt volgens hem dat de bindend adviseur de schade aan maar één topgevel heeft meegenomen, terwijl er schade aan nog een topgevel was, dat hij bij de berekening van de schade een te laag percentage aan staartkosten heeft gehanteerd en dat hij de schade door de inzakking van het dak en de schade aan de kelder van de ligboxenstal ten onrechte niet heeft vastgesteld.
5.6.
Nationale-Nederlanden heeft - kort samengevat - weersproken dat er gronden aanwezig zijn voor vernietiging van het onderhavige bindend advies.
5.7.
Partijen zijn het erover eens dat het bindend advies moet worden aangemerkt als een beslissing zoals bedoeld in artikel 7:904 lid 1 BW. Uit dat artikel blijkt dat een dergelijke beslissing alleen kan worden vernietigd als gebondenheid daaraan in verband met de inhoud van dat advies of de wijze van totstandkoming daarvan in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Uitgangspunt is dus dat partijen gebonden zijn aan het bindend advies en dat er alleen in uitzonderlijke gevallen ruimte kan zijn voor vernietiging. Gelet op voormeld criterium dient de rechter het bindend advies slechts marginaal te toetsen.
5.8.
De rechtbank stelt bij de beoordeling van de vordering tot vernietiging voorop dat uit de akte benoeming van experts blijkt dat partijen zijn overeengekomen dat de bindend adviseur de schade ‘
binnen de grenzen van de beide taxaties’ moet vaststellen. Met ‘beide taxaties’ lijken de schadevaststellingen van EMN en AdViDex te zijn bedoeld. Slechts de schade die daarin aan bod was gekomen, diende door de bindend adviseur (opnieuw) beoordeeld te worden.
5.9.
Volgens [eiser] blijkt uit het rapport van [bedrijf] en de toelichtingen van EMN en AdViDex (zie 3.10. en 3.11.) dat de bindend adviseur vooringenomen is geweest. De rechtbank is van oordeel dat [eiser] daarmee de gestelde vooringenomenheid onvoldoende heeft onderbouwd. In het rapport van [bedrijf] wordt wel kritiek geleverd op de manier waarop de bindend adviseur de schadevaststelling heeft verricht, maar daaraan wordt niet de conclusie verbonden dat hij vooringenomen moet zijn geweest. Uit de toelichtingen van EMN en AdViDex blijkt dat zij tijdens de inspectie een zekere mate van ongeloof/irritatie bij de bindend adviseur hebben waargenomen, maar uit de door de betreffende experts geschetste omstandigheden volgt niet dat hij vooringenomen was (dat wil zeggen: dat hij op voorhand al zijn oordeel gevormd had). et
[eiser] heeft geen nadere omstandigheden naar voren gebracht waaruit dit wel blijkt, waardoor van vooringenomenheid van de bindend adviseur niet is gebleken.
5.10.
Nationale-Nederlanden betwist dat de bindend adviseur schade aan een topgevel over het hoofd heeft gezien bij de vaststelling van de schade. [eiser] heeft volgens haar eerst schade aan één topgevel geclaimd. AdViDex heeft daarna geconstateerd dat de ligboxenstal total loss was, waarna [eiser] de herbouwwaarde daarvan heeft geclaimd. De bindend adviseur heeft de ligboxenstal beoordeeld, maar is tot de conclusie gekomen dat deze niet total loss was. Hierdoor is hij teruggevallen op het beoordelen van de schade aan de ligboxenstal zoals die eerst door [eiser] is geclaimd, waaronder één topgevel. Dat in het bindend advies ergens een keer ‘gevels’ staat, is volgens Nationale Nederlanden een verschrijving. De rechtbank is van oordeel dat Nationale-Nederlanden met het voorgaande voldoende gemotiveerd heeft betwist dat de bindend adviseur een topgevel is vergeten mee te nemen en dat hij daardoor onvolledig is geweest. De bindend adviseur was gehouden om binnen de grenzen van de schadebegrotingen van EMN en AdViDex te blijven. Het gaat te ver om te zeggen dat de bindend adviseur had moeten begrijpen dat er schade was aan twee topgevels omdat [eiser] in tweede instantie de herbouwwaarde heeft geclaimd. Als [eiser] vond dat hij als gevolg van de storm schade aan twee topgevels had, dan was het aan hem of de door hem ingeschakelde expert om de bindend adviseur daar expliciet op te wijzen.
5.11.
[eiser] stelt dat uit het rapport van [bedrijf] blijkt dat de bindend adviseur een te laag percentage aan staartkosten heeft gehanteerd bij het begroten van de schade. Dit is door Nationale-Nederlanden betwist. Volgens haar heeft de bindend adviseur hier aansluiting gezocht bij de schadebegroting van EMN, die een gebruikelijk percentage aan staartkosten heeft gehanteerd. De rechtbank stelt voorop dat vaststelling van de omvang van de te vergoeden schade zoals in het onderhavige geval door de bindend adviseur is gebeurd, ertoe strekt onzekerheid of geschil over de omvang van deze schade te beëindigen. Partijen zijn juist om die reden bindend advies overeengekomen. Daarmee is niet verenigbaar dat die vaststelling van de hoogte van de schade naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid als onaanvaardbaar zou moeten worden beschouwd wanneer een derde, in dit geval [bedrijf] , een ander oordeel over die schade geeft. [1] Het verschil van inzicht over het percentage aan staartkosten is daarom volgens de rechtbank geen grond voor vernietiging van het bindend advies.
5.12.
In het rapport van [bedrijf] staat dat de bindend adviseur bepaalde schade aan het dak van de ligboxenstal niet heeft meegenomen bij de schadevaststelling. Volgens Nationale-Nederlanden klopt dit, maar dat is volgens haar niet abusievelijk gebeurd. EMN had al een bedrag voor de schade aan het dak van de ligboxenstal vastgesteld. [eiser] claimde daarna meer schade dan dat bedrag, omdat volgens hem het dak door de storm was ingezakt. Volgens Nationale-Nederlanden heeft de bindend adviseur deze schade beoordeeld door het bekijken van de betonnen sokkels waarin de spanten van het dak waren verankerd. Die sokkels waren niet zichtbaar aangetast, waaruit de bindend adviseur de conclusie heeft getrokken dat de inzakking van het dak niet het gevolg kan zijn geweest van de storm en dus niet onder de verzekeringsdekking valt. Het voorgaande wordt bevestigd in het bindend advies, waarin staat dat de gelijmde houten spanten en gordingen geen gebreken vertoonden die ontstaan zouden kunnen zijn door de harde wind (zie 3.7.).
De rechtbank maakt hieruit op dat de bindend adviseur weldegelijk onderzoek heeft gedaan naar de inzakking van het dak van de ligboxenstal. Door [eiser] is niet nader onderbouwd waarom het dak op een andere manier onderzocht had moeten worden.
5.13.
[eiser] stelt ten slotte dat een belangrijk deel van de schade niet is beoordeeld, nu de bindend adviseur de kelder niet heeft geïnspecteerd. Volgens Nationale-Nederlanden is dat niet gebeurd omdat de kelder tijdens de inspectie niet kon worden getoond. Dit benoemt de bindend adviseur ook in zijn bindend advies (zie 3.7.). Of de ligboxenstal nu wel of niet een kelder heeft, is de rechtbank nog niet duidelijk geworden. Bij de door [eiser] overgelegde toelichting van AdViDex zit wel een foto waarop een opening in de grond te zien is, maar niet te zien is waar deze foto is gemaakt en wat zich onder de opening bevindt. Omdat het bestaan van de kelder een belangrijk twistpunt van partijen is, had het op de weg van [eiser] gelegen om voor de rechtbank duidelijk in beeld te brengen dat er een kelder is en waar deze zich bevindt. Hij had dit eenvoudig kunnen doen door het overleggen van (duidelijkere) foto’s of video’s. Nu hij dat niet heeft gedaan, is de rechtbank van oordeel dat hij niet heeft aangetoond dat de ligboxenstal een kelder heeft die de bindend adviseur had moeten inspecteren.
5.14.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de rechtbank in het kader van de marginale toetsing, waartoe zij zich dient te beperken, onvoldoende gronden ziet om te concluderen dat gebondenheid van [eiser] aan het bindend advies naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Dit betekent dat het bindend advies niet vernietigbaar is. De gevorderde verklaring voor recht dat het bindend advies is vernietigd, zal daarom worden afgewezen. De rechtbank zal ook niet overgaan tot vernietiging van het bindend advies.
kosten deskundige
5.15.
[eiser] vordert dat Nationale-Nederlanden € 7.744,00 betaalt voor het inschakelen van [bedrijf] als deskundige. Nu de hoofdvordering van [eiser] wordt afgewezen, valt niet in te zien waarom Nationale-Nederlanden jegens [eiser] schadeplichtig zou zijn ter zake van deze kosten. Ook deze vordering wordt daarom afgewezen.
proceskosten
5.16.
[eiser] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Nationale-Nederlanden worden begroot op:
- griffierecht
2.889,00
- salaris advocaat
1.042,00
(2 punten × € 521,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
totaal
4.109,00

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
6.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 4.109,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Haarhuis en in het openbaar uitgesproken op
13 november 2024.

Voetnoten

1.Zie Hof Amsterdam 8 juni 2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:1737 (r.o. 3.6.).