ECLI:NL:RBOVE:2024:5903

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 november 2024
Publicatiedatum
13 november 2024
Zaaknummer
11119743 \ CV EXPL 24-1162
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van reparatiefactuur na koopovereenkomst camper met schade

In deze zaak heeft eiser een vordering ingesteld tegen gedaagde, voortvloeiend uit een koopovereenkomst voor een camper met schade. Eiser stelt dat gedaagde de volledige reparatiefactuur van € 2.642,00 moet betalen, terwijl gedaagde slechts het bedrag van € 1.251,00 heeft vergoed gekregen van zijn verzekeraar. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de overeenkomst duidelijk is en dat gedaagde niet meer hoeft te betalen dan het bedrag dat hij van de verzekeraar heeft ontvangen. Eiser heeft de kantonrechter verzocht om gedaagde te veroordelen tot betaling van de volledige reparatiefactuur, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat de uitleg van eiser niet juist is. De kantonrechter heeft de vordering van eiser grotendeels afgewezen, maar gedaagde is wel de wettelijke rente verschuldigd omdat hij pas na de procedure heeft betaald. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 11119743 \ CV EXPL 24-1162
Vonnis van 12 november 2024
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats 1],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. K. Dirlik,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats 2],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 17 mei 2024 met producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
- de akte overlegging producties van de zijde van [eiser];
- de mondelinge behandeling van 7 oktober 2024, waarbij partijen zijn verschenen en [eiser] is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Partijen hebben hun standpunt toegelicht, mede aan de hand van pleitaantekeningen. De griffier heeft tijdens de mondelinge behandeling aantekeningen gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De zaak in het kort

2.1.
[eiser] heeft met [gedaagde] een overeenkomst gesloten voor de koop van een camper met schade. In deze procedure vordert [eiser] dat [gedaagde] de reparatiefactuur betaalt voor het herstel van die schade. Hij stelt dat uit de koopovereenkomst volgt dat [gedaagde] de gehele reparatiefactuur moet betalen en niet slechts het bedrag dat [gedaagde] van zijn verzekeraar vergoed heeft gekregen. [gedaagde] betwist dat en voert daartoe aan dat uit de overeenkomst duidelijk blijkt dat partijen hebben afgesproken dat hij slechts het bedrag dat hij van zijn verzekeraar vergoed zou krijgen, moet betalen aan [eiser]. Dat heeft hij gedaan. De kantonrechter oordeelt dat de uitleg die [eiser] aan de overeenkomst geeft niet juist is. De tekst van de overeenkomst is helder. De kantonrechter wijst de vordering van [eiser] grotendeels af, maar oordeelt wel dat [gedaagde] de wettelijke rente is verschuldigd omdat [gedaagde] pas heeft betaald nadat de [eiser] deze procedure was gestart. De kantonrechter compenseert de proceskosten.

3.De feiten

3.1.
[eiser] heeft op 31 december 2022 met [gedaagde] schriftelijk een overeenkomst gesloten voor de koop van een camper, waarvoor [eiser] een koopprijs van € 53.000,00 heeft betaald.
3.2.
In de koopovereenkomst is – onder meer – het volgende bepaald:
‘[…]
Verkoper heeft deze schade geclaimd bij zijn verzekeringsmaatschappij en deze heeft verklaard de schade te vergoeden na overlegging van de reparatienota.[…]
Koper zal zelf met de door verkoper ingeschakelde dealer, de firma van [bedrijf] de schade verder afhandelen en voor betaling zorg dragen. Na ontvangst van de reparatiefactuur zal verkoper het bedrag van de reparatienota vergoeden aan koper.Verkoper zal niet meer vergoeden dan dat door de verzekering aan hem wordt vergoed voor deze schade. (onderstreping door de kantonrechter)[…]
[…]’.
3.3.
Voordat [gedaagde] de camper verkocht aan [eiser], heeft hij die verhuurd. Tijdens de laatste verhuurperiode is er aan de camper schade ontstaan. [eiser] was bekend met die schade op het moment dat partijen de koopovereenkomst hebben gesloten. Voor het herstellen van de schade is een derde partij, Van [bedrijf], ingeschakeld. De reparatiefactuur van Van [bedrijf] bedraagt € 2.642,00. [eiser] heeft dat bedrag betaald aan Van [bedrijf].
3.4.
De verzekeraar van [gedaagde] heeft op 14 juni 2023 aan [gedaagde] een brief gestuurd waarin staat dat de verzekeraar in verband met de schade aan de camper een bedrag van € 1.251,00 zal vergoeden. Daarbij heeft de verzekeraar rekening gehouden met een eigen risico van € 1.000,00.
3.5.
[eiser] heeft op 19 maart en 18 april 2024 per aangetekende post aan [gedaagde] sommatiebrieven gestuurd voor het betalen van de reparatiefactuur.
3.6.
[gedaagde] heeft op 26 mei 2024 aan [eiser] een bedrag van € 1.251,00 overgemaakt naar de bankrekening van [eiser].

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert – samengevat en na eisvermindering – dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 2.642,00 maar minimaal € 1.642,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 maart 2024 of een door de kantonrechter vast te stellen ingangsdatum tot aan de dag van volledige betaling. Daarnaast vordert [eiser] dat [gedaagde] de buitengerechtelijke incassokosten van € 389,20 betaalt, te vermeerderen met de wettelijke rente. Tijdens de procedure heeft [eiser] zijn vordering met betrekking tot de kosten en de wettelijke rente met een bedrag van € 1.251,00 verminderd. Verder vordert [eiser] dat [gedaagde] de proceskosten met de nakosten daaronder begrepen, betaalt, te vermeerderen met de wettelijke rente. Tot slot vordert [eiser] dat dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard. Dit betekent dat [eiser] de mogelijkheid wil krijgen om het vonnis meteen uit te voeren, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.
4.2.
[eiser] legt – samengevat – het volgende aan zijn vordering ten grondslag. [eiser] stelt dat [gedaagde] aan hem moet betalen op grond van (i) nakoming van de betalingsverplichting die voor [gedaagde] uit de koopovereenkomst voortvloeit, en (ii) ongerechtvaardigde verrijking.
4.2.1. (
i) [eiser] onderbouwt zijn stelling met de door hem overgelegde koopovereenkomst. [eiser] stelt dat de overeenkomst innerlijk tegenstrijdig is. In de overeenkomst is namelijk bepaald dat de verkoper na ontvangst van de reparatiefactuur het bedrag van de reparatiefactuur zal vergoeden aan de koper. In de volgende alinea staat echter dat de verkoper niet meer zal vergoeden dan wat de verzekeraar uitkeert. [eiser] stelt dat de overeenkomst moet worden uitgelegd in die zin dat [gedaagde] de gehele reparatiefactuur moet vergoeden en niet slechts het bedrag dat hij van zijn verzekeraar uitgekeerd krijgt. [eiser] onderbouwt dat als volgt. Hij stelt dat (I) de tekst van de overeenkomst innerlijk tegenstrijdig is waardoor de contra proferentem-regel geldt op grond waarvan de overeenkomst moet worden uitgelegd in het nadeel van de opsteller. Voorts stelt hij (II) dat partijen hebben afgesproken dat [gedaagde] de gehele reparatiefactuur zou vergoeden. Volgens [eiser] is het – ook met de tekst van de overeenkomst – voldoende duidelijk dat [eiser] niet het eigen risico van [gedaagde] hoeft te dragen. Uit de overeenkomst blijkt dat de verzekeraar van [gedaagde] al was geïnformeerd en had medegedeeld de schade te zullen vergoeden, voordat de overeenkomst werd gemaakt. Het beding in de overeenkomst waarin staat dat de verkoper niet meer zal vergoeden dan wat de verzekeraar uitkeert, lijkt daarom meer op een beperking aan de bovenkant: de verzekeraar moest de reparatiefactuur nog ontvangen en kon niet 100% garanderen dat alle reparatiekosten onder de dekking van de polis vielen. Het eigen risico heeft alleen niets te maken met de dekking. De hoogte van het eigen risico is door [gedaagde] gekozen en was van tevoren ook bij hem bekend. Als [gedaagde] meende dat het eigen risico voor rekening van [eiser] moest komen, had hij dit expliciet kunnen melden. [eiser] stelt tot slot (III) dat de overeenkomst niet weergeeft wat partijen hebben afgesproken. Partijen hebben op 2 november 2022 onderhandeld en zijn toen de daadwerkelijke overeenkomst mondeling overeengekomen. Destijds is afgesproken dat [gedaagde] en Van [bedrijf] de schade zouden regelen zodat er geen geldstroom zou lopen via [eiser] en dat de schade (gedeeltelijk) verrekend zou worden met de huurder. Het bestaan van die mondelinge overeenkomst onderbouwt [eiser] met de stelling dat hij een aanbetaling van € 5.000,00 heeft gedaan die niet in de koopovereenkomst staat.
4.2.2. (
ii) [eiser] stelt daarnaast dat [gedaagde] de gehele reparatiefactuur vergoed heeft verkregen, omdat [gedaagde] het restant van de schade, voor zover dat niet door de verzekering is vergoed, heeft verhaald op de huurder van de camper die de schade heeft veroorzaakt. [gedaagde] heeft daardoor de reparatiefactuur van € 2.642,00 volledig vergoed gekregen, terwijl hij slechts een klein deel daarvan – € 1.251,00 – aan [eiser] heeft betaald. Daarmee is [gedaagde] ten opzichte van [eiser] ongerechtvaardigd verrijkt. Hij onderbouwt dat met de stelling dat tijdens de onderhandeling door [gedaagde] tegen [eiser] is gezegd dat hij € 1.000,00 heeft ingehouden van de borg van de huurder.
4.3.
Met betrekking tot de buitengerechtelijke incassokosten, stelt [eiser] dat hij aan [gedaagde] op 19 maart en 18 april 2024 een sommatiebrief heeft gestuurd. Verder stelt [eiser] dat [gedaagde] de wettelijke rente is verschuldigd vanaf 29 maart 2024, omdat dit de vervaltermijn is van de eerste sommatiebrief van 19 maart 2024.
4.4.
[gedaagde] voert verweer. Hij concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser], met veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure. Hij betwist dat partijen hebben afgesproken dat hij aan [eiser] meer zou betalen dan het bedrag dat hij van zijn verzekeraar vergoed zou krijgen. Die betwisting onderbouwt hij met de door [eiser] overgelegde koopovereenkomst, waarin duidelijk staat dat partijen hebben afgesproken dat [gedaagde] aan [eiser] alleen het bedrag betaalt dat hij van de verzekeraar vergoed krijgt. [gedaagde] betwist ook dat hij voor het sluiten van de overeenkomst wist welk bedrag de verzekeraar aan hem zou vergoeden. Hij wist vooraf alleen wat de hoogte van de schade was. Dat staat ook in de overeenkomst vermeld. Voorts betwist [gedaagde] dat de huurder zijn schade heeft betaald en dat tijdens de onderhandelingen is afgesproken dat de schade (gedeeltelijk) zou worden verrekend met de huurder. Het klopt wel dat [eiser] een aanbetaling van € 5.000,00 heeft gedaan. [eiser] stelt verder dat hij de overeenkomst reeds is nagekomen, omdat hij op 26 mei 2024 het bedrag dat hij van zijn verzekeraar vergoed heeft gekregen – € 1.251,00 – aan [eiser] heeft betaald. Hij stelt tot slot dat hij niet in verzuim is met de betaling, omdat partijen later hebben afgesproken dat [gedaagde] pas aan [eiser] zou betalen op het moment dat [eiser] een betaalbewijs heeft gestuurd, waaruit blijkt dat [eiser] de factuur van Van [bedrijf] heeft betaald.
4.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover relevant, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Uitleg van de overeenkomst
5.1.
De kantonrechter stelt voorop dat het in deze zaak niet gaat om consumentenkoop als bedoeld in artikel 7:5 lid 1 BW, omdat [eiser] en [gedaagde] op het moment van het sluiten van de overeenkomst beide een particulier in de zin van de wet waren. Verder stelt de kantonrechter vast dat partijen het erover eens zijn dat zij de schriftelijke overeenkomst op 31 december 2022 overeen zijn gekomen en dat [gedaagde] op 26 mei 2024 een bedrag van € 1.251,00 aan [eiser] heeft betaald. Partijen twisten over de vraag of [gedaagde] aan [eiser] het bedrag moet betalen dat hij van zijn verzekeraar vergoed krijgt of dat hij de gehele reparatiefactuur moet betalen. Het komt bij de beantwoording van die vraag aan op de uitleg die [eiser] geeft aan de zinsnede:

Verkoper zal niet meer vergoeden dan dat door de verzekering aan hem wordt vergoed voor deze schade.’
5.2.
Aangezien partijen elk een andere lezing van de koopovereenkomst hebben, zal de kantonrechter moeten beoordelen hoe de overeenkomst moet worden uitgelegd. De uitleg van een overeenkomst dient te geschieden aan de hand van de Haviltex-maatstaf. [1] Deze maatstaf houdt in dat het bij de uitleg van een schriftelijke overeenkomst aankomt op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bewoordingen van de overeenkomst mochten toekennen en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij zijn alle omstandigheden van het geval van belang, in hun onderlinge samenhang bezien. In beginsel staat bij de uitleg van een overeenkomst het achterhalen van de bedoelingen en redelijke verwachtingen van partijen voorop. Die bedoeling wordt niet alleen aan de hand van een louter taalkundige uitleg van de bewoordingen van de overeenkomst achterhaald. Dat neemt niet weg dat – afhankelijk van de omstandigheden van het geval – wel veel gewicht kan toekomen aan de taalkundige uitleg van de bewoordingen van de overeenkomst.
5.3.
De kantonrechter is van oordeel dat de tekst van de overeenkomst helder is. Uit die tekst noch uit de door [eiser] aangevoerde omstandigheden volgt dat [gedaagde] de gehele reparatiefactuur moet betalen. [gedaagde] heeft voldoende gemotiveerd betwist dat hij bij het sluiten van de overeenkomst wist welk bedrag hij van de verzekeraar vergoed zou krijgen. In de overeenkomst worden het eigen risico en de dekking van de polis ook niet genoemd. De kantonrechter is met [eiser] van oordeel dat de in overweging 5.1. genoemde zinsnede een beperking aan de bovenkant is, maar niet dat dit een beperking is voor het bedrag dat de verzekeraar aan [gedaagde] betaalt. Een taalkundige uitleg van voornoemde zinsnede brengt mee dat partijen hebben bedoeld dat dit een beperking aan de bovenkant is voor het bedrag dat [gedaagde] aan [eiser] moet betalen. Als partijen dit anders hadden bedoeld dan hadden ze die zinsnede anders geformuleerd, in die zin dat ‘de verzekeraar het bedrag zal vergoeden dat onder de dekking van de polis valt’. Nu staat duidelijk in de overeenkomst dat de verkoper slechts
het bedragzal betalen dat hij van de verzekeraar vergoed
krijgt. De kantonrechter volgt het standpunt van [eiser] dan ook niet dat de schriftelijke overeenkomst niet weergeeft wat partijen hebben afgesproken. Dat de uitkering door de verzekeraar anders is dan [eiser] verwachtte en hem tegenvalt, is vervelend voor [eiser] maar dat betekent niet dat [gedaagde] ook het verschil moet betalen. Als [eiser] dat had gewild, had hij daar met [gedaagde] in de overeenkomst duidelijke afspraken over moeten maken. Daar is naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake van.
5.4.
[eiser] stelt voorts dat de schriftelijke overeenkomst niet weergeeft wat partijen hebben afgesproken, omdat zij voor het sluiten van de schriftelijke overeenkomst de daadwerkelijke overeenkomst mondeling overeen zijn gekomen. Naar het oordeel van het kantonrechter is weliswaar vast komen te staan dat partijen hebben onderhandeld over de overeenkomst voordat deze op papier werd gezet, dat partijen hebben afgesproken dat [eiser] een aanbetaling van € 5.000,00 zou doen en dat deze laatste afspraak niet in de uiteindelijke schriftelijke overeenkomst is opgenomen. Maar hieruit blijkt niet dat wat in de uiteindelijke schriftelijke overeenkomst staat ten aanzien van de betaling anders moet worden geïnterpreteerd dan dat er feitelijk staat: dat de verkoper slechts het bedrag zal betalen dat hij van de verzekeraar vergoed krijgt.
5.5.
Op grond van het voorgaande, komt de kantonrechter tot de conclusie dat niet is komen vast te staan dat partijen hebben bedoeld om af te wijken van de letterlijke tekst van de overeenkomst. Bij de uitleg zal de kantonrechter daarom uitgaan van de tekst van de overeenkomst. Het beroep van [eiser] op de contra proferentem-regel passeert de kantonrechter, omdat uit het vorenstaande blijkt dat de tekst van de overeenkomst helder is.
Ongerechtvaardigde verrijking
5.6.
De vraag die voorts ter beoordeling ligt, is of [gedaagde] ongerechtvaardigd is verrijkt ten opzichte van [eiser]. De kantonrechter is van oordeel dat dit niet het geval is, omdat [eiser] die stelling, in het licht van de betwisting ervan door [gedaagde], onvoldoende heeft onderbouwd. Dat [gedaagde] ongerechtvaardigd is verrijkt, wordt slechts onderbouwd met de stelling dat [gedaagde] het restant van de schade, voor zover dat niet door de verzekering is vergoed, heeft verhaald op de huurder van de camper die de schade heeft veroorzaakt. De kantonrechter is echter van oordeel dat deze onderbouwing onvoldoende is. Het had op de weg van [eiser] gelegen om de verrijking nader te onderbouwen.
De conclusie
5.7.
De kantonrechter concludeert dat uit de koopovereenkomst volgt dat partijen hebben bedoeld dat [gedaagde] het bedrag dat hij van zijn verzekeraar vergoed krijgt, moest betalen aan [eiser]. Nu hij dat inmiddels heeft gedaan, hoeft [gedaagde] niet meer bij te dragen in de factuur van Van [bedrijf] dan het bedrag dat hij reeds aan [eiser] heeft betaald.
[gedaagde] hoeft de buitengerechtelijke incassokosten niet te betalen
5.8.
[eiser] stelt dat [gedaagde] de buitengerechtelijke incassokosten van € 389,20 moet betalen. De gevorderde vergoeding komt alleen al daarom niet voor toewijzing in aanmerking, omdat niet is gebleken dat in de aanmaning aan [gedaagde] een betalingstermijn van 14 dagen is gegeven, vanaf de dag na ontvangst daarvan, zoals vereist door artikel 6:96 lid 6 BW. In dit verband wordt verwezen naar de uitspraak van de Hoge Raad van 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2704. De kantonrechter zal dit deel van de vordering om die reden afwijzen.
[gedaagde] is de wettelijke rente verschuldigd vanaf 30 april 2024 tot en met 26 mei 2024
5.9.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd tegen de stelling van [eiser] dat hij de wettelijke rente is verschuldigd. De kantonrechter is van oordeel dat dit verweer, inhoudende dat [gedaagde] pas hoefde te betalen nadat hij van [eiser] een bewijs van betaling aan Van [bedrijf] had ontvangen, niet slaagt. Gelet op de gemotiveerde betwisting door [eiser] is die stelling immers onvoldoende gemotiveerd onderbouwd. Het blijkt ook niet uit de koopovereenkomst. [gedaagde] moest in beginsel dus gewoon na ontvangst van de reparatiefactuur aan [eiser] betalen.
5.10.
[eiser] vordert de wettelijke rente vanaf 29 maart 2024. Hij verwijst daarvoor naar de sommatiebrief van 19 maart 2024. Echter, in de sommatiebrief van 18 april 2024 wordt door [eiser] aan [gedaagde] een betalingstermijn gegeven tot en met 30 april 2024. Dit betekent dat [gedaagde] de wettelijke rente ook pas is verschuldigd vanaf 30 april 2024 tot aan de dag van de betaling (26 mei 2024). De kantonrechter zal dit deel van de vordering toewijzen als in de beslissing vermeld.
De proceskosten worden gecompenseerd
5.11.
De kantonrechter zal de proceskosten compenseren. Hoewel [eiser] grotendeels in het ongelijk is gesteld, had [gedaagde] wel degelijk een betalingsverplichting tegenover [eiser], die hij pas is nagekomen nadat [eiser] onderhavige procedure was gestart. Daarom zullen de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 1.251,00 vanaf 30 april 2024 tot en met 26 mei 2024;
6.2.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.W. van Tol en in het openbaar uitgesproken op
12 november 2024.

Voetnoten

1.HR 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158.