ECLI:NL:RBOVE:2024:5784

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 november 2024
Publicatiedatum
7 november 2024
Zaaknummer
84/019128.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het overtreden van de Wet op de Accijns en het in voorraad hebben van valse merken

Op 7 november 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere overtredingen van de Wet op de Accijns en het in voorraad hebben van valse merken. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van een tabaksproductieapparaat zonder vergunning en het in voorraad hebben van valse en vervalste merken. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een taakstraf van 180 uren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist dat het tabaksproductieapparaat bestemd was voor het vervaardigen van waterpijptabak zonder de verschuldigde accijns te betalen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele andere tenlastegelegde feiten wegens onvoldoende bewijs. De uitspraak volgde na een uitgebreid onderzoek, waarbij onder andere doorzoekingen zijn verricht op verschillende locaties, waaronder de woning van de verdachte en zijn bedrijfspand. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij de illegale handel in tabaksproducten en het gebruik van vervalste merken, wat schadelijk is voor de legale markt en de volksgezondheid.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 84/019128.22 (P)
Datum vonnis: 7 november 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1972 in [geboorteplaats] (Syrië),
wonende aan de [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 10 oktober 2024 en van 24 oktober 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. J.J. Scheltema, advocaat in Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging van 10 oktober 2024, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:in de periode van 1 maart 2021 tot en met 6 mei 2021 samen met anderen of alleen opzettelijk een (grote) hoeveelheid rook- en/of waterpijptabak heeft vervaardigd buiten een accijnsgoederenplaats;
feit 2:in de periode van 1 maart 2021 tot en met 6 mei 2021 samen met anderen of alleen opzettelijk een (grote) hoeveelheid rook- en/of waterpijptabak voorhanden heeft gehad, terwijl over de tabak geen accijns was betaald;
feit 3:in de periode van 1 maart 2021 tot en met 6 mei 2021 samen met anderen of alleen opzettelijk een tabaksproductieapparaat voorhanden heeft gehad, zonder een daartoe strekkende vergunning van de inspecteur te hebben verkregen;
feit 4:in de periode van 1 maart 2021 tot en met 6 mei 2021 opzettelijk beroeps- of bedrijfsmatig namaakproducten van de merken Al Fakher en Adalya Tobacco heeft verkocht en/of te koop heeft aangeboden en/of in voorraad heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op een of meer verschillende tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01
maart 2021 tot en met 06 mei 2021 in de gemeente [plaats 1] (aan de [adres 1] (in de loods [nummer 1] en/of de loodsen direct rechts en links naast loods [nummer 1] )), althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer rechtsperso(o)n(en) en/of een of meer
natuurlijk(e) perso(o)n(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk (een) hoeveelhe(i)d(en) accijnsgoed(eren), te weten (ongeveer):
- 410.000 gram (rook)tabak en/of
- 484.100 gram (waterpijp)tabak,
althans een of meer hoeveelhe(i)d(en) (rook)tabak en/of (waterpijp)tabak, althans
(een) accijnsgoed(eren), heeft vervaardigd en/of heeft doen vervaardigen, buiten
een accijnsgoederenplaats die voor dat/die accijnsgoed(eren) als zodanig is
aangewezen;
2
hij op een of meer verschillende tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01
maart 2021 tot en met 06 mei 2021 in de gemeente [plaats 1] (aan de [adres 1] (in de loods [nummer 1] en/of de loodsen direct rechts en links naast loods [nummer 1] )), althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer rechtsperso(o)n(en) en/of een of meer
natuurlijk(e) perso(o)n(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk (een) hoeveelhe(i)d(en) accijnsgoed(eren), te weten (ongeveer):
- 445.100 gram (rook)tabak en/of
- 484.000 gram, (waterpijp)tabak,
althans een of meer hoeveelhe(i)d(en) (rook)tabak en/of waterpijptabak, althans
(een) accijnsgoed(eren), voorhanden heeft gehad en/of voorhanden heeft doen
hebben, terwijl die rooktabak en/of waterpijptabak en/of die/dat accijnsgoed(eren)
niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de Accijns in de heffing
waren/was betrokken;
3
hij op een of meer verschillende tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01
maart 2021 tot en met 06 mei 2021 in de gemeente [plaats 1] (aan de [adres 1] (in de loods [nummer 1] en/of de loodsen direct rechts en links naast loods [nummer 1] )), althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer rechtsperso(o)n(en) en/of een of meer
natuurlijk(e) perso(o)n(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk (een) een tabaksproductieapparaat , (bestaande uit) te weten:
- (een) mengmachine(s), en/of
- (een) speciekuip(en), en/of
- (een) gasfles(sen), en/of
- (een) kooktoestel(len)
voorhanden heeft/hebben gehad,
zonder een daartoe strekkende vergunning van de inspecteur te hebben verkregen,
terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) en/of redelijkerwijs kon(den)
weten dat het tabaksproductieapparaat bestemd was of zou worden bestemd om te
worden gebruikt tot ontduiking van de accijns;
4
hij op een of meer verschillende tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01
maart 2021 tot en met 06 mei 2021 in de gemeente [plaats 1] (aan de [adres 1] (in de loods [nummer 1] en/of de loodsen direct rechts en links naast loods [nummer 1] )), althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer rechtsperso(o)n(en) en/of een of meer
natuurlijk(e) perso(o)n(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk
- valse en/of vervalste en/of wederrechtelijk vervaardigde merken, en/of
- waren, die zelf of op hun verpakking valselijk waren voorzien van de handelsnaam

van een ander en/of van het merk waarop een ander recht had, en/of

- waren, die ter aanduiding van herkomst, valselijk van de naam van een bepaalde

plaats, met bijvoeging van een verdichte handelsnaam, waren voorzien, en/of

- waren, waarop of op de verpakking waarvan een handelsnaam van een ander of
een merk waarop een ander recht had, zij het dan ook met een geringe afwijking,
was nagebootst, en/of
- waren of onderdelen daarvan die valselijk hetzelfde uiterlijk vertoonden als een
tekening of model waarop een ander recht had, dan wel daarmede slechts
ondergeschikte verschillen vertoonden,
te weten een of meer wikkel(s) en/of etiket(ten) en/of label(s) en/of stickers en/of
verpakking(en) en/of potten/potjes (met (waterpijp)tabak) en/of zakken/zakjes
(met (waterpijp)tabak) en/of dozen/doosjes (met (waterpijp)tabak) voorzien van de
merkna(a)m(en) en/of het/de beeldmerk(en) Adalya en/of Adalya Premium Hookah
Tobacco en/of Adalya (Premium Hookah Tobacco) Ice Bonbon en/of Adalya
(Premium Hookah Tobacco) Love 66 en/of Adalya (Premium Hookah Tobacco) Mi
Amor en/of Adalya (Premium Hookah Tobacco) Hawaii en/of Adalya (Premium
Hookah Tobacco) Lady Killers en/of Adalya (Premium Hookah Tobacco) Blue Horse
en/of A Fakher (Tobacco) en/of Al Fakher Molasses en/of Al Fakher Mint en/of Al
Fakher Two Apples
heeft verkocht en/of te koop heeft aangeboden en/of in voorraad heeft gehad,
zulks terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) van het plegen van dit/deze
misdrijf/misdrijven zijn/hun beroep heeft/hebben gemaakt en/of het plegen van
dit/deze misdrijf/misdrijven als bedrijf heeft/hebben uitgeoefend.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsmotivering [1]
4.1
Inleiding
In de periode december 2019 tot en met maart 2021 heeft het Team Criminele Inlichtingen (verder: TCI) van de Koninklijke Marechaussee en de Politie informatie ontvangen waaruit volgt dat verdachte [medeverdachte 1] (verder: [medeverdachte 1] ) zou handelen in illegale sigaretten en waterpijptabak. [medeverdachte 1] zou volgens de informatie aan deze waterpijptabak verschillende ingrediënten, zoals glycerine, toevoegen. De waterpijptabak wordt vervolgens verpakt in verpakkingen van bestaande merken die in reguliere winkels te koop worden aangeboden, zoals “Al Fakher”. Volgens de informatie worden de inkomsten door [medeverdachte 1] witgewassen via een meubelwinkel in Hoogeveen. Deze informatie is door het TCI overgedragen aan een afdeling van de Belastingdienst/FIOD die zich bezighoudt met onderzoeken naar grootschalige accijnsfraude. [2]
Op basis van bovenstaande informatie is het vermoeden ontstaan dat [medeverdachte 1] zich samen met anderen bezighoudt met de illegale handel in en productie van waterpijptabak zonder dat de hierover verschuldigde accijns wordt betaald. Op 21 februari 2020 heeft de Landelijke Weegploeg Douane het besluit genomen om een strafrechtelijk onderzoek in te stellen, waarna door de FIOD het strafrechtelijk onderzoek “Konik” is gestart. [3]
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Met dien verstande dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 4 ten laste gelegde bestanddelen “verkopen en “te koop aanbieden” nu het dossier daartoe onvoldoende bewijs bevat.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd, met uitzondering van het bestanddeel “medeplegen”. Hij heeft bepleit dat verdachte alleen heeft gehandeld.
De raadsman heeft zich voor wat betreft de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
4.4.1
De redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van het dossier en van hetgeen ter terechtzitting is besproken de volgende feiten en omstandigheden vast.
[medeverdachte 1] exploiteert met ingang van 11 mei 2020 een eenmanszaak onder de naam “ [bedrijf 1] ”. Blijkens een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel is de eenmanszaak gevestigd aan de [adres 2] . De bedrijfsactiviteiten bestaan onder andere uit “detailhandel in shisha grondstoffen en accessoires” en “voedingscomplementen en smaakstoffen”. Volgens de gegevens van de Kamer van Koophandel is verdachte [medeverdachte 2] (verder: [medeverdachte 2] ) in de periode van
22 april 2021 tot en met 10 mei 2021 gevolmachtigde van [bedrijf 1] . [4]
In de maand februari 2021 ontvangt het TCI van de FIOD informatie dat [medeverdachte 1] waterpijptabak produceert in de loods van zijn eenmanszaak in Eindhoven. Vervolgens worden in de week van 15 maart 2021 twee camera’s geplaatst die zijn gericht op de binnenzijde van de loods gelegen aan de [adres 2] in Eindhoven. [5] Op de camerabeelden is te zien dat [medeverdachte 2] op 8 april 2021 pallets met dozen in een gele bestelbus van het merk IVECO, voorzien van het kenteken [kenteken] , laadt. Op basis van de gegevens van een baken dat onder die bestelbus was bevestigd, is vastgesteld dat de bestelbus op 8 april 2021 meerdere keren vanuit de loods aan de [adres 2] in Eindhoven naar de [adres 3] in Eindhoven is gereden. Op het moment dat de bestelbus weer in de loods arriveert, wordt op de camerabeelden gezien dat lege pallets uit de bestelbus worden geladen. [6]
Op het adres [adres 3] in Eindhoven is een [bedrijf 2] gevestigd. Op deze locatie worden opslagruimtes te huur aangeboden. Blijkens een opslagovereenkomst is de opslagruimte (unit) met nummer [nummer 2] vanaf 13 februari 2021 verhuurd aan [medeverdachte 2] . [7] Op
5 mei 2021 heeft [medeverdachte 2] de huur van de opslagruimte verlengd tot 15 mei 2021. [8]
De hiervoor beschreven bevindingen hebben geresulteerd in een actiedag op 6 mei 2021 waarbij op verschillende locaties doorzoekingen ter inbeslagneming zijn verricht.
Doorzoeking I: Opslagruimte [medeverdachte 2] in Eindhoven
Op 6 mei 2021 is de opslagruimte met nummer [nummer 2] van [bedrijf 2] , gelegen aan de [adres 3] in Eindhoven, doorzocht. [9] In voornoemde opslagruimte zijn de volgende goederen in beslag genomen:
  • 275 potjes met opdruk “Love 66”;
  • 82 zakken met een rode vloeistof met opdruk “Adalya Hawai”;
  • 52 rode zakken met opdruk “Al Fakher Molasses”;
  • 40 blauwe zakken met opdruk “Al Fakher Molasses Kauwgom”;
  • 16 blauwe potten met opdruk “Blue Horse Adalya Mi Amor”;
  • 28 groen/witte dozen met opdruk “Al Fakher Mint Flavour”;
  • 1 zak tabaksrestanten plus lege verpakkingen
  • 406 doorzichtige potjes met opdruk “White Cloud”, “Lady Killer” en “Love 66”.
De potjes waren gevuld met een op tabak gelijkende substantie. [10] Voornoemde goederen hebben gezamenlijk een (netto) gewicht van 355,2 kilogram. [11]
Doorzoeking II: Woning van [medeverdachte 1] in [plaats 2]
Op 6 mei 2021 is voor een doorzoeking ter inbeslagneming binnengetreden in de woning van [medeverdachte 1] , gelegen aan de [adres 4] in [plaats 2] . [12] Tijdens de doorzoeking is op een schap in de kelderkast een postpakket aangetroffen ten name van [naam 1] , [adres 5] in Eindhoven. Voornoemd adres is het woonadres van [medeverdachte 2] . Op het postpakket is het telefoonnummer [telefoonnummer] vermeld. Dit telefoonnummer is in gebruik bij [medeverdachte 1] . Het postpakket is afkomstig van [naam 2] , woonachtig in Turkije. In het postpakket werden etiketten aangetroffen. De etiketten betroffen doorzichtige wikkels met het opschrift “Adalya”. [13]
Doorzoeking III: Bedrijfspand van [bedrijf 1] in Eindhoven
Op 6 mei 2021 is het bedrijfspand van [bedrijf 1] , gelegen aan de [adres 2] in Eindhoven, doorzocht. [14] Tijdens de doorzoeking zijn in de kantoorruimte, in de kast, diverse labels en stickers aangetroffen met de omschrijving “Adalya Premium Hookah Tobacco Ice Bonbon”, “Adalya Premium Hookah Tobacco Love 66” en “Adalya Premium Hookah Tobacco Mi Amor”. Deze labels en stickers worden doorgaans gebruikt op verpakkingen van waterpijptabak.
Voorts is op het bureau in het kantoor een agenda aangetroffen. In de agenda staan verschillende notities, zoals “Dubbel Appel”, “Tabak” en “Glycerine”. Daarnaast wordt in de agenda meerdere keren de naam “ [verdachte] ” vermeld. Volgens de FIOD wordt met de naam “ [verdachte] ” de persoon en verdachte [verdachte] (verder: [verdachte] ) bedoeld. [15]
[verdachte] exploiteert met ingang van 11 mei 2020 een eenmanszaak onder de naam “ [bedrijf 3] ”. De eenmanszaak is gevestigd aan de [adres 1] in [plaats 1] . De bedrijfsactiviteiten bestaan uit “groothandel in bakkerijgrondstoffen, voedings- en genotmiddelen algemeen assortiment, suiker, chocolade, suikerwerk en levensmiddelen”. [16]
Doorzoeking IV: Bedrijfsruimte van [bedrijf 3] in [plaats 1]
Op 6 mei 2021 is de bedrijfsruimte van [bedrijf 3] , gelegen aan de [adres 1] in [plaats 1] , doorzocht. Het pand gelegen aan de [adres 1] bestaat uit meerdere loodsen. Blijkens de gesloten huurovereenkomsten huurt [bedrijf 3] drie loodsen ( [nummer 3] ). [17] Ten tijde van de doorzoeking van het bedrijfspand van [bedrijf 3] was de zoon van [verdachte] , te weten de verdachte [medeverdachte 3] (verder: [medeverdachte 3] ) aanwezig.
De loods [nummer 3] was ingedeeld als winkelruimte met waterpijpen, onderdelen van waterpijpen en jerrycans met daarin glucose en glycerine. In de naastgelegen loods [nummer 3] werd door medewerkers van de FIOD een zoete geur waargenomen. Deze loods was ingedeeld in twee ruimtes. In de voorste ruimte stonden meerdere speciekuipen met daarin vloeistoffen. Ook stonden er mengmachines, gasflessen en kooktoestellen. Op de kookstellen stonden pannen met daarin vloeistoffen. Ook werden meerdere dozen met daarin tabak aangetroffen.
In de achterste ruimte stonden dozen met daarin verpakkingsmaterialen, etiketten, wikkels, labels, stickers, potjes en zakjes. Dezelfde producten werden in dozen in de loods [nummer 3] aangetroffen. [18] De verpakkingsmaterialen, etiketten, wikkels en stickers waren van de merken Al Fakher en Adalya. [19] De aangetroffen wikkels waren identiek aan de wikkels die zijn gevonden in de woning van [medeverdachte 1] . [20]
Raadpleging Douanesystemen en fabrikanten
Door een medewerker van het Boete Fraude Cluster van de Douane Eindhoven zijn de douanesystemen geraadpleegd om te controleren of aan bovengenoemde personen, dan wel locaties een accijnsvergunning is afgegeven. Uit de geraadpleegde systemen is gebleken dat aan bovengenoemde personen noch locaties een accijnsvergunning (AGP) is afgegeven. [21]
Aangezien op de hiervoor beschreven locaties verpakkingsmaterialen, etiketten, wikkels en stickers van Al Fakher en Adalya Tobacco zijn aangetroffen, heeft de FIOD contact opgenomen met deze fabrikanten.
Op 28 mei 2021 is contact opgenomen met de heer [naam 3] , Head of Group Security van Al Fakher Tobacco Trading Company. Per e-mailbericht zijn foto’s toegestuurd van de op
6 mei 2021 aangetroffen en inbeslaggenomen producten van het merk Al Fakher met daarbij het verzoek om de foto’s te beoordelen en daarbij aan te geven of het originele producten van het merk Al Fakher betreft.
Op 13 september 2021 heeft de heer Evans een e-mailbericht gestuurd met als bijlage een onderzoeksrapport van 8 juni 2021 waarin de onderzoeksbevindingen van Al Fakher Tobacco Trading Company zijn weergegeven. Uit het onderzoek komt naar voren dat alle inbeslaggenomen producten van Al Fakher op de aangeleverde foto’s zijn beoordeeld als namaakartikelen. [22]
Op 23 september 2021 is per e-mailbericht contact opgenomen met de fabrikant van Adalya Tobacco in Turkije. Per e-mailbericht zijn foto’s toegestuurd van de op 6 mei 2021 aangetroffen en inbeslaggenomen producten van het merk Al Fakher met daarbij het verzoek om de foto’s te beoordelen en daarbij aan te geven of het originele producten van het merk Adalya Tobacco betreft.
Op 24 september 2021 is een e-mailbericht ontvangen van de heer [naam 4] , CEO van Adalya Tobacco. In het e-mailbericht schrijft de heer [naam 4] dat een technisch team van Adalya Tobacco de foto’s heeft beoordeeld en tot de conclusie is gekomen dat alle producten op de aangeleverde foto’s vals zijn en niet van Adalya Tobacco afkomstig zijn. [23]
4.4.2
Overwegingen van de rechtbank
Feit 1
4.4.2.1 Vervaardigen van rooktabak en/of waterpijptabak
De rechtbank stelt op basis van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden vast dat in de bedrijfsruimte van [bedrijf 3] , gelegen aan de [adres 1] in [plaats 1] , potjes, dozen en zakken met op tabak gelijkende substantie zijn aangetroffen. Ook zijn in één van de loodsen speciekuipen met daarin vloeistoffen, mengmachines, gasflessen en kooktoestellen aangetroffen. Op de kookstellen stonden pannen met daarin vloeistoffen.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 10 oktober 2024 verklaard dat hij met het op 6 mei 2021 aangetroffen tabaksproductieapparaat waterpijptabak heeft geproduceerd. Verdachte heeft niet verklaard wanneer of hoe vaak hij dit heeft gedaan.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van onderhavig dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte
in de tenlastegelegde periodebetrokken is geweest bij de productie van rook- en/of waterpijptabak. De omstandigheid dat op 6 mei 2021 in een door [bedrijf 3] gehuurde ruimte een tabaksproductieapparaat en vloeistoffen zijn aangetroffen, maakt dat oordeel niet anders. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 1 ten laste gelegde.
Feit 2
4.4.2.2 Voorhanden hebben van rook- en/of waterpijptabak
De rechtbank stelt op basis van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden vast dat op de hiervoor beschreven locaties gelegen aan de [adres 3] te Eindhoven en de [adres 1] in [plaats 1] potjes, dozen en zakken met op tabak gelijkende substantie zijn aangetroffen en in beslag genomen. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de in beslag genomen substantie kan worden gekwalificeerd als “rooktabak” als bedoeld in artikel 32 Wet op de accijns (WA). Daarbij geldt dat waterpijptabak als rooktabak wordt aangemerkt. [24] De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat in totaal 31 monsters zijn genomen van een op tabak gelijkende substantie die op vier verschillende locaties is aangetroffen en in beslag is genomen. Op 20 mei 2021 zijn monsters overhandigd aan [naam 5] , werkzaam bij de Belastingdienst/Douane, ter verdere afhandeling en verzending van de monsters naar het Douanelaboratorium in Amsterdam. Dit ter vaststelling of de in beslag genomen monsters op soort en samenstelling kunnen worden aangemerkt als “rooktabak”. In het proces-verbaal van bevindingen van 12 juli 2021 is vervolgens vermeld dat van de 31 onderzochte monsters in totaal 26 monsters op basis van de prejudiciële uitspraak van het Hof van Justitie van 6 april 2017, zaak C-638/15 (hierna ook: het Eko Tabak-arrest), kunnen worden aangemerkt als “rooktabak” en dus aan accijnsheffing onderhevig zijn.
De rechtbank stelt voorop dat een genomen monster pleegt te worden ingestuurd naar het Douanelaboratorium onder begeleiding van een formulier “aanvraag monsteronderzoek”. De rechtbank stelt vast dat de aanvragen monsteronderzoek ten aanzien van voornoemde
31 monsters ontbreken in dit dossier. Op basis van onderhavig dossier is daarom niet vast te stellen welke monsternames aan het Douanelaboratorium zijn aangeboden. Hierdoor ontbreekt de “
chain of evidence” omdat de rechtbank niet onomstotelijk kan vaststellen dat de door het Douanelaboratorium onderzochte monsters afkomstig zijn van de op tabak gelijkende substanties die zijn aangetroffen op de [adres 3] en de [adres 1] . Dit gebrek klemt te meer omdat er, zo volgt uit het dossier, nagenoeg op hetzelfde tijdstip op twee andere locaties eveneens hoeveelheden van op tabak gelijkende substanties in beslag zijn genomen. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat niet met de voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat hetgeen het Douanelaboratorium heeft getest ook daadwerkelijk een monstername is van de inhoud van de op 6 mei 2021 op de [adres 3] en [adres 1] aangetroffen en inbeslaggenomen op tabak gelijkende substanties. Hierdoor kunnen de uitslagen van de monsteronderzoeken niet tot bewijs dienen. Verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
Feit 3
4.4.2.3 Voorhanden hebben van een tabaksproductieapparaat
De rechtbank stelt op basis van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden vast dat op 6 mei 2021 in één van de loodsen in het pand gelegen aan de [adres 1] een tabaksproductieapparaat is aangetroffen, bestaande uit speciekuipen met daarin vloeistoffen, mengmachines, gasflessen en kooktoestellen. Op de kookstellen stonden pannen met daarin vloeistoffen. Blijkens de huurovereenkomst was op 6 mei 2021 voornoemde loods verhuurd aan [bedrijf 3] , de eenmanszaak van verdachte.
Uit de geraadpleegde systemen is gebleken dat aan [verdachte] , [medeverdachte 3] noch de locatie gelegen aan de [adres 1] in [plaats 1] een accijnsvergunning (AGP) is afgegeven.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 10 oktober 2024 verklaard dat hij met het op 6 mei 2021 aangetroffen tabaksproductieapparaat waterpijptabak heeft geproduceerd om geld te verdienen zodat hij zijn familie in Syrië financieel kan ondersteunen.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verdachte wist dat het tabaksproductieapparaat was bestemd voor het vervaardigen van waterpijptabak en daarmee tot ontduiking van de accijns. De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder 3 ten laste gelegde.
4.4.2.4 Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat tussen verdachte en een of meer anderen een nauwe en bewuste samenwerking heeft bestaan. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 3 ten laste gelegde medeplegen.
Feit 4
4.4.2.5 Valse/vervalste en/of wederrechtelijk vervaardigde merken en waren
Uit de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden volgt dat in het bedrijfspand van [bedrijf 3] , gelegen aan de [adres 1] in [plaats 1] , verpakkingsmaterialen, etiketten, wikkels, stickers, labels, potjes en zakjes met de opdruk “Al Fakher” en “Adalya Tobacco” zijn aangetroffen. Al Fakher en Adalya Tobacco zijn bestaande merken voor waterpijptabak. Uit het dossier volgt dat – volgens de geraadpleegde experts van Al Fakher Trading Company en Adalya Tobacco – de op foto’s afgebeelde producten afwijkende kenmerken hebben en dus namaakproducten zijn. De rechtbank stelt op grond daarvan vast dat voornoemde producten, voorzien van het opschrift Al Fakher en Adalya, niet van deze fabrikanten afkomstig zijn. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de aangetroffen etiketten, wikkels, stickers, labels, potjes en zakjes vals en vervaardigd door een ander dan de rechthebbende en zonder diens toestemming.
4.4.2.6 Verkopen en te koop aanbieden
Met de officier van justitie en de verdediging, is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat dat verdachte in de tenlastegelegde periode de namaakproducten van Al Fakher en Adalya Tobacco heeft verkocht en/of te koop heeft aangeboden. De rechtbank zal verdachte ter zake van de bestanddelen “verkopen” en “te koop aanbieden” vrijspreken.
4.4.2.7 In voorraad hebben
De rechtbank ziet zich voorts voor de vraag gesteld of verdachte voornoemde namaakproducten in voorraad heeft gehad. Volgens vaste jurisprudentie komt dit er op neer dat verdachte de waren ter beschikking heeft – al dan niet in zijn onmiddellijke omgeving. Voor het “in voorraad hebben” is een zekere machtsrelatie vereist.
Uit de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden volgt dat in het bedrijfspand van [bedrijf 3] , gelegen aan de [adres 1] in [plaats 1] , op 6 mei 2021 verpakkingsmaterialen, etiketten, wikkels, stickers, labels, potjes en zakjes met de opdruk “Al Fakher” en “Adalya Tobacco” zijn aangetroffen. [bedrijf 3] is de eenmanszaak van verdachte.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 10 oktober 2024 verklaard dat hij wist dat voornoemde voorwerpen namaakproducten betroffen en deze in het bedrijfspand van [bedrijf 3] lagen opgeslagen. Verdachte heeft verklaard dat hij de namaakproducten via internet heeft gekocht van iemand uit Turkije.
Gelet op het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte de beschikkingsmacht had over en wetenschap had van de in de loods aangetroffen namaakproducten van Al Fakher en Adalya Tobacco. Aangezien verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij voornemens was de door hem geproduceerde waterpijptabak te verpakken met voornoemde namaakproducten van Al Fakher en Adalya Tobacco om vervolgens met de verkoop daarvan inkomsten te genereren, acht de rechtbank tevens de strafverzwarende omstandigheid wettig en overtuigend bewezen, namelijk dat verdachte bedrijfsmatig heeft gehandeld.
4.4.2.8 Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat tussen verdachte en een of meer anderen een nauwe en bewuste samenwerking heeft bestaan. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 4 ten laste gelegde medeplegen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
3
hij op 6 mei 2021 in de gemeente [plaats 1] (aan de [adres 1] (in de loods [nummer 1] en/of de loodsen direct rechts en links naast loods [nummer 1] )), opzettelijk een tabaksproductieapparaat, bestaande uit te weten:
- mengmachines, en
- speciekuipen, en
- gasflessen, en
- kooktoestellen
voorhanden heeft gehad, zonder een daartoe strekkende vergunning van de inspecteur te hebben verkregen,
terwijl hij, verdachte, wist dat het tabaksproductieapparaat bestemd was of zou worden bestemd om te worden gebruikt tot ontduiking van de accijns;
4
hij op 6 mei 2021 in de gemeente [plaats 1] (aan de [adres 1] (in de loods [nummer 1] en de loodsen direct rechts en links naast loods [nummer 1] )), opzettelijk
- valse en wederrechtelijk vervaardigde merken, en
- waren, die zelf of op hun verpakking valselijk waren voorzien van de handelsnaam van een ander en van het merk waarop een ander recht had, en
- waren, waarop of op de verpakking waarvan een handelsnaam van een ander of een merk waarop een ander recht had, zij het dan ook met een geringe afwijking, was nagebootst, en
- waren of onderdelen daarvan die valselijk hetzelfde uiterlijk vertoonden als een tekening of model waarop een ander recht had, dan wel daarmede slechts ondergeschikte verschillen vertoonden,
te weten wikkels en etiketten en labels en stickers en verpakkingen en potten/potjes (met tabak) en zakken/zakjes (met tabak) en dozen/doosjes (met tabak) voorzien van de merknamen en de beeldmerken Adalya en/ Adalya Premium Hookah Tobacco en Adalya (Premium Hookah Tobacco) Ice Bonbon en Adalya (Premium Hookah Tobacco) Love 66 en Adalya (Premium Hookah Tobacco) Mi Amor en Adalya (Premium Hookah Tobacco) Hawaii en Adalya (Premium Hookah Tobacco) Lady Killer en en Al Fakher (Tobacco) en Al Fakher Molasses en Al Fakher Mint en Al Fakher Two Apples
in voorraad heeft gehad, zulks terwijl verdachte het plegen van dit misdrijf als bedrijf heeft uitgeoefend.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 90a en 99 Wet op de accijns (WA) en in artikel 337 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 3
het misdrijf:
het in artikel 90a, eerste lid van de Wet op de accijns opgenomen verbod overtreden, terwijl hij weet dat het tabaksproductieapparaat bestemd is of zal worden bestemd om te worden gebruikt tot ontduiking van de accijns;
feit 4
De eendaadse samenloop van
het misdrijf
: opzettelijk valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken in voorraad hebben;
en
het misdrijf:
opzettelijk waren, die zelf of op hun verpakking valselijk zijn voorzien van de handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht heeft, in voorraad hebben;
en
het misdrijf:
opzettelijk waren, waarop of op de verpakking waarvan een handelsnaam van een ander of een merk waarop een ander recht heeft, zij het dan ook met een geringe afwijking, is nagebootst, in voorraad hebben;
en
het misdrijf:
opzettelijk waren of onderdelen daarvan die valselijk hetzelfde uiterlijk vertonen als een tekening of model waarop een ander recht heeft, dan wel daarmee slechts ondergeschikte verschillen vertonen, in voorraad hebben.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 324 dagen, waarbij hij een korting van 10% (36 dagen) heeft toegepast wegens overschrijding van de redelijke termijn.
7.2
Het standpunt van de verdediging
Door de raadsman is bepleit geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen aan verdachte. Daartoe heeft de raadsman gewezen op het feit dat verdachte ter terechtzitting de strafbare feiten heeft bekend, de verantwoordelijkheid die verdachte heeft genomen voor zijn handelen en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en ernst van de gepleegde feiten
Verdachte heeft tabaksproductieapparaten voorhanden gehad zonder dat hij in het bezit was van een accijnsvergunning. Het voorhanden hebben van een dergelijk productiemiddel verstoort de reguliere, legale markt voor tabakswaren en werkt ontwrichtend op de economische ordening en het fiscale systeem van het land. Verdachte wist dat bij gebreke van een vergunning het tabaksproductieapparaat was bestemd tot ontduiking van de accijnsverplichting. Het handelen van verdachte heeft tot gevolg dat ook handelaren en bedrijven die wel voldoen aan hun verplichting in het kader van de accijnsheffingen, financiële schade ondervinden, nu oneerlijke concurrentie in de hand wordt gewerkt. Ook wordt met het oog op de algemene volksgezondheid het roken van tabak actief ontmoedigd door prijsverhogingen op basis van heffingen en belastingen. Met illegale tabaksproductie wordt dit beleid ondermijnd.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het in voorraad hebben van een hoeveelheid merkvervalste goederen. Door zo te handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op het merkenrecht van Al Fakher Tobacco Trading Company en Adalya Tobacco. Verdachte heeft schade berokkend aan de rechthebbenden van de merkrechten op deze goederen. De merkhouders lopen inkomsten mis als potentiële klanten de namaakartikelen kopen in plaats van de originele artikelen. Verdachte heeft niet stilgestaan bij de economische schade die zijn handelen heeft veroorzaakt. De rechtbank rekent dit alles verdachte aan.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 2 april 2024, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld.
De redelijke termijn
De rechtbank is van oordeel dat er rekening mee moet worden gehouden dat de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Op 6 mei 2021 heeft in het kader van het strafrechtelijk onderzoek een doorzoeking plaatsgevonden op het bedrijfsadres van de eenmanszaak van verdachte. Op dat moment is jegens verdachte een handeling verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De rechtbank stelt aldus vast dat op 6 mei 2021 de redelijke termijn is aangevangen waarbinnen verdachte dient te worden berecht. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting moet worden afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. De datum van dit vonnis betreft 7 november 2024 wat een overschrijding van de redelijke termijn betekent. Deze termijnoverschrijding komt voor rekening van het Openbaar Ministerie, nu niet is gesteld of gebleken dat sprake is van bijzondere omstandigheden die overschrijding van de redelijke termijn kunnen rechtvaardigen.
De op te leggen straf
De rechtbank komt tot een lagere straf dan de officier van justitie heeft geëist omdat zij verdachte integraal vrijspreekt van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf ook rekening gehouden het niet geringe tijdsverloop en de overschrijding van de redelijke termijn.
Alles afwegende, zal de rechtbank aan verdachte opleggen een taakstraf voor de duur van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaren. Het voorwaardelijk strafdeel dient als stok achter de deur om te voorkomen dat verdachte in de toekomst opnieuw strafbare feiten pleegt.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
Op de beslaglijst van 2 april 2024 staan de volgende in beslag genomen goederen:
60 STK Jerrycan vloeibare smaakstoffen divers voor waterpijptabak;
85 KG Rookwaar waterpijptabak diverse smaken;
86 L Rookwaar vloeibare smaakstoffen divers voor waterpijptabak;
2 STK mengmachines Akka RL 1000;
1 STK mix machine “better machine”
3 STK Gasfles;
2 STK Pan;
2 STK kooksets;
1 STK Mixer
1 STK Weegschaal;
25 STK Jerrycan met diverse smaakstoffen voor waterpijptabak;
98 STK Maatbaker div maten;
161 DS Rookwaar verschillend formaat waterpijptabak diverse soorten;
344 ZAK Rookwaar verschillend formaat waterpijptabak;
518 POT Rookwaar diverse waterpijptabak;
1 tas waterpijptabak;
1 emmer waterpijptabak;
1 ketel met waterpijptabak;
1 STK diverse overige Verpakkingsmateriaal;
1 bruine Doos met lege potjes (aantal onbekend);
415 STK plastic emmertjes met deksels;
5 FLS overige/onbekende vloeistof;
1 DS met lege plastic flesjes met opschrift 31 KG;
3 dozen a 432 stuks per doos transparante wikkels;
26 STK Emmer
1 STK groene collectebus met blauwe korrels;’
689 STK lege vierkante zwarte bakjes;
3 DS lege plastic zwarte ronde potten, 276 stuks;
1 DS met plusminus 250 STK ronde deksels “adaija”;
6 zakken suiker a 25 kg per zak;
5 dozen lege zwarte bakjes;
36 dozen gedroogde aubergines;
1 zak gember;
13 pakketten a 8 dozen kruiden “green cardamon”
27 STK Jerrycan glycerine;
1 ZAK ruwe tabak;
1 DS Tabak C48 IB Top;
15 STK Jerrycan geur en smaakstoffen.
De officier van justitie heeft primair het standpunt ingenomen dat de in beslag genomen voorwerpen moeten worden onttrokken aan het verkeer, dan wel subsidiair verbeurd worden verklaard.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Nu verdachte wordt vrijgesproken van de feiten in verband waarmee verschillende voorwerpen in beslag zijn genomen, zal de rechtbank het klassiek beslag opheffen en de teruggave aan de verdachte gelasten van de op de beslaglijst vermelde voorwerpen onder de nummers 1, 2, 3, 7, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 20, 21, 22, 23, 25, 26, 27, 28 en 30 tot en met 38.
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst vermelde voorwerpen onder de nummers 4, 5, 6, 8, 19, 24 en 29 vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, aangezien met behulp van deze voorwerpen de feiten zijn begaan of voorbereid.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 90a en 99 Wet op de accijns (WA) en de artikelen
9, 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht (Sr).

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 3
het misdrijf:
het in artikel 90a, eerste lid van de Wet op de accijns opgenomen verbod overtreden, terwijl hij weet dat het tabaksproductieapparaat bestemd is of zal worden bestemd om te worden gebruikt tot ontduiking van de accijns;
feit 4
de eendaadse samenloop van
het misdrijf
: opzettelijk valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken in voorraad hebben;
en
het misdrijf:
opzettelijk waren, die zelf of op hun verpakking valselijk zijn voorzien van de handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht heeft, in voorraad hebben;
en
het misdrijf:
opzettelijk waren, waarop of op de verpakking waarvan een handelsnaam van een ander of een merk waarop een ander recht heeft, zij het dan ook met een geringe afwijking, is nagebootst, in voorraad hebben;
en
het misdrijf:
opzettelijk waren of onderdelen daarvan die valselijk hetzelfde uiterlijk vertonen als een tekening of model waarop een ander recht heeft, dan wel daarmee slechts ondergeschikte verschillen vertonen, in voorraad hebben.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 3 en 4 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur
van 3 (drie) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
180 (honderdtachtig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
90 (negentig) dagen;
de in beslag genomen voorwerpen
- verklaart onttrokken aan het verkeer de op de beslaglijst genoemde voorwerpen onder de nummers 4, 5, 6, 8, 19, 24 en 29;
- gelast de teruggave aan verdachte van de op de beslaglijst genoemde voorwerpen onder de nummers 1, 2, 3, 7, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 20, 21, 22, 23, 25, 26, 27, 28 en 30 tot en met 38.
Dit vonnis is gewezen door mr. ing. M.S. de Waard, voorzitter, mr. H. Manuel, en
mr. F.M.A. 't Hart, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.N. Esajas, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 7 november 2024.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Belastingdienst/FIOD met nummer 68011 / KONIK. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van verdenking van A. [medeverdachte 1] van 19 augustus 2020, AMB-001, p. 568 t/m 571.
3.Het overzichtsproces-verbaal van 12 november 2021, AD-001-01, p. 16.
4.Een geschrift, zijnde een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel van 15 juni 2021, betreffende [bedrijf 1] , DOC-087, p. 2129 en 2130.
5.Het proces-verbaal van inzet technisch hulpmiddel (inclusief bijlage) van 26 april 2021, BOB-016-07, p. 1437 t/m 1439.
6.Het proces-verbaal van bevindingen (camerabeelden loods [adres 2] d.d. 8 april 2021) van 14 april 2021, AMB-033-01, p. 704 t/m 720.
7.Een geschrift, te weten een opslagovereenkomst [nummer 4] van 13 februari 2021, BOB-023-03, p. 1495 t/m 1499.
8.Het proces-verbaal van verstrekking gevorderde gegevens ex art. 126nd lid 1 Sv van 7 mei 2021, BOB-023-03, p. 1493.
9.Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming (opslagruimte [nummer 2] bij [bedrijf 2] Eindhoven Acht, [adres 3]) van 7 mei 2021, IBN-D-006-01, p. 1796 t/m 1798.
10.Een geschrift, te weten een lijst van inbeslaggenomen goederen (object D) van 6 mei 2021, IBN-D-006-03,
11.Een geschrift, de bijlage behorende de nadeelberekening verband houdende met het strafrechtelijk onderzoek Konik, AMB-068-01, p. 1153.
12.Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming (woning [adres 6] [plaats 2] ) van
13.Het proces-verbaal van bevindingen (onderzoek fysiek beslag pand A) van 15 juni 2021, AMB-058-01, p. 978 t/m 982.
14.Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming ( [adres 2]) van
15.Het proces-verbaal van bevindingen (onderzoek inbeslaggenomen voorwerpen pand C) van 25 juni 2021, AMB-060-01, p. 1008 t/m 1018.
16.Het overzichtsproces-verbaal van 12 november 2021, AD-001-01, p. 9.
17.Het proces-verbaal van bevindingen (onderzoek huurovereenkomsten [adres 1] in [plaats 1] ) van 14 juni 2021, AMB-054-01, p. 939 t/m 941.
18.Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 11 mei 2021, IBN-E-007-01, p. 1822 t/m 1825.
19.Het proces-verbaal van bevindingen (onderzoek inbeslaggenomen voorwerpen pand E) van 28 juni 2021, AMB-057-01, p. 948 t/m 950.
20.Het proces-verbaal van bevindingen (onderzoek fysiek beslag pand A) van 15 juni 2021, AMB-058-01, p. 979, zesde alinea.
21.De processen-verbaal van ambtshandeling van de Douane Eindhoven van 10 mei 2021 en 31 mei 2021, AMB-044-01 en AMB-044-02, p. 797 en 798.
22.Het proces-verbaal van bevindingen (onderzoek Al Fakher producten) van 20 september 2021, AMB-053-01, p. 937 en 938.
23.Het proces-verbaal van bevindingen van 24 september 2021 (onderzoek Premium Hookah Tobacco), AMB-076-01, p. 1170 en 1171.
24.ECLI:NL:PHR:2023:1173, r.o. 6.29.