ECLI:NL:RBOVE:2024:5783

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 november 2024
Publicatiedatum
7 november 2024
Zaaknummer
84/121103-22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het in voorraad hebben van merkvervalste tabaksproducten met een geldboete en vrijspraak voor andere tenlastegelegde feiten

Op 7 november 2024 heeft de Rechtbank Overijssel een 42-jarige man veroordeeld tot een geldboete van € 1.000,00, waarvan € 500,00 voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De verdachte was beschuldigd van het in voorraad hebben van merkvervalste tabaksproducten, waaronder rooktabak en waterpijptabak, zonder dat de verschuldigde accijns was betaald. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 8 april 2021 tot en met 6 mei 2021 samen met anderen of alleen opzettelijk een grote hoeveelheid tabak voorhanden heeft gehad, terwijl hierover geen accijns was betaald. Daarnaast heeft de verdachte op 6 mei 2021 namaakproducten van de merken Al Fakher en Adalya Tobacco te koop aangeboden en/of in voorraad gehad. Tijdens de zittingen op 10 en 24 oktober 2024 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De rechtbank heeft de dagvaarding geldig verklaard en de verdediging verworpen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat hij wetenschap had van de aanwezigheid van de namaakproducten in zijn woning. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het medeplegen van de tenlastegelegde feiten, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan het in voorraad hebben van merkvervalste goederen. De rechtbank heeft rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn en de economische schade die het handelen van de verdachte heeft veroorzaakt voor de merkhouders. De rechtbank heeft de inbeslaggenomen goederen beoordeeld en bepaald dat de verdachte een geldboete moet betalen, met een voorwaardelijk deel om herhaling van strafbare feiten te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 84/121103-22 (P)
Datum vonnis: 7 november 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1982 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van
10 oktober 2024 en 24 oktober 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadslieden mr. A. Çinar, advocaat in Heerlen en mr. E. Şahin, advocaat in Eindhoven, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:in de periode van 8 april 2021 tot en met 6 mei 2021 samen met anderen of alleen opzettelijk een (grote) hoeveelheid rook- en/of waterpijptabak voorhanden heeft gehad, terwijl over de tabak geen accijns was betaald;
feit 2:op 6 mei 2021 samen met anderen of alleen opzettelijk beroeps- of bedrijfsmatig namaakproducten van de merken Al Fakher en Adalya Tobacco te koop heeft aangeboden en/of in voorraad heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op een of meer verschillende tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 8 april
2021 tot en met 06 mei 2021 in de gemeente Eindhoven (aan de [adres 2] ),
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer
rechtsperso(o)n(en) en/of een of meer natuurlijk(e) perso(o)n(en), en/of alleen,
(telkens) opzettelijk (een) hoeveelhe(i)d(en) accijnsgoed(eren), te weten (ongeveer):
- 355,2 kilogram, rooktabak en/of waterpijptabak, en/of
- 275 potjes, althans een of meer potjes shishatabak/waterpijptabak, en/of
- 16 blauwe potten shishatabak/waterpijptabak met opdruk Blue Horse Adalya Mi

Amor, en/of

- 28 goen/witte dozen shishatabak/waterpijptabak, met opdruk Al Fakher Mint

Flavour,

in elk geval een of meer hoeveelhe(i)d(en) (rook)tabak en/of
(shisha/waterpijp)tabak, althans enige accijnsgoed(eren), voorhanden heeft gehad
en/of voorhanden heeft doen hebben, terwijl die rooktabak en/of
shisha/waterpijptabak en/of die/dat accijnsgoed(eren) niet overeenkomstig de
bepalingen van de Wet op de accijns in de heffing waren/was betrokken;
2
hij op of omstreeks 06 mei 2021 in de gemeente(n) Eindhoven (aan de
[adres 3] en/of aan de [adres 2] ) en/of Someren (aan de [adres 1]
), althans in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer
rechtsperso(o)n(en) en/of een of meer natuurlijk(e) perso(o)n(en), en/of alleen,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk
- valse en/of vervalste en/of wederrechtelijk vervaardigde merken, en/of
- waren, die zelf of op hun verpakking valselijk waren voorzien van de handelsnaam

van een ander en/of van het merk waarop een ander recht had, en/of

- waren, die ter aanduiding van herkomst, valselijk van de naam van een bepaalde

plaats, met bijvoeging van een verdichte handelsnaam, waren voorzien, en/of

- waren, waarop of op de verpakking waarvan een handelsnaam van een ander of
een merk waarop een ander recht had, zij het dan ook met een geringe afwijking,
was nagebootst, en/of
- waren of onderdelen daarvan die valselijk hetzelfde uiterlijk vertoonden als een
tekening of model waarop een ander recht had, dan wel daarmede slechts
ondergeschikte verschillen vertoonden,
te weten een of meer wikkel(s) en/of etiket(ten) en/of label(s) en/of stickers en/of
verpakking(en) en/of potten/potjes (met (waterpijp)tabak) en/of zakken/zakjes
(met (waterpijp)tabak) en/of dozen/doosjes (met (waterpijp)tabak) voorzien van de
merkna(a)m(en) en/of het/de beeldmerk(en) Adalya en/of Adalya Premium Hookah
Tobacco en/of Adalya (Premium Hookah Tobacco) Ice Bonbon en/of Adalya
(Premium Hookah Tobacco) Love 66 en/of Adalya (Premium Hookah Tobacco) Mi
Amor en/of Adalya (Premium Hookah Tobacco) Hawaii en/of Adalya (Premium
Hookah Tobacco) Lady Killers en/of Adalya (Premium Hookah Tobacco) Blue Horse
en/of A Fakher (Tobacco) en/of Al Fakher Molasses en/of Al Fakher Mint en/of Al
Fakher Two Apples
te koop heeft aangeboden en/of in voorraad heeft gehad,
zulks terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) van het plegen van dit/deze
misdrijf/misdrijven zijn/hun beroep heeft/hebben gemaakt en/of het plegen van
dit/deze misdrijf/misdrijven als bedrijf heeft/hebben uitgeoefend.

3.De voorvragen

3.1
Geldigheid dagvaarding
3.1.1
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding (partieel) nietig is nu enerzijds de zogenaamde ‘chain of evidence’ is doorbroken en de verdediging om die reden niet kan controleren of de binnen het onderzoek positief geteste monsters afkomstig zijn van de in de [bedrijf 1] in beslag genomen hoeveelheid tabak, en anderzijds dat in de tenlastelegging een dubbeltelling is opgenomen voor de hoeveelheid tabak.
3.1.2
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geen standpunt ingenomen.
3.1.3
Beslissing rechtbank
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging – waarvan ten overvloede zij opgemerkt dat het feitelijk bewijsverweren betreffen – nu, zoals ook volgt uit het overige door de verdediging gevoerde verweer, geen sprake is van een situatie waarin de tenlastelegging voor verdachte onbegrijpelijk of innerlijk tegenstrijdig is.
3.2
Overige voorvragen
De rechtbank heeft voor het overige vastgesteld dat de dagvaarding dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsmotivering [1]
4.1
Inleiding
In de periode december 2019 tot en met maart 2021 heeft het Team Criminele Inlichtingen (verder: TCI) van de Koninklijke Marechaussee en de Politie informatie ontvangen waaruit volgt dat verdachte [verdachte] (verder: [verdachte] ) zou handelen in illegale sigaretten en waterpijptabak. [verdachte] zou volgens de informatie aan deze waterpijptabak verschillende ingrediënten, zoals glycerine, toevoegen. De waterpijptabak wordt vervolgens verpakt in verpakkingen van bestaande merken die in reguliere winkels te koop worden aangeboden, zoals “Al Fakher”. Volgens de informatie worden de inkomsten door [verdachte] witgewassen via een meubelwinkel in [vestigingsplaats 1] . Deze informatie is door het TCI overgedragen aan een afdeling van de Belastingdienst/FIOD die zich bezighoudt met onderzoeken naar grootschalige accijnsfraude. [2]
Op basis van bovenstaande informatie is het vermoeden ontstaan dat [verdachte] zich samen met anderen bezighoudt met de illegale handel in en productie van waterpijptabak zonder dat de hierover verschuldigde accijns wordt betaald. Op 21 februari 2020 heeft de Landelijke Weegploeg Douane het besluit genomen om een strafrechtelijk onderzoek in te stellen, waarna door de FIOD het strafrechtelijk onderzoek “Konik” is gestart. [3]
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen, met dien verstande dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde bestanddeel “te koop aanbieden” nu het dossier daartoe onvoldoende bewijs bevat.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadslieden hebben overeenkomstig de overgelegde pleitnota bepleit dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Daartoe is het volgende, verkort weergegeven, aangevoerd.
Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde hebben de raadslieden primair aangevoerd dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte wetenschap had van en beschikkingsmacht had over de tabak die in de opslagruimte met nummer [nummer 1] van [bedrijf 1] , vestiging [vestigingsplaats 2] (verder: [bedrijf 1] ), gelegen aan de [adres 2] , is aangetroffen.
Subsidiair hebben de raadslieden aangevoerd dat de ‘chain of evidence’ ontbreekt nu op grond van het dossier niet kan worden vastgesteld dat hetgeen het Douanelaboratorium heeft getest daadwerkelijk de tabak is die in de opslagruimte met nummer [nummer 1] van [bedrijf 1] is aangetroffen.
Meer subsidiair hebben de raadslieden aangevoerd dat de in de tenlastelegging vermelde ‘355,2 kg rooktabak en/of waterpijptabak’ een dubbeltelling bevat en daarom naar beneden moet worden bijgesteld.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde hebben de raadslieden aangevoerd dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte wetenschap had van en beschikkingsmacht had over de namaakproducten die op de in de tenlastelegging genoemde locaties zijn aangetroffen.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
4.4.1
De redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van het dossier en van hetgeen ter terechtzitting is besproken de volgende feiten en omstandigheden vast.
[verdachte] exploiteert met ingang van 11 mei 2020 een eenmanszaak onder de naam “ [eenmanszaak 1] ”. Blijkens een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel is de eenmanszaak gevestigd aan de [adres 3] . De bedrijfsactiviteiten bestaan onder andere uit “detailhandel in shisha grondstoffen en accessoires” en “voedingscomplementen en smaakstoffen”. Volgens de gegevens van de Kamer van Koophandel is verdachte [medeverdachte 1] (verder: [medeverdachte 1] ) in de periode van
22 april 2021 tot en met 10 mei 2021 gevolmachtigde van [eenmanszaak 1] . [4]
In de maand februari 2021 ontvangt het TCI van de FIOD informatie dat [verdachte] waterpijptabak produceert in de loods van zijn eenmanszaak in [adres 3] . Vervolgens worden in de week van 15 maart 2021 twee camera’s geplaatst die zijn gericht op de binnenzijde van de loods gelegen aan de [adres 3] . [5] Op de camerabeelden is te zien dat [medeverdachte 1] op 8 april 2021 pallets met dozen in een gele bestelbus van het merk IVECO, voorzien van het kenteken [kenteken 1] , laadt. Op basis van de gegevens van een baken dat onder die bestelbus was bevestigd, is vastgesteld dat de bestelbus op 8 april 2021 meerdere keren vanuit de loods aan de [adres 3] naar de [adres 2] is gereden. Op het moment dat de bestelbus weer in de loods arriveert, wordt op de camerabeelden gezien dat lege pallets uit de bestelbus worden geladen. [6]
Op het adres [adres 2] is een [bedrijf 1] gevestigd. Op deze locatie worden opslagruimtes te huur aangeboden. Blijkens een opslagovereenkomst is de opslagruimte (unit) met nummer [nummer 1] vanaf 13 februari 2021 verhuurd aan [medeverdachte 1] . [7] Op
5 mei 2021 heeft [medeverdachte 1] de huur van de opslagruimte verlengd tot 15 mei 2021. [8]
De hiervoor beschreven bevindingen hebben geresulteerd in een actiedag op 6 mei 2021 waarbij op verschillende locaties doorzoekingen ter inbeslagneming zijn verricht.
Doorzoeking I: Opslagruimte [medeverdachte 1] in [adres 2]
Op 6 mei 2021 is de opslagruimte met nummer [nummer 1] van [bedrijf 1] , gelegen aan de [adres 2] , doorzocht. [9] In voornoemde opslagruimte zijn de volgende goederen in beslag genomen:
  • 275 potjes met opdruk “Love 66”;
  • 82 zakken met een rode vloeistof met opdruk “Adalya Hawai”;
  • 52 rode zakken met opdruk “Al Fakher Molasses”;
  • 40 blauwe zakken met opdruk “Al Fakher Molasses Kauwgom”;
  • 16 blauwe potten met opdruk “Blue Horse Adalya Mi Amor”;
  • 28 groen/witte dozen met opdruk “Al Fakher Mint Flavour”;
  • 1 zak tabaksrestanten plus lege verpakkingen
  • 406 doorzichtige potjes met opdruk “White Cloud”, “Lady Killer” en “Love 66”.
De potjes waren gevuld met een op tabak gelijkende substantie. [10] Voornoemde goederen hebben gezamenlijk een (netto) gewicht van 355,2 kilogram. [11]
Doorzoeking II: Woning van [verdachte] in [adres 1]
Op 6 mei 2021 is voor een doorzoeking ter inbeslagneming binnengetreden in de woning van [verdachte] , gelegen aan de [adres 1] . [12] Tijdens de doorzoeking is op een schap in de kelderkast een postpakket aangetroffen ten name van [naam 1] , [adres 4] . Voornoemd adres is het woonadres van [medeverdachte 1] . Op het postpakket is het telefoonnummer [telefoonnummer] vermeld. Dit telefoonnummer is in gebruik bij [verdachte] . Het postpakket is afkomstig van [naam 2] , woonachtig in Turkije. In het postpakket werden etiketten aangetroffen. De etiketten betroffen doorzichtige wikkels met het opschrift “Adalya”. [13]
Doorzoeking III: Bedrijfspand van [eenmanszaak 1] in [adres 3]
Op 6 mei 2021 is het bedrijfspand van [eenmanszaak 1] , gelegen aan de [adres 3] , doorzocht. [14] Tijdens de doorzoeking zijn in de kantoorruimte, in de kast, diverse labels en stickers aangetroffen met de omschrijving “Adalya Premium Hookah Tobacco Ice Bonbon”, “Adalya Premium Hookah Tobacco Love 66” en “Adalya Premium Hookah Tobacco Mi Amor”. Deze labels en stickers worden doorgaans gebruikt op verpakkingen van waterpijptabak.
Voorts is op het bureau in het kantoor een agenda aangetroffen. In de agenda staan verschillende notities, zoals “Dubbel Appel”, “Tabak” en “Glycerine”. Daarnaast wordt in de agenda meerdere keren de naam “ [medeverdachte 2] ” vermeld. Volgens de FIOD wordt met de naam “ [medeverdachte 2] ” de persoon [medeverdachte 2] (verder: [medeverdachte 2] ) bedoeld. [15]
[medeverdachte 2] exploiteert met ingang van 11 mei 2020 een eenmanszaak onder de naam “ [eenmanszaak 2] ”. De eenmanszaak is gevestigd aan de [adres 5] . De bedrijfsactiviteiten bestaan uit “groothandel in bakkerijgrondstoffen, voedings- en genotmiddelen algemeen assortiment, suiker, chocolade, suikerwerk en levensmiddelen”. [16]
Doorzoeking IV: Bedrijfsruimte van [eenmanszaak 2] in [adres 5]
Op 6 mei 2021 is de bedrijfsruimte van [eenmanszaak 2] , gelegen aan de [adres 5] , doorzocht. Het pand gelegen aan de [adres 5] bestaat uit meerdere loodsen. Blijkens de gesloten huurovereenkomsten huurt [eenmanszaak 2] drie loodsen ( [nummers] ). [17] Ten tijde van de doorzoeking van het bedrijfspand van [eenmanszaak 2] was de zoon van [medeverdachte 2] , te weten [medeverdachte 3] (verder: [medeverdachte 3] ) aanwezig.
De loods [nummer 2] was ingedeeld als winkelruimte met waterpijpen, onderdelen van waterpijpen en jerrycans met daarin glucose en glycerine. In de naastgelegen loods [nummer 3] werd door medewerkers van de FIOD een zoete geur waargenomen. Deze loods was ingedeeld in twee ruimtes. In de voorste ruimte stonden meerdere speciekuipen met daarin vloeistoffen. Ook stonden er mengmachines, gasflessen en kooktoestellen. Op de kookstellen stonden pannen met daarin vloeistoffen. Ook werden meerdere dozen met daarin tabak aangetroffen.
In de achterste ruimte stonden dozen met daarin verpakkingsmaterialen, etiketten, wikkels, labels, stickers, potjes en zakjes. Dezelfde producten werden in dozen in de loods [nummer 4] aangetroffen. [18] De verpakkingsmaterialen, etiketten, wikkels en stickers waren van de merken Al Fakher en Adalya. [19] De aangetroffen wikkels waren identiek aan de wikkels die zijn gevonden in de woning van [verdachte] . [20]
Raadpleging Douanesystemen en fabrikanten
Door een medewerker van het Boete Fraude Cluster van de Douane Eindhoven zijn de douanesystemen geraadpleegd om te controleren of aan bovengenoemde personen, dan wel locaties een accijnsvergunning is afgegeven. Uit de geraadpleegde systemen is gebleken dat aan bovengenoemde personen noch locaties een accijnsvergunning (AGP) is afgegeven. [21]
Aangezien op de hiervoor beschreven locaties verpakkingsmaterialen, etiketten, wikkels en stickers van Al Fakher en Adalya Tobacco zijn aangetroffen, heeft de FIOD contact opgenomen met deze fabrikanten.
Op 28 mei 2021 is contact opgenomen met de heer [naam 3] , Head of Group Security van [bedrijf 2]. Per e-mailbericht zijn foto’s toegestuurd van de op
6 mei 2021 aangetroffen en inbeslaggenomen producten van het merk Al Fakher met daarbij het verzoek om de foto’s te beoordelen en daarbij aan te geven of het originele producten van het merk Al Fakher betreft.
Op 13 september 2021 heeft de heer [naam 3] een e-mailbericht gestuurd met als bijlage een onderzoeksrapport van 8 juni 2021 waarin de onderzoeksbevindingen van [bedrijf 2] zijn weergegeven. Uit het onderzoek komt naar voren dat alle inbeslaggenomen producten van Al Fakher op de aangeleverde foto’s zijn beoordeeld als namaakartikelen. [22]
Op 23 september 2021 is per e-mailbericht contact opgenomen met de fabrikant van [bedrijf 3] in [vestigingsplaats 3]. Per e-mailbericht zijn foto’s toegestuurd van de op 6 mei 2021 aangetroffen en inbeslaggenomen producten van het merk Al Fakher met daarbij het verzoek om de foto’s te beoordelen en daarbij aan te geven of het originele producten van het merk Adalya Tobacco betreft.
Op 24 september 2021 is een e-mailbericht ontvangen van de heer [naam 4] , CEO van [bedrijf 3]. In het e-mailbericht schrijft de heer [naam 4] dat een technisch team van [bedrijf 3] de foto’s heeft beoordeeld en tot de conclusie is gekomen dat alle producten op de aangeleverde foto’s vals zijn en niet van [bedrijf 3] afkomstig zijn. [23]
4.4.2
Overwegingen van de rechtbank
Feit 1
4.4.2.1 Rooktabak en/of waterpijptabak
De rechtbank stelt op basis van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden vast dat op de hiervoor beschreven locaties gelegen aan de [adres 2] en de [adres 5] potjes, dozen en zakken met op tabak gelijkende substantie zijn aangetroffen en in beslag genomen. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de in beslag genomen substantie kan worden gekwalificeerd als “rooktabak” als bedoeld in artikel 32 Wet op de accijns (WA). Daarbij geldt dat waterpijptabak als rooktabak wordt aangemerkt. [24] De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat in totaal 31 monsters zijn genomen van een op tabak gelijkende substantie die op vier verschillende locaties is aangetroffen en in beslag is genomen. Op 20 mei 2021 zijn monsters overhandigd aan [inspecteur] , werkzaam bij de Belastingdienst/Douane, ter verdere afhandeling en verzending van de monsters naar het Douanelaboratorium in Amsterdam. Dit ter vaststelling of de in beslag genomen monsters op soort en samenstelling kunnen worden aangemerkt als “rooktabak”. In het proces-verbaal van bevindingen van 12 juli 2021 is vervolgens vermeld dat van de 31 onderzochte monsters in totaal 26 monsters op basis van de prejudiciële uitspraak van het Hof van Justitie van 6 april 2017, zaak C-638/15 (hierna ook: het Eko Tabak-arrest), kunnen worden aangemerkt als “rooktabak” en dus aan accijnsheffing onderhevig zijn.
De rechtbank stelt voorop dat een genomen monster pleegt te worden ingestuurd naar het Douanelaboratorium onder begeleiding van een formulier “aanvraag monsteronderzoek”. De rechtbank stelt vast dat de aanvragen monsteronderzoek ten aanzien van voornoemde
31 monsters ontbreken in dit dossier. Op basis van onderhavig dossier is daarom niet vast te stellen welke monsternames aan het Douanelaboratorium zijn aangeboden. Hierdoor ontbreekt de “
chain of evidence” omdat de rechtbank niet onomstotelijk kan vaststellen dat de door het Douanelaboratorium onderzochte monsters afkomstig zijn van de op tabak gelijkende substanties die zijn aangetroffen op de [adres 2] en de [adres 5] . Dit gebrek klemt te meer omdat er, zo volgt uit het dossier, nagenoeg op hetzelfde tijdstip op twee andere locaties eveneens hoeveelheden van op tabak gelijkende substanties in beslag zijn genomen. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat niet met de voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat hetgeen het Douanelaboratorium heeft getest ook daadwerkelijk een monstername is van de inhoud van de op 6 mei 2021 op de [adres 2] en [adres 5] aangetroffen en inbeslaggenomen op tabak gelijkende substanties. Hierdoor kunnen de uitslagen van de monsteronderzoeken niet tot bewijs dienen. Verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
Feit 2
4.4.2.2 Valse/vervalste en/of wederrechtelijk vervaardigde merken en waren
Uit de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden volgt dat op de [adres 3] en de [adres 2] en de [adres 1] verpakkingsmaterialen, etiketten, wikkels, stickers, labels, potjes en zakjes met de opdruk “Al Fakher” en “Adalya Tobacco” zijn aangetroffen. Al Fakher en Adalya Tobacco zijn bestaande merken voor waterpijptabak. Uit het dossier volgt dat – volgens de geraadpleegde experts van Al Fakher Trading Company en Adalya Tobacco – de op foto’s afgebeelde producten afwijkende kenmerken hebben en dus namaakproducten zijn. De rechtbank stelt op grond daarvan vast dat voornoemde producten, voorzien van het opschrift Al Fakher en Adalya, niet van deze fabrikanten afkomstig zijn. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de aangetroffen etiketten, wikkels, stickers, labels, potjes en zakjes vals en vervaardigd door een ander dan de rechthebbende en zonder diens toestemming.
4.4.2.3 Te koop aanbieden
Met de officier van justitie en de verdediging, is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat dat verdachte in de tenlastegelegde periode de namaakproducten van Al Fakher en Adalya Tobacco te koop heeft aangeboden. De rechtbank zal verdachte ter zake van het bestanddeel “te koop aanbieden” vrijspreken.
4.4.2.4 In voorraad hebben
De rechtbank ziet zich voorts voor de vraag gesteld of verdachte voornoemde namaakproducten in voorraad heeft gehad. Volgens vaste jurisprudentie komt dit er op neer dat verdachte de waren ter beschikking heeft – al dan niet in zijn onmiddellijke omgeving. Voor het “in voorraad hebben” is een zekere machtsrelatie vereist.
- met betrekking tot de woning gelegen aan de [adres 1]
De rechtbank stelt voorop dat bovenstaand adres in [adres 1] het woonadres van verdachte is. Tijdens de doorzoeking is op een schap in de kelderkast een postpakket aangetroffen met daarin etiketten met het opschrift “Adalya”.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij niet wist dat deze etiketten in zijn woning aanwezig waren.
In het algemeen geldt als uitgangspunt dat een bewoner de beschikking heeft over goederen in zijn eigen woning en ook weet welke goederen er in zijn woning aanwezig zijn. Er doen zich naar het oordeel van de rechtbank geen omstandigheden voor waaruit voortvloeit dat dit in dit geval anders is. Daarnaast is het niet geloofwaardig dat iemand anders in de kelderkast in de woning van verdachte namaakproducten legt zonder dat de verdachte als bewoner daarvan op de hoogte is. Verdachte had de beschikkingsmacht over de in zijn woning aangetroffen namaakproducten. De rechtbank concludeert bij gebreke van enig (reëel) alternatief scenario dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de namaakproducten van Adalya Tobacco in zijn woning.
Niet is komen vast te staan dat verdachte van het plegen van dit misdrijf zijn beroep heeft gemaakt en/of als bedrijf heeft uitgeoefend. De rechtbank spreekt verdachte van deze strafverzwarende omstandigheid vrij.
- met betrekking tot de [adres 3] en [adres 2]
Op basis van de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden staat vast dat op het adres [adres 3] en [adres 2] namaakproducten van de waterpijpmerken Al Fakher en Adalya Tobacco zijn aangetroffen.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van onderhavig dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte van de aanwezigheid van voornoemde namaakproducten op de hoogte was. De rechtbank spreekt verdachte ten aanzien van deze onderdelen van de tenlastelegging vrij.
4.4.2.5 Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat tussen verdachte en een of meer anderen een nauwe en bewuste samenwerking heeft bestaan. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 2 ten laste gelegde medeplegen.
4.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
2
hij op 06 mei 2021 in de gemeente Someren (aan de [adres 1] ), opzettelijk
- valse en wederrechtelijk vervaardigde merken, en
- waren, die op hun verpakking valselijk waren voorzien van de handelsnaam van een ander en van het merk waarop een ander recht had, en
- waren, waarop of op de verpakking waarvan een handelsnaam van een ander of
een merk waarop een ander recht had, zij het dan ook met een geringe afwijking, was nagebootst, en
- waren of onderdelen daarvan die valselijk hetzelfde uiterlijk vertoonden als een tekening of model waarop een ander recht had, dan wel daarmede slechts ondergeschikte verschillen vertoonden,
te weten wikkels (met tabak) en zakken/zakjes (met tabak) en dozen/doosjes (met tabak) voorzien van de merknaam en het/de beeldmerk Adalya in voorraad heeft gehad
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 337 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 2
De eendaadse samenloop van:
het misdrijf
: opzettelijk valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken in voorraad hebben;
en
het misdrijf:
opzettelijk waren, die zelf of op hun verpakking valselijk zijn voorzien van de handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht heeft, in voorraad hebben;
en
het misdrijf:
opzettelijk waren, waarop of op de verpakking waarvan een handelsnaam van een ander of een merk waarop een ander recht heeft, zij het dan ook met een geringe afwijking, is nagebootst, in voorraad hebben;
en
het misdrijf:
opzettelijk waren of onderdelen daarvan die valselijk hetzelfde uiterlijk vertonen als een tekening of model waarop een ander recht heeft, dan wel daarmee slechts ondergeschikte verschillen vertonen, in voorraad hebben.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 162 dagen, waarbij hij een korting van 10% (18 dagen) heeft toegepast wegens overschrijding van de redelijke termijn.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadslieden hebben primair integrale vrijspraak bepleit. Indien en voor zover de rechtbank wel tot een bewezenverklaring van een of meer tenlastegelegde feiten komt, hebben de raadslieden subsidiair het opleggen van een taakstraf bepleit.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en ernst van het gepleegde feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in voorraad hebben van een hoeveelheid merkvervalste goederen. Door zo te handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op het merkenrecht van [bedrijf 2] en [bedrijf 3]. Daarnaast heeft verdachte schade berokkend aan de rechthebbenden van de merkrechten op deze goederen. De merkhouders lopen inkomsten mis als potentiële klanten de namaakartikelen kopen in plaats van de originele artikelen. Verdachte heeft niet stilgestaan bij de economische schade die zijn handelen heeft veroorzaakt. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 2 april 2024. Hieruit blijkt dat verdachte op 11 maart 2022 door de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland is veroordeeld wegens het medeplegen van mishandeling tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand met een proeftijd van twee jaren en dat artikel 63 Sr van toepassing is.
De redelijke termijn
De rechtbank is van oordeel dat er rekening mee moet worden gehouden dat de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Op 6 mei 2021 heeft in het kader van het strafrechtelijk onderzoek een doorzoeking plaatsgevonden op zowel het vestigingsadres van de eenmanszaak van verdachte als zijn woonadres. Op dat moment is jegens verdachte een handeling verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De rechtbank stelt aldus vast dat op 6 mei 2021 de redelijke termijn is aangevangen waarbinnen verdachte dient te worden berecht. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting moet worden afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. De datum van dit vonnis betreft 7 november 2024 wat een overschrijding van de redelijke termijn betekent. Deze termijnoverschrijding komt voor rekening van het Openbaar Ministerie, nu niet is gesteld of gebleken dat sprake is van bijzondere omstandigheden die overschrijding van de redelijke termijn kunnen rechtvaardigen.
De op te leggen straf
De rechtbank komt tot een lagere straf dan de officier van justitie heeft geëist omdat zij verdachte integraal vrijspreekt van het onder 1 ten laste gelegde en partieel vrijspreekt van het onder 2 ten laste gelegde. Alles afwegende, zal de rechtbank aan verdachte opleggen een geldboete ter hoogte van € 1.000,00 waarvan € 500,00 voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Het voorwaardelijk strafdeel dient als stok achter de deur om te voorkomen dat verdachte in de toekomst opnieuw strafbare feiten pleegt.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
Op de beslaglijst van 12 juli 2024 staan de volgende in beslag genomen goederen:
STK Personenauto [kenteken 2]
5000 EUR
6800 EUR
8200 EUR
3100 EUR
1 STK Administratie
1 STK Sleutel (met papieren)
1 STK Verpakkingsmateriaal
1 STK GSM (Samsung beschadigd)
1 STK GSM
1 STK GSM
1 STK GSM
1 STK GSM
1 STK Administratie
1 STK Administratie (voertuigboekje met kentekenbewijs)
De officier van justitie heeft het volgende standpunt ingenomen:
  • De personenauto (nummer 1), bijbehorende sleutel (nummer 7), geldbedragen (nummers 2 t/m 5) en het voertuigboekje met kentekenbewijs (nummer 15) moeten worden verbeurdverklaard;
  • Het verpakkingsmateriaal (nummer 8) moet worden onttrokken aan het verkeer
  • De administratie (nummers 6 en 14) en GSM’s (nummers 9 t/m 13) moeten worden teruggegeven aan verdachte.
De raadslieden hebben betoogd dat de personenauto, bijbehorende sleutel en het voertuigboekje met kentekenbewijs aan verdachte moeten worden teruggegeven. Voor het overige hebben de raadslieden zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat het op de beslaglijst vermelde verpakkingsmateriaal (nummer 8) vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer, aangezien met dit voorwerp het onder 2 bewezenverklaarde feit is begaan.
De rechtbank zal de teruggave gelasten aan verdachte van de op de beslaglijst vermelde personenauto (nummer 1), bijbehorende sleutel (nummer 7), de geldbedragen (nummers 2 t/m 5), het voertuigboekje met kentekenbewijs (nummer 15), de administratie (nummers 6 en 14) en de GSM’s (nummers 9 t/m 13).

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24c, 36b, 36c, 55 en 63 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 2
het misdrijf
: opzettelijk valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken in voorraad hebben;
en
het misdrijf:
opzettelijk waren, die zelf of op hun verpakking valselijk zijn voorzien van de handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht heeft, in voorraad hebben;
en
het misdrijf:
opzettelijk waren, waarop of op de verpakking waarvan een handelsnaam van een ander of een merk waarop een ander recht heeft, zij het dan ook met een geringe afwijking, is nagebootst, in voorraad hebben;
en
het misdrijf:
opzettelijk waren of onderdelen daarvan die valselijk hetzelfde uiterlijk vertonen als een tekening of model waarop een ander recht heeft, dan wel daarmee slechts ondergeschikte verschillen vertonen, in voorraad hebben.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot betaling van
een geldboete van € 1.000,00 (zegge: duizend euro);
- bepaalt dat van deze geldboete een gedeelte groot van
€ 500,00 (zegge: vijfhonderd euro), niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- beveelt dat bij niet volledige betaling van zowel het onvoorwaardelijke als voorwaardelijke deel van de geldboete in geval van tenuitvoerlegging telkens vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
10 (tien) dagen;
de in beslag genomen voorwerpen
- verklaart onttrokken aan het verkeer het op de beslaglijst genoemde voorwerp, te weten verpakkingsmateriaal (nummer 8);
- gelast de teruggave van de op de beslaglijst genoemde voorwerpen, te weten een personenauto (nummer 1), de bijbehorende sleutel (nummer 7), de geldbedragen (nummers 2 t/m 5), het voertuigboekje met kentekenbewijs (nummer 15), de administratie (nummers 6 en 14) en de GSM’s nummers 9 t/m 13).
Dit vonnis is gewezen door mr. ing. M.S. de Waard, voorzitter, mr. H. Manuel en
mr. F.M.A. ’t Hart, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.N. Esajas, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 7 november 2024.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Belastingdienst/FIOD met nummer 68011 / KONIK. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van verdenking van [verdachte] van 19 augustus 2020, AMB-001, p. 568 t/m 571.
3.Het overzichtsproces-verbaal van 12 november 2021, AD-001-01, p. 16.
4.Een geschrift, zijnde een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel van 15 juni 2021, betreffende [eenmanszaak 1] , DOC-087, p. 2129 en 2130.
5.Het proces-verbaal van inzet technisch hulpmiddel (inclusief bijlage) van 26 april 2021, BOB-016-07, p. 1437 t/m 1439.
6.Het proces-verbaal van bevindingen (camerabeelden loods [adres 3] d.d. 8 april 2021) van 14 april 2021, AMB-033-01, p. 704 t/m 720.
7.Een geschrift, te weten een opslagovereenkomst [nummer 5] van 13 februari 2021, BOB-023-03, p. 1495 t/m 1499.
8.Het proces-verbaal van verstrekking gevorderde gegevens ex art. 126nd lid 1 Sv van 7 mei 2021, BOB-023-03, p. 1493.
9.Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming (opslagruimte [nummer 1] bij [bedrijf 1] [vestigingsplaats 2] , [adres 2] ) van 7 mei 2021, IBN-D-006-01, p. 1796 t/m 1798.
10.Een geschrift, te weten een lijst van inbeslaggenomen goederen (object D) van 6 mei 2021, IBN-D-006-03,
11.Een geschrift, de bijlage behorende de nadeelberekening verband houdende met het strafrechtelijk onderzoek Konik, AMB-068-01, p. 1153.
12.Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming (woning [adres 1] ) van
13.Het proces-verbaal van bevindingen (onderzoek fysiek beslag pand A) van 15 juni 2021, AMB-058-01, p. 978 t/m 982.
14.Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming ( [adres 3] ) van
15.Het proces-verbaal van bevindingen (onderzoek inbeslaggenomen voorwerpen pand C) van 25 juni 2021, AMB-060-01, p. 1008 t/m 1018.
16.Het overzichtsproces-verbaal van 12 november 2021, AD-001-01, p. 9.
17.Het proces-verbaal van bevindingen (onderzoek huurovereenkomsten [adres 5] ) van 14 juni 2021, AMB-054-01, p. 939 t/m 941.
18.Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 11 mei 2021, IBN-E-007-01, p. 1822 t/m 1825.
19.Het proces-verbaal van bevindingen (onderzoek inbeslaggenomen voorwerpen pand E) van 28 juni 2021, AMB-057-01, p. 948 t/m 950.
20.Het proces-verbaal van bevindingen (onderzoek fysiek beslag pand A) van 15 juni 2021, AMB-058-01, p. 979, zesde alinea.
21.De processen-verbaal van ambtshandeling van de Douane Eindhoven van 10 mei 2021 en 31 mei 2021, AMB-044-01 en AMB-044-02, p. 797 en 798.
22.Het proces-verbaal van bevindingen (onderzoek Al Fakher producten) van 20 september 2021, AMB-053-01, p. 937 en 938.
23.Het proces-verbaal van bevindingen van 24 september 2021 (onderzoek Premium Hookah Tobacco), AMB-076-01, p. 1170 en 1171.
24.ECLI:NL:PHR:2023:1173, r.o. 6.29.